32 Verslag der haudelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Maandag 2 Maart 1896. besteraming van de ellipsvormige grasvlakte nog onbeslist te laten. Minder ingenomen is spreker met sub 2 en 3. Waarom nu juist 200 meter te bestraten? Als bezuinigingsmaatregel is het aan de zuidzijde te veel, aan de noordzijde te weinig. Aan den zuidelijken oever te veel, omdat men met 80 meter de straat naar Achter de Hoven al voorbij is, aan den noord kant te weinig omdat men zelfs met 300 meter den zijweg naar het Vliet nog niet bereikt. Ziet men tegen de groote kosten op, dan ga men aan de zuidzijde niet verder dan de straat naar Achter de Hoven aan den noordkant dient echter de geheele weg gelegd. Ook de bewoners van Schilkampen geraken dan uit hun isolement, zij het dan voorloopig met een overzet. Voor ligplaats van schepen in de wintermaandenzooals spreker in het rapport leest, behoeft men die 200 meter aan de zuidzijde waarlijk niet te maken. Hoe meer ligplaats, hoe meer overwinterende schippers en Leeuwarden is al voldoende gefavoriseerd door arme schippers, die, met een halve vracht zand en verder van de liefdadigheid levende, den winter doorkomen en het getal werkloozen ver meerderen, alles ten koste van eigen werklooze ingezetenen. Liever berame men middelen om dien grooten toevloed tegen te gaan. De wijziging van de meerderheid van rapporteurs sub 2 en 3 komt spreker in 't algemeen niet praktisch voor en liever vereenigt hij zich, wat bestrating betreft, met het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer van Sloterdijck zal niet in herhaling treden van hetgeen in de sectie, waartoe hij behoortis besproken en in het verslag van rapporteurs volledig is weergegeven. Toch wenscht hij met een enkel woord de aandacht te vesti gen op een tweetal punten in dat verslag aangeroerd. Hij stelt voorop dat het de bedoeling is althans moet zijn, om de bebouwing der terreinen aan weerszijden van het kanaal te begunstigen en in de hand te werken. Deze bedoeling is aanleiding geweest tot het opmaken van dit mooie grondplan en tot het voorstel van burgemeester en wethouders, het moet ook de aanleiding zijn tot een heden te nemen raadsbesluit. Door het bebouwen van die terreinen aannemelijk te maken zal de gemeente spoedig eene vergoeding vinden voor de groote kosten die zij reeds heeft gemaakt en die haar nog te wach ten staan. Nu hebben rapporteurs twee punten aangeroerd die het aannemelijke van het bebouwen der bedoelde terreinen dreigen te benadeelen. Er wordt n. 1. in uitzicht gesteld in het ver slag van rapporteurszooals ook door den heer Haverschmidt is opgemerkt, dat het kanaal zal dienen als ligplaats voor schepen en dat naar een terrein aan het kanaal het aschland van de gemeente zal worden overgebracht. Spr. zegt niet te veelals hij beweertdat de schipperij en vooral een zekere categorie van schepeneen gevoelige plaag voor de gemeente is. Iedere gelegenheid meer om lig plaatsen te verkrijgen, zal de kleine schipperij hierheen lokken, die de markt voor eigen ingezetenen zal bederven. Het zijn lieden die niets bezittenzij zijn zonder band en zonder land, en komen naar deze gemeenteomdat ze 't hier in den win ter beter hebben dan elders. Met den heer Haverschmidt is spr. 't eens dat men alles moet aanwenden om paal en perk te stellen aan dat euvelen vóór alles, om ze niet te lokken. In de tweede plaats is er sprake in het verslag van rappor teurs van het overbrengen van het gemeentelijk aschland naar terrein aan het kanaal. Dit werpt eene schaduw op het aan nemelijk maken van eene bebouwing van terreinen aldaar. Het moge dan al aan het tweede kanaalpand worden opgericht het gevolg voor de bewoners van perceelen aan het kanaal blijft hetzelfdealle vuil van Leeuwarden wordt vervoerd langs die perceelenen hunne bewoners die gemeend hebben, een rustigvrij en frisch plekje voor hunne woning te hebben uitgezocht en gevonden. Spr. ziet de noodzakelijkheid van de verplaatsing van het aschland hierheen ook niet in; daarom trent is ook nimmer eene beslissing genomen. Wel is vroeger het feit besproken dat het tegenwoordige aschland te klein wordt en eene andere plaats zeer gewenscht is maar er pleit niets voor eene verplaatsing naar een terrein aan het kanaal. Spr. zou wel andere aan de gemeente be'ioorende terreinen kunnen aanwijzendie voor die bestemming geschikter zijn. Spr's. doel met het teberde brengen dezer opmerkingen is om aan burgemeester en wethouders de gelegenheid te geven tot de verklaringdat ook naar hunne meening de door spr. besproken ideën de aannemelijkheid tot het bebouwen der ter reinen langs het kanaal niet in de hand werken. De heer Bekhuis wenscht een misverstand weg te nemen, dat blijkbaar bij den heer van Sloterdijck bestaat. Deze deed het voorkomen alsof door rapporteurs op den voorgrond was gesteld het aanwijzen van het le kanaalpand als ligplaats voor schepen en de verplaatsing van het aschland naar een terrein langs het 2e kanaalpand. Dit is niet het geval. Zij hebben 'alleen medegedeeld, dat de punten in de le sectie zijn bespro ken meer niet en verbonden hieraan hunne meeningdat de terreinen langs het 2e kanaalpand voorloopig buiten bespre king konden en moesten blijven. De heer van Sloterdijck heeft niet gezegddat rap porteursde in de le sectie gedane opmerking mededeelende, hiermede ook tevens hun eigen gevoelen te kennen gaven maar dat door die mededeeling die punten toch aan de orde zijn gesteld. Al zijn deze ook in de le sectie besproken, daarom zijn rapporteurs toch niet verplichtze in hun verslag weer te geven. In de sectiën toch worden zoovele zaken be sproken, die meer een gevolg van eene invallende gedachte zijndan dat zij als eene ernstige besprekingdie tot een of ander voorstel heeft geleidmoeten worden aangemerkt. Spr. blijft er bijdat het in uitzicht stellen van die twee omstandighedenhet voor het publiek niet aannemelijker ma ken om terreinen langs het kanaal aan te koopen. De heer Hijlkema zegt, dat uit het door de heeren Ha verschmidt en van Sloterdijck gesprokene moet worden afge leid alsof aan het voorstel van rapporteurs verbonden is de kwestie van de ligplaatsen voor schepen aan en het overbren gen van het aschland naar het kanaal. Niets minder is waar. Alleen zijn, zooals de heer Bekhuis 't reeds zeidemedegedeeld de opmerkingen, hierover in de le sectie gemaakt. Spr. gaat geheel mede met den heer van Sloterdijck, waar deze zijne bezwaren in het midden bracht. De heer Beuckcr Andre© meent zich te herinneren dat in de le sectie, waarvan hij de eer heeft lid te zijn, een der leden zoo terloops hetienkbeeld opperde van eene ver plaatsing van het aschland naar terrein bij het kanaalmaar zeker heeft het geen punt van ernstige bespreking uitgemaakt en heeft de sectie daaromtrent geen besluit genomen. De heer Troelstra gelooft, dat ieder, die het verslag van rapporteurs leest, hiervan een vreemden indruk zal ontvangen. Het is een uitvoerig stuk, dat zeker getrouw alle besprekingen in de sectiën weer geeften nu is het zonderlinge resultaat waar te nemen, dat twee der rapporteurs nagenoeg de geheele minderheid in de sectiën hebben uitgemaakt. Dit kan gebeuren, wanneer in de vergaderingen der sectiën de rapporteurs terstond en niet eerst, nadat de leden hunne zienswijze hebben doen kennen, worden benoemd. De omstandigheiddat de meerderheid van rapporteurs tot de groote minderheid in de sectiën behoorde, ontslaat burge meester en wethouders van de taak, om hun plan bij de alge- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Maandag 2 Maart 1896. 33 meene beraadslagingen te verdedigen. Al wat ten gunste van dit plan pleit, is in elke sectie te berde gebracht en besproken en daarbij is gebleken, dat de meerderheid der leden in hoofdzaak met burgemeester en wethouders medegaan. De heer Hijlkema wenscht, naar aanleiding van het door den heer Troelstra gesprokene, eene enkele inlichting te geven. Toen in 1891 het voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen graven van dit kanaal aan de orde was, heeft spr. geen oogenblik geaarzeld daaraan zijne stem te geven. Hij deed ditniet omdat hij verwachtte, dat handel en nijverheid tengevolge van het kanaal in eens een hooge vlucht zouden nemen maar omdat hij gaarne wilde medewerken tot het tol stand brengen van dit werk, opdat niet het nageslacht bij het ontstaan van eene behoefte aan een beteren waterweg het thans levend geslacht er een verwijt van zou kunnen maken het graven van het kanaal niet te hebben bevorderd. Het kanaal is er nu en de gemeente heeft zich terreinen aan weerszijden daarvan gereserveerd voor uitgifte ter bebou wing., Burgemeester en wethouders willen verder gaan het is hun niet voldoende dat het kanaal er is en dat terreinen voor bebouwing beschikbaar zijn, zij willen ook een groot wegennet aanleggen, om hierdoor lieden van buiten de gemeente naar Leeuwarden te lokken. Het hinkende paard komt echter achteraan; dat wegennet zal volgens burgemeester en wethou ders 147,000, volgens berekening van den directeur der gemeentewerken d= 200,000 moeten kosten. Spr. kan die z.i. te optimistische verwachtingen niet deelen en ziet er zelfs iets bedenkelijks in. Blijkt toch later, dat dit optimisme niet juist is geweest en gaat de bebouwing niet vlot van de hand, dan zullen de belangrijke kosten te vergeefs zijn gemaakt en de gemeente door een grooteren rentelast worden gedrukt. In 1891 koesterde men het denkbeeld, de terreinen in een tijdsverloop van 30 jaren te kunnen uitgeven. Hoe duur zou het laatste terrein dan wel moeten worden verkocht, als men daarin ook rente van het thans uit te geven groote bedrag over al die jaren er in wil terugvinden Spr. stelt zich nu in deze zaak op dit standpuntmen moet de terreinen laten liggenden verkoop niet forceeren doch daarmede wachtentotdat er behoefte aan blijkt te bestaan de groote uitgaaf ineens kan dan worden vermeden en vermindering van den rentelast gaat daarmede gepaard. In de sectiën en ook in de vergadering van rapporteurs is dit standpunt uitvoerig besproken. Rapporteurs zijn tot eene oplossing en schikking gekomen die als ware 't eene brug vormen, waarop de beide partijen voor- en tegenstanders, zij die niets, en zij die alles in eens willen doen, tot elkaar kunnen komen. Het voorstel van rap porteurs is voor allen aannemelijk. Wanneer langs de noordzijde van het kanaal de geprojec teerde weg over eene lengte van 200 M. en de wegen om de blokken VIII en IX worden bestraat, dan kan het terrein van die blokken en ook van blok I worden verkocht. Komen er dan al weinig of geen aanvragen in, dan is er nog niet veel ver loren, want die gedeeltelijke bestrating zal slechts 25.000 a 30.000 kostengaat het daarentegen goeddan kunnen verder ten noorden de blokken II, III, IV en V en ten zuiden blok X worden verkocht. Men krijgt dan de opbrengst dier terreinen en kan daarvan de bestrating voortzetten. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Hierop komen de onderdeelen van het voorstel van rappor teurs aan de orde. In de eerste plaats stellen rapporteurs voor, in onderdeel 1 van het voorstel van burgemeester en wethouders weg te laten de woorden „met inbegrip van het aanleggen van een harddraversbaan op het als exercitieveld aangeduide terrein." Zonder hoofdelijke stemming en discussie wordt hiertoe besloten. Rapporteurs stellen vervolgens voorde onderdeelen sub 4, 5, 6 en 7 van het voorstel van burgemeester en wethouders onveranderd aan te nemen. De heer Bekhuis deelt mede, dat, tengevolge van den spoed, waarmede deze zaak is behandeld, aan de aandacht van rapporteurs is ontsnapt, dat sub 4b van het voorstel van burgemeester en wethouders het woord „exercitieveld" is blijven staan. Rapporteurs stellen voordit woord te doen vervangen door „grasveld". De Voorzitter vermeent, dat bij burgemeester en wet houders tegen deze wijziging geen bezwaar zal bestaan. De heer Troelstra zal zich bij deze wijziging nederleggen, indien het niet de bedoeling is, hierdoor te doen uitmaken, dat dit terrein per se niet voor exercitieveld zal worden bestemd. De Voorzitter zegt, dat de bestemming van dit terrein volkomen ongepraejudicieerd blijft. De raad bindt zich in niets en kan latere voorstellen omtrent die bestemming, welke dan ook, aannemen of verwerpen. Hierop worden de onderdeelen 4 (nader door rapporteurs gewijzigd) 5 6 en 7 van het voorstel van burgemeester en wethouders vastgesteld. Rapporteurs stellen verder voor, onderdeel 2 van het voor stel van burgemeester en wethouders te lezen als volgt „te besluiten, dat de geprojecteerde weg langs de noordzijde van het kanaal van af de brug bij den Grachtswal over eene lengte van 200 M.benevens de geprojecteerde wegen om de blokken VIII en IX zullen worden bestraatgerioleerd en daarin buizen voor gas- en waterleiding zullen worden gelegd, en die wegen van de noodige lantaarns zullen worden voorzien. Burgemeester en wethouders stellen voordit onderdeel aldus te lezen te besluitendat de geprojecteerde wegen aan de noordzijde van dat kanaalbenevens de geprojecteerde wegen om de blokken VIII en IX zullen worden bestraatmet boomen be plant gerioleerd en daarin buizen voor gas- en waterleiding zullen worden gelegd en die wegen van de noodige lantaarns zullen worden voorzien." De beraadslagingen over het voorstel van rapporteurs wor den geopend. De heer Reeling Brouwer wenscht, in aansluiting met het straks door den heer Troelstra gesprokeneer nog eens op wijzen, dat, wanneer dit voorstel van rapporteurs tot be sluit wordt verheven, de zuinigheid de wijsheid zal bedriegen. Wat toch is het bezwaar van den heer Hijlkema Dat het werk te veel geld zal kosten. Spr. is het volkomen eens, dat het een groote uitgaaf zal zijnburgemeester en wethouders hebben die dan ook ernstig overwogen. Maar men staat voor deze vraag mag men deze terreinenter verkrijging waar van de gemeente zich groote uitgaven heeft getroost, jaren lang renteloos laten liggenof is het te verkiezende wegen te bestraten en daardoor aankoop van de terreinen aanneme lijk te maken Indien het voorstel van rapporteurs werd aangenomen, zoo dat er eene lengte van slechts 200 M. zou worden bestraat zonder aanleg van riolen en gas- en waterleiding, dan zou zeker slechts voor een klein gedeelte van de 147,000 rente moeten worden betaaldmaar daartegenover staatdat de gemeente ook derven zou de rente van de opbrengst van bouw terreinen. In de sectiën is het denkbeeld in het midden gebrachtom de terreinen te verhuren als gardeniersland. Er is toen zeker

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 2