130 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 8 October 1895. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 8 October 1895. 131 VERORDENING regelende den rang het getalde benoemingde be zoldiging enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeentewerken. en wethouders de raadscommissie voor de openbare werken en andere raadscommissiën van voorlichting omtrent alle bij hen in behandeling zijnde zaken. In de gewone vergaderingen van burgemeester en wethou ders brengt hij verslag uit omtrent de afgeloopen werken en doet hij voorstellen omtrent hetgeen voorziening eischt. Hij dient den directeur der gemeentelijke gasfabriek en dien der stadsreiniging van raad en medewerking voor zooveel be treft het onderhoud, de vernieuwing ol stichting van gebouwen tot die tak van dienst behoorende en ontwerpt de daartoe noodige plannen en bestekken. De heer Duparc stelt voor, het le lid van dit artikel te lezen „Hij dient burgemeester en wethouders, de raadscom missie voor de openbare werken en andere raadscommissiën van voorlichting omtrent alle bij hen in behandeling zijnde zaken, indien dit wordt verlangd." Burgemeester en wethouders nemen dit amendement over en daarop wordt het gewijzigd artikel vastgesteld. Artt. 14, 15 en 16 blijven onveranderd. Art. 17. „Hij overtuigt zich zooverre mogelijk persoonlijk omtrent eene goede uitvoering van alle werken in het bijzon der ook, dat dit geschiedt overeenkomstig de daarvoor gemaakte bestekken en voorwaarden." De heer Duparc geeft in overweging het woord „dit" door „deze" te vervangen. De heer Dijkstra vraagtof het niet beter is de woor den „zooveel mogelijk" te doen vervallen. Hij wenscht de ge- heele verantwoordelijkheid op den directeur te brengen. De instructie van 1873 gaf den directeur de bevoegdheid, zich door den hoofdopzichter en de opzichters te laten bijstaan, doch in 1881 is die bepaling uit de instructie vervallen. De Voorzitter wijst er op, dat de verantwoordelijkheid van den directeur door de bedoelde twee woorden niet wordt weggenomen of verzwakt maar het spreekt van zelf, dat et- vele werken voorkomen waarbij het den directeur onmogelijk is zelf tegenwoordig te zijn. Men heeft dus te kiezen tus- schen twee of een imperatief voorschriftdat een doode let ter zal blijken te zijn of eene bepaling als de voorgestelde waarvan de uitvoering mogelijk is. Burgemeester en wethou ders verkozen het laatste. De heer Dijkstra zegt, dat, indien de directeur in ieder geval de verantwoordelijke ambtenaar blijfthij zich niet te gen vaststelling van dit artikel zal verklaren. Het artikel 17 wordt hierop gewijzigd overeenkomstig het voorstel van den heer Duparc vastgesteld. Artikelen 18 en 19 worden zonder discussie aangenomen. Art. 20. Hij behoeft van burgemeester en wethouders ver lof indien hij zich voor langer dan drie dagen buiten de ge meente wenscht te begeven voor korteren tijd kan het verlof door den burgemeester worden verleend. De heer Duparc meentdat deze redactie eenigszins moet worden gewijzigd, ten einde beter te doen uitkomen, voor wel ken tijd de directeur verlof van burgemeester en wethouders en voor welken van den burgemeester moet bekomen. Spr. stelt voor het artikel aldus te lezen Hij behoeft verlof van burgemeester en wethouders indien hij zich voor langer dan drie dagenvan den burgemeester indien hij zich voor korteren tijd buiten de gemeente wenscht te begeven. I Na eenige bespreking tusschen den voorzitter en den heer Duparc wordt het amendement aangenomen zonder hoofdelijke stemming. Art. 21. Hij mag geene andere openbare betrekking of eenig beroep of nering uitoefenen noch middellijk of onmid dellijk deelnemen aan pachten leveringen of aannemingen rechtstreeks of zijdelings ten behoeve der gemeente of van gemeentelijke instellingen. Hiervan is uitgezonderd de betrekking van brandmeester. Evenmin mag hij zich, hetzij binnen of buiten de gemeente, belasten met het opmaken van ontwerpen teekeningen be stekken of begrootingen van kosten van werken ten behoeve van anderen noch het toezicht over de uitvoering van zooda nige werken uitoefenen. De heer Troelstra stelt namens burgemeester en wethou ders voor, de laatste alinea van dit artikel te lezen Zonder bepaalde vergunning van burgemeester en wethou ders mag hij zich hetzij binnen of buiten de gemeenteniet belasten met het opmaken van ontwerpen teekeningen be stekken of begrootingen van kosten van werken van anderen. Voor het houden van toezicht over de uitvoering van zoodanige werken kan geene vergunning worden verleend. De heer Duparc stelt voordit artikel te lezen „Het is hem verboden 1°. eenige andere openbare betrekking, behalve die van brand meester of eenig beroep of eenige nering uit te oefenen of middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan pachten leve ringen of aannemingen, rechtstreeks of zijdelings ten behoeve der gemeente of van gemeentelijke instellingen. 2<>. zich, hetzij binnen hetzij buiten de gemeente te belas ten met het opmaken van ontwerpen, teekeningen, bestekken of begrootingen van kosten van werken ten behoeve van ande deren of het toezicht op de uitvoering van zoodanige werken uit te oefenen. Dit amendement wordt voldoende ondersteund. De heer Troelstra heeft bij de behandeling van art. 7 der verordening, de bedoeling van buigemeester en wethoudeis ontwikkeld. Zij wenschen eene uitzondering te kunnen maken voor werkzaamheden die de directeur in zijne huiskamer ge durende zijn vrijen tijd kan verrichten. Door het afhankelijk te maken van eene vergunning van burgemeester en wethou ders wordt misbruik voorkomen. Die vergunning zal echter niet voor het toezicht houden worden verleend. Spr. moet er op wijzen dat de bezoldiging van den direc teur niet zeer hoog is de directeur van de gasfabriek heeft 2800 en vrije woning de directeur van de reiniging heeft 2600. Men kan dus niet zeggendat de betrekking van directeur der gemeentewerken, eene betrekking van groot ver trouwen, ruim wordt beloond. Er is niets tegen, dat de direc teur der gemeentewerken n i en dan eens als arbiter of als lid eener jury optreedt. Zoo ook wat de opzichters betreftspr. vindt 't wel wat krasom iemand als de gemeentedienst zijn tijd niet in be slag neemt en hij rustig thuis zit, te verbieden, er nog iets bij te verdienen. Er moet echter een band en waarborg tegen mis bruik zijn, door de verplichting, om voor elk geval op zich zelf vergunning te vragen. De jaarwedden der opzichters zijn ook niet hoogzij kunnen als particuliere opzichters allicht meer verdienen. De heer Bekhuis acht, vooral na de laatste woorden van den heer Troelstra, eene strenge verbodsbepaling noodig. Die geachte spreker wil aan burgemeester en wethouders de be voegdheid laten eene uitzondering te maken, maar de onder vinding gedurende de laatste jaren opgedaan doet bet spr. niet wenschelijk achten, wijziging te brengen in het oorspron kelijk voorgestelde artikel 21 dat overeenkomt met de door den heer Duparc voorgestelde wijziging. Het zeggen van den heer Troelstra dat de tractementen niet hoog zijn en de ambtena ren er wel wat bij mogen verdienen, doet vooruit zien, dat van de bevoegdheid door burgemeester en wethouders een ruim gebruik zal worden gemaakt. Spr. maakt zijne stem afhankelijk van het onveranderd be houd van artikel 21 en verwacht dan de verzekering van bur gemeester en wethoudersdat zij eene bepaling van gelijke strekking in de instructiën van den hoofdopzichter en de op zichters zullen opnemen. De heer Dijkstra deelt volkomen het gevoelen van den heer Bekhuis, om in deze verordening een stellig verbod te hebben om voor anderen te werken. Deze ambtenaren heb ben een gewichtigen uitgebreiden werkkring, wier goede vervul ling hun volle krachten geheel in beslag neemt. De heer Troelstra zeide dat de jaarwedde van den direc teur der gemeentewerken 2400 en die van den directeur der gemeentereiniging ƒ2600 bedraagt. Het laatste is eene ver gissing, daar laatstgenoemde ook 2400 genietterwijl de jaarwedde van den directeur der gemeentewerken binnen de grenzen dezer verordening op 2800 kan worden gebracht. Spr. ziet evenwel geen reden tot dadelijke verhooging ook omdat de wanverhoudingen die er vóór 25 jaren bestonden, van tractementen en loonen tot de winsten van handel en be drijf en tot de hooge prijzen der levensbenoodigdheden tenge volge van de algemeene welvaart, thans niet meer bestaan. En waar de directeur in zijn rapport schrijft, dat particulier werk van zijne ondergeschikten verkeerd werkt voor den gemeente dienst, meent spr., dat dit den directeur niet mag worden toe gestaan. De heer Troelstra stelt als subamendement op het amen dement van den heer Duparc voor, sub 2o achter het woord „anderen" in te lasschen: „zonder bepaalde vergunningjvan bur gemeester en wethouders." Dit subamendement wordt voldoende ondersteund. De heer Wolff doet opmerken datindien het subamen dement wordt aangenomen er gegronde vrees bestaat, dat de verbodsbepaling in de slotalinea een wassen neus wordt. Het verbod kan gemakkelijk worden ontdoken door het toezicht door een ander te doen plaats hebben met wien de directeur over het werk kan spreken terwijl hij dus feitelijk het toe zicht blijft uitoefenen. Ditin verband met de groote verant woordelijkheid welke blijkens de motievendoor den heer Troelstra aangevoerd uit de aanneming van het amendement voor burgemeester en wethouders zullen voortvloeien en die spr. hen niet wenscht te doen dragen zal hem doen tegen stemmen. De heer Dijkstra wenscht er nog op te wijzen waar het klaarblijkelijk de bedoeling van het subamendement is, den di recteur in de gelegenheid te stellen zijn inkomen te verhoo- gen dat de gemeenteambtenaren door de verordening op de pensioensregeling in belangrijk betere conditie zijn gekomen. De beraadslagingen worden gesloten. Het subamendement van den heer Troelstra wordt in stem ming gebracht en verworpen met 16 tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren Troelstra en Reeling Brouwer Het amendement- van den heer Duparc wordt zonder hoof delijke stemming aangenomen. Art. 22 wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Hierop wordt de instructie in haar geheel en daarna de ver ordening regelende den rang enz. van de ambtenaren en werklieden aan de gemeentewerken in haar geheel zonder hoofdelijke stemming vastgesteld als volgt: Art. 1. Tot de gemeentewerken worden geacht te behooren, behalve alle werkengebouwen en inrichtingen voor den publieken dienst of ten dienste van allen bestemdal hetgeen naar het burgerlijk recht eigendom der gemeente is met uitzondering van datgene, waarvan het aanschaffen of het onderhoud krach tens de wet of wettelijke verordeningen aan bepaalde perso nen, colleges of commissiën is of mocht worden opgedragen. Art. 2. Voor den dienst der gemeentewerken worden aangesteld a. een directeur b. een hoofdopzichter c. vier opzichters, waarvan een voor de plantsoenen d. een of twee klerken e. het vereischte getal vaste werkliedenwaaronder behoo ren de schoonmaaksters. Het personeel, onder letters c—e vermeld, kan door burge meester en wethouders tijdelijk worden uitgebreidindien zij dit noodig oordeelen. Art. 3. De directeur wordt door den raad benoemd alle overige vaste en tijdelijke beambten en alle vaste werklieden door burgemeester en wethoudersna den directeur te hebben gehoord. De aanstelling van tijdelijke werklieden geschiedt door den directeur onder goedkeuring van burgemeester en wethouders. Art. 4. De benoeming van een directeur geschiedt uit eene voor dracht van drie personen door burgemeester en wethouders in te dienen. Art. 5. De bezoldiging bedraagt voor den directeur ten minste ƒ2400 en ten hoogste ƒ2800, voor den hoofdopzichter ten minste ƒ1200 en ten hoogste ƒ1600, voor de opzichters ten minste ƒ800 en ten hoogste 1200, voor de klerken ten minste 300 en ten hoogste 600. Het juiste bedrag der bezoldiging wordt voor ieder bij af zonderlijk besluit bepaaldvoor wat den directeur aangaat door den raad en wat de overige beambten betreft door bur gemeester en wethouders. De loonen der werklieden en der tijdelijke beambten worden door burgemeester en wethouders vastgesteld. Art. 6. De raad stelt de instructie voor den directeur vast. De instructiën voor den hoofdopzichterde opzichters en de klerken worden vastgesteld door burgemeester en wethouders. Zij deelen die mede aan den raad. Art. 7. Bij ziekteafwezigheid of ontstentenis van den directeur wordt hij vervangen door den hoofdopzichter. De instructie voor den directeur is dan op hem van toepassing.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1895 | | pagina 7