144 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 9 November 1895.
betrekkelijk hoog omdat dit een vastebijna onveranderlijke
bijdrage dient te zijn, met het oog op de stabiliteit der inkom
sten op de begrooting levert de fabriek meer winstdan is
dit in het voordeel der gemeente, in h't tegenovergestelde ge
val zal toch de gemeente de schade moeten dragen.
In 1894 heett de zuivere winst voor de gemeente bedragen
25325.70 maar een bedrag van 7200 voor renten en
ƒ16000 voor aflossing van kapitaal staat daartegenover. Dit
is in de nota van den heer Duparc dan ook niet te vinden
daarin zijn alleen de winsten, alzoo de lusten en niet de las
ten te vinden.
Indien men nagaat, waarmede de gasfabrieken in andere ge
meenten worden belastziet men dat de toestand hier niet
ongunstig is. In den Haag wordt ƒ435000 aan de ge
meente betaald op een inkomst van bijna anderhalf millioen.
In die gemeente wordt ook eene retributie wegens liet gebruik
van gemeentegrond betaald en in Groningen bestond tot
in 1895 eene dergelijke regeling; nu wordt daar IJ cent gehe
ven van eiken kubieken meter verbruikt gas, wat 6291 op
brengt.
De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat in de naaste toe
komst betrekkelijk groote uitbreidingen of verbeteringen zul
len moeten plaats hebbenwaarin de gemeente zal moeten
voorzien door eene leening de rente dier leening zal 3 of 3J
pCt. bedragenterwijl de gasfabriek alsdan wederom zal wor
den bezwaard met 5 pCt. dier leening; dat is toch een zeer
vicieuse toestand. Wilde men de rentebetaling en aflossing ten
laste van de fabriek brengen dan zou de retributie voor het
gebruik van gemeentegrond bijv. op 50 cent kunnen worden
gebracht. Hier is het al weer 1' art de grouper les chifïres.
Er moet eene an lore regeling worden gemaakthet gaat
niet aan om den rentepost telkens te verhoogen.
De heer Duparc komt in zijne becijfering tot het resultaat
dat de gemeente sedert 1865 van de gasfabriek heeft genoten
een winst van 493,788.29, maar hij heeft hierbij niet de af
lossingen in de berekening opgenomen. Het bedrag der winst
is volgens die becijfering op 16000 per jaar en de rente is
dan berekend naar de rente die de gemeente zelve heeft be
taald niet naar de rente, die eene mdustrieele onderneming
zou moeten betalen, d.i. minstens 4 a 5 pCt.
Burgemeester en wethouders is het te doen om een vasten
basis le krijgen waardoor eene afdoende verbetering zal tot
stand komen. Men zie niet voorbij dat het slechts cijfers op
papier zijn en dat niet alleen de winstmaar ook alle even-
tueele verlies voor rekening der gemeente komt.
Noch de raad, noch de gasverbruikers behoeven ongerust te
zijn over de nieuwe regelingzij kunnen er zich veilig bij
neerleggen.
De regelingzooals die door den heer Bekhuis in breede
trekken is aangegeven, acht spr. met het oog op de gemeente
begiooting moeilijk uitvoerbaar. Voorzichtigheid blijve steeds
aangeraden onderscheidene inkomsten verminderen o.a. die
van de stadsreiniging.
De heer Duparc mag het stilzwijgen niet bewaren op de
vraag van den heer Reeling Brouwer, waarom hij die vroe
ger zoo'n lange reeks van jaren lid van de commissie voor de
gemeentelijke gasfabriek is geweestniet destijds eene andere
regeling heeft doen tot stand brengen. Behoorde dit geachte
lid tot de oudere raadsleden hij zou weten dat spr. vroeger
bij herhaling pogingen daartoe heeft gedaan doch hij bleef
steeds in de minderheid. Hij heeft dit straks ook duidelijk ge
noeg in herinnering gebrachtdoch dit is zeker den geachten
wethouder ontgaan.
De heer Reeling Brouwer wees er ook op dat op de ge
meente-begrooting altijd een post voor aflossing van schuld,
ten behoeve van de gasfabriek aangegaan voorkwam. Dit is
juistmaar spr. moet daartegenover doen opmerkendat
de rentebetalingen en de aflossingen in al die jaren aan de
gemeente niets heeft gekostdaar een en ander steeds uit de
overwinst van de gasfabriek van het vorige jaar werd betaald.
Spr. erkent gaarne, dat eene goede regeling te treffen moei
lijk is maar het correctief van burgemeester en wethouders
is zijns inziens ten eenenmale verwerpelijk.
Op de gemeente-begrooting voor 1896 komt een winst van
ƒ21,000 uit de gasfabriek voor; wil men werkelijk dit bedrag
ontvangen, dan zal, spr. herhaalt het, bij eene geringe stij
ging van de kolenprijzen de gasprijs dadelijk moeten worden
verhoogd. De heer Reeling Brouwer zeide weldat de gas
prijs wordt beheerscht door de kolenprijzen maar men moet
toch ook letten op meerdere of mindere opbrengst van de ne
venproducten.
Den heer van Sloterdijck deed het genoegen dat de
heer Beucker Andrese het initiatief nam om een poging aan
te wenden tot het brengen van licht in de financieele verhou
ding tot de gasfabriek en hij had zich ook niet anders voorge
steld of burgemeester en wethouders zouden die poging in de
hand werken. Dit is nu geschied. De heer Beucker Andreaï
wil vereenvoudiging, burgemeester en wethouders evenzeer.
Spr. meendedat men nu uit den doolhof zou geraken. Bur
gemeester en wethouders zeggendat „waar uit de winsten
„van de gasfabriek rente wordt betaald van een zeker kapitaal
„wegens leeningen, ten haren behoeve aangegaan, uit die winst
„ook de aflossing der bestaande schuld dient te worden ge
bonden.
„De gemeente is aansprakelijk voor rentebetaling en aflos
sing der door haar aangegane geldleeningen die gevonden
„moeten worden uit de plaatselijke inkomsten waartoe o. m.
„ook het overschot der exploitatie van de gasfabriek behoort.
„Dit is in 't kortmeenen burgemeester en wethouders de
financieele verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek."
Wat is nu de conclusie Deze dat over alle duisternis
nog een sluier wordt geworpendat alles neêrkomt op het
heffen van eene retributie voor het gebruik van gemeentegrond.
Deze maatregel is genoemd een radicaal middelmaar is
het wel een rationeel middel vraagt spr. Hij gelooft van
niet; de duisternis wordt er niet door opgeheven.
Spr. voelt dan ook onverdeelde sympathie voor het denk
beeld van den heer Bekhuis den eenigen weg, waarlangs men
tot een zuiveren toestand kan geraken dan verkrijgt men vol
doende licht en eene begrijpelijke oplossingdie nog na jaren
begrepen zal worden. Op het denkbeeld van den heer Bek
huis heeft spr. alleen dit af te dingen, dat deze het onderzoek
wil doen beginnen bij de overneming der fabriek door de ge
meente. Voor de vereenvoudiging zou spr. willen beginnen
met den toestand, zooals die zal zijn op 1 Januari 1896, want
alles wat daaraan is voorafgegaan was het gevolg van eene
regeling der financieele verhouding die eerst nu onjuist wordt
verklaard. Dit is echter een zaak van secundair belang.
Dat de door burgemeester en wethouders voorgestelde maat
regel in hun eigen schatting niet afdoend isblijkt uit de
woorden van den heer Reeling Brouwerdie releveerdedat
eene regeling waarbij rentebetaling en aflossing ten laste van
de exploitatie-rekening der fabriek kwam, bestaanbaar is, in
welk geval de retributie voor het gebruik van gemeentegrond
op 50 cent de strekkende meter kon worden bepaald dit zou
rationeeler zijn dan 1.25 te stellen en alles hiermede afge
daan te doen zijn.
De leeningen voor de gasfabriek luiden en niet zonder op
zet dat zij zijn aangegaan ten behoeve der fabriekzoodat de
aflossingen uil hare winst zullen moeten worden geputhetzij
direct in de exploitatie-rekening hetzij indirect in de gemeen
te-begrooting.
Er is door een der vorige sprekers subsidair gewezen op
andere gemeentenwaar de gemeente een zeker percentage
ontvangt van het verbruikte gas dit is eene belasting op het
gebruik van gas en daarom volgens spr. niet aan te bevelen.
In het kortspr. kan niet met het voorstel van burgemees
ter en wethouders medegaandit neemt de duisternis niet
weg en is niet notarieel.
De heer ReeÜOg Brouwer herhaalt dat de heer Du
parc wel winstcijfers noemt en deze in rekening brengtmaar
de cijfers van de aflossingen niet. Spr. vindt 't vicieustel
kens weer op die cijfers te wijzen, die werkelijk toch niet zoo
groot en belangrijk zijn als ze wel schijnen en aanleiding kun
nen geven tot aandrangom den gasprijs te verlagen waar
van toch geen sprake zou kunnen zijn.
De heer Dijkstra acht zich verplichtzich te scharen
aan de zijde van henvoor wie de financieele verhouding tus
schen de gasfabriek en de gemeente niet heidei is. Het doet
hem dus genoegen dat burgemeester en wethouders eene be
tere regeling wenschen maar met hun onderwerpelijk voorstel
kan hij niet medegaan.
Hij geeft gaarne toedat eene goede regeling moeielijk is.
De heeren Bekhuis en Reeling Brouwer noemen den voorge
stelden maatregel eenvoudig en radicaalmaar eerstgenoemde
acht dien toch onuitvoerbaar. Spr. gaat hierin geheel met hem
mede. Hij gaat nog verder en noemt dien maatregel willekeu
rig ten opzichte van den maatstaf en het voorbeeld in andere
gemeenten betrekkelijk het heffen eener retributie voor het ge
bruik van gemeentegrond.
Hoofdzaak is, te geraken tot een zuiverder rekening. Wil
men daarvoor andere gemeenten tot voorbeeld nemen, dan
moet men ook op de hoogte zijn van den geheelen toestand
aldaar liever wil spr. met den heer Bekhuis op eigen terrein
zich bewegen en zoeken naar goede cijfers tot grondslag voor
eene meer zuivere rekening. Hierdoor zal men eene regeling
krijgen waarvan men na 25 jaren niet meer zal kunnen zeg
gen dat zij onduidelijk iswat met de door burgemeester en
wethouders voorgestelde regeling wel het geval zal zijn.
De heer Troelstra acht het een gelukkige omstandigheid,
dat men de zaak kan behandelen op een tijdstip dat er geen
aandrang is tot verlaging van den gasprijs. Van verlaging zal
echter in de eerste jaren met het oog op rentebetaling en af
lossing wel geen sprake kunnen zijntenzij de kolenprijzen
belangrijk mochten worden verlaagd.
En toch komt de geheele kwestie neer op de bepaling van
den gasprijs. Wanneer behoortindien er geen belangrijke
verandering is in den prijs der grondstoffende gasprijs te
worden verhoogd of verlaagd Voor de beantwoording van
deze vraag dient men eenige gegevens te hebben en daarom
moet de financieele verhouding der gasfabriek tot de gemeente
worden geregeld.
Spr. vindtdat de discussiën wel wat omvangrijk en zwaar
worden. De zaak is toch met zoo ingewikkeldintegendeel
hoogst eenvoudig. Indertijd heelt men eene regeling betref
fende de financiëele verhouding van de gasfabriek tegenover de
gemeente gemaakt en is men begonnen met rente te laten be
talen van de door de gemeente ten behoeve der fabriek ge
leende gelden. Daarmede is men voortgegaan, zonder er eenige
winstuitkeering tegenover te stellen maar dit is geene regeling.
Men wil nu daarmede breken doch wat moet men in de plaats
stellen en op welk standpunt zich plaatsen Ditdat men
moet handelen alsof men met eene particuliere zaak te doen
had en zich de vraag stellen welke voorwaarden men daar
aan moet stellen.
Hij stelt al aanstonds op den voorgronddat men niet moet
uitgaan van het denkbeelddat het monopolie in handen van
de gemeente is wantde fabriek is door de gemeente over
genomen juist om het misbruik van monopolie te voorkomen.
De gemeente echter mag een billijke winst nemen voor haar
beheer, voor de risico, die zij bij deze onderneming heeft, enz.
Indien op dit oogenblik eene gasfabriek door een particulier
zou worden opgericht zou men tot hem zeggen ziehier een
stuk gemeentegrond bouw er eer.e fabriek op, leg uwe buizen
in gemeentegrond en betaal voor een en ander eene grond
rente of retributie aan de gemeente. Dit nu achtte men ook
hier den besten weg men heeft dan een maatstaf, die ver
band houdt met de uitbreiding der fabriek en bijgevolg met de
productie. Spr. wijst er op dat in het voorstel geen sprake
is van retributie voor de gebouwen der fabriek. Nu kan men
twisten over het bedrag der retributie maar het standpunt is
zuiver en goed.
Burgemeester en wethouders willen met het bestaand stel
sel breken. Te beginnen met het jaar 1896 willen zij eene
andere rekening aan de fabriek doen opzetten en een andere
rekening-courant met de gemeente openenwaarin de kosten
van exploitatie, de retributie, de van de gemeente geleende som
men enz. worden opgenomen. Dan kan tegenover de gemaakte
winst worden beoordeeld, of er aanleiding bestaat in den gas
prijs al of niet verandering te brengen.
De bezwaren van den heer Bekhuis gelden eigenlijk alleen
de boekhouding. Deze ook wil de boekhouding wijzigen maar
hiertoe moet men een stelsel hebben; burgemeester en wet
houders meenen dit gevonden te hebben in den door hen voor
gestelden maatregel in andere gemeenten berekent men ook
eene dergelijke retributie of men stelt eene uitkeering van de
gemeente vastberekend over de geleverde hoeveelheid gas.
Spr. acht het denkbeeld van burgemeester en wethouders het
bestevan duisternis kan z.i. daarbij geen sprake zijn. De
Wijze van boeking moet zich regelen naar het hier genomen
besluitdat komt later.
De heer OosterhofF deelt mede dat hij de vergadering
der gascommissiewaarin deze zaak is behandeldwegens af
wezigheid niet heeft kunnen bijwonen. Hij wil echter nu
gaarne verklarendat hij in hoofdzaak met het denkbeeld van
den heer Bekhuis zou hebben medegegaan. Misschien heeft
hij den heer Troelstra niet begrepen maar hij voelt diens be
zwaar daartegen niet. De heer Bekhuis wil den goeden weg
op en een gezond standpunt innemenwaardoor alle geheim
zinnigheid zal verdwijnen.
Spr. wenscht nog eene vraag te doenkan er in de finan
ciëele verhouding tusschen fabriek en gemeente niet bovendien
nog eene vereenvoudiging worden aangebracht. Het is hem
nooit helder geweestdat men zich op het standpunt moet
plaatsendat de gasfabriek eene industriëele onderneming is.
Hij stelt zich de zaak aldus voor: In vroegere jaren zorgde
de gemeente voor de straatverlichting door olielampen later
is dit veranderd eerst door oprichting van eene particuliere
gasfabriekdaarna door exploitatie van die fabriek van ge
meentewege.
Waarom moet nu deze fabriek vraagt spr., aan de gemeente
betalen voor het gebruik van gemeentegrond en verderwaar
om moet de gemeente aan de fabriek betalen voor de straat
verlichting Oppervlakkig beschouwd en misschien ziet spr.
hierin mis zou het een zoowel als het andere kunnen ver
vallen. Het is een over en weer ontvangen en betalen in en
uit één beurs, die van de gemeente.
De heer van Sloterdijck verklaartdat de zaak na de
verdediging van het voorstel door twee der wethouders hem
niet duidelijker is geworden. De heer Troelstra heeft eene
schets gegeven; op 1 Januari 1896 zou de waarde der fabriek
gefixeerd worden en een rekening-courant worden geopend.
Hierop wordt echter de domper gezet en alles komt neer op
het betalen van eene retributie per strekkenden meter voor
j gebruik van gemeentegronddit is eene betaling waarbij van
rekening-courant schijn noch schaduw is. Volgens de opvatting
van den heer Troelstra uitgevoerd, zal de administratie duister
heden blijven opleveren. Voor eene rekening-courant tusschen
gemeente en fabriek wordt eene andere administratie veron
dersteld.
De heer Troölstra zegtdat de heer Oosterhoff nog ver
der wil gaan dan de heer Bekhuis. Deze heeft echter nooit
bedoeld dat een zeker socialistisch stelsel zou behooren te
worden ingevoerdvolgens hetwelk alles tegen den kostenden
prijs zou worden geleverd. Heeft spr. den heer Bekhuis goed
begrepen dan zit zijn bezwaar hierindat vooraf moet gaan
eene taxatie der gebouwen het opmaken van een inventaris
enz.
I