34 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Maandag 2 Maart 1896. niet genoeg over nagedacht en uitgerekend wat de eischen voor dergelijke exploitatie zouden zijn. Het in orde maken van het terrein voor dit doel zal ongeveer 3,250 per hectare kostener moet gezorgd worden voor afwatering van slooten het land moet worden omgegraven waar de teelaarde niet aan d* oppervlakte ligthet moet worden bemest en, om de vrucht te beschutten tegen koude en windworden beplant. Er komt nog bij dat als eenmaal met zoovele kosten het ter rein voor gardeniersland is ingericht en in gebruik genomen het niet meer als bouwterrein kan worden verkocht zonder in onbillijkheid te vervallen tegenover de huurders die zich ook vrij wat kosten moeten getroosten om van het land het meeste voordeel te trekken. De huur zou, berekend naar 4 °/o alleen voor de kosten van aanleg reeds ƒ130 moeten bedra gen terwijl de huurprijs van gardeniersland in deze gemeente ƒ150 k ƒ200 bedraagt. Deze wijze van exploitatie kan dus nooit in ernst worden aanbevolen. Nog zou men de terreinen kunnen laten liggen en als gras land verhuren; de opbrengst zal echter gering zijn, en dat, terwijl het land toch 4000 5000 per hectare heeft gekost. De heer Meijer wenscht zijne stem te motiveeren die hij tegen dit voorstel van rapporteurs zal uitbrengen. In tegen stelling met den heer Troelstra meent spr.dat aan rappor teurs hulde moet worden gebracht voor de wijzewaarop zij de besprekingen in de sectiën hebben weergegeven zij hebben hierover in hunne vergadering ernstig van gedachten gewisseld en het voor en tegen van alle kanten bezien. Het onderwer- pelijk voorstel is hiervan het resultaat. Toch kan dit voorstel spr's. sympathie niet wegdragen. Het komt hem voor, dat er twee stroomingen zijn, eene van pes simisten de andere van optimisten. Rapporteurs willen met hun voorstel tusschen deze twee stroomingen een brug slaan die volgens spr. geen reden van bestaan heeft. Men is opti mist en gaat met het voorstel van burgemeester en wethouders mede of men is pessimisten dan moet men dat voorstel maar ook het voorstel van rapporteurs verwerpen. De brug is nog te veel voor hen, die niets willen, en niets voor de op timisten. Rapporteurs stellen voorde wegen aan weerszijden van het kanaal slechts over eene lengte van 200 M. te bestraten. Waarom niet 100 M. of 300 M. Het cijfer van 200 M. is geheel willekeurig en ten eenen male onpractischwant dan zou de bestrating niet eens tot het grasveld worden aangelegd. Zou hierdoor aan het geheele plan niet -juc eigenaardige be koorlijkheid ontnomen en tevens de bebouwing tegengewerkt worden Deze vraag kan niet dan bevestigend worden be antwoord. Nog eene andere omstandigheid verzet zich tegen aanneming van het voorstel van rapporteurs. Voor zoover aan spreker bekend is, is, bij uitbreiding van alle steden, de raad begonnen met een wegenplan vast te stellen, de wegen te bestraten en rioleerer. enz. en dan eerst wei den de terreinen ter bebouwing uitgegeven. De heer Hijlkema noemt dit forceerendit is volgens spr. niet juist. Men geeft daardoor alleen de gelegen heid om daarwaar men 't wenscht, terrein aan te koopen. Wordt nu over eene lengte van slechts 200 M. bestraat, dan sluit men elke aanvraag voor bebouwing van villa-terrein buiten. Er bestaat dus voor Leeuwarden geen aanleiding, van de elders gevolgde wijze van werken af te wijken. Burgemeester en wethouders meenen voldoenden grond te hebbente verwachtendat de pessimistische beschouwingen van sommigen zullen worden beschaamd. Spr. herinnert er aan, dat bij den aanleg van de Willemskade van vele zijden stemmen werden vernomen, die verklaarden, dat de terreinen niet spoedig zouden worden bebouwd en de goede verwachtingen van burgemeester en wethouders te opti mistisch waren en toch is destijds ook dat pessimisme be schaamd geworden. Wanneer het voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomen, zal men later alle reden hebben, zich met dat optimisme geluk te wenschen. Verklaart men er zich tegen dan moet dit nog te meer het geval zijn tegen het voorstel van rapporteurs, en veel beter is 't dan niets te doen. De heer Wolff zegt, dat door de wethouders het voorstel van rapporteurs is bestreden ongeveer op gelijke gronden. Door den heer Reeling Brouwer is opgemerkt, dat, door aan neming van dat voorstel, de wijsheid door de zuinigheid zou worden bedrogen. Dit gevoelen wordt echter door niets ge staafd. De meerderheid van rapporteurs meent op goede gronden van het tegendeel te zijn overtuigdzij willen blijven binnen de lijn voor het voorstel van burgemeester en wethou ders van 1891. De raad heeft toen overeenkomstig dat voorstel besloten tot het doen graven van het kanaaldit besluit berustte op het motief, in het betrekkelijk,voorstel opgenomen dat de terreinen binnen 30 jaren zouden kunnen worden uit gegeven en het wegennet in 15 jaren voltooid. Hiertegen heeft zich toen geen enkele stem verheven, zoodat het moet geacht worden een integreerend deel van het raadsbesluit te hebben uitgemaakt. Nu zou spr. wel aan burgemeester en wethouders de vraag willen doenwaarom toen tegen die termijnen niet dezelfde bezwaren als nu zijn aangevoerd en waarom toen ook niet de vrees is geuit, dat de zuinigheid de wijsheid zou bedriegen. De opmerking van den heer Reeling Brouwer omtrent de bestemming van de terreinen voor gardeniersland zal spr. nu laten rusten. Hij is het met dien geachten spreker vol komen eens. Het gaat niet aan, om, zooals een lid der 3e sectie deed, hier in eene vergelijking te treden met het West- land. Daar worden groote terreinen als gardeniersland geëxploi teerd, terwijl hier die exploitatie op kleine schaal zou plaats hebben. De heer Meijer zeidemen is optimist, of men is pessimist, en men moet dus of het voorstel van burgemeester en wet houders aannemen öf niets doen. Hierop past ook weer spr's. opmerking van zoo even, naar aanleiding van het bezwaar van den heer Reeling Brouwer gemaakt, dat dit gevoelen door niets wordt gestaafd. Men kan zeer goed beginnen met den aanleg van een gedeelte der bestrating en de blokken VIII en IX aan de zuidzijde en blok I aan de noordzijde voor bebouwing af bakenen. Door den heer Meijer is gevraagd, waarom de meerderheid van rapporteurs eene lengte van 200 M. willen doen bestraten, en waarom niet 100 of 300 M. Zooals de heer Bekhuis straks zeide de spoedwaarmede deze zaak is behandeld is oorzaak, dat rapporteurs niet in de gelegenheid zijn geweest om ter plaatse den toestand op te nemen. Zij hebben nu het cijfer van 200 M. genomen wordt de bestrating aan de zuid zijde wat korter aangelegdbv. tot den geprojecteerden weg naar Achter de Hoven dan kan de straat aan de noordzijde wat langer worden. Spr. hoort zich toevoegendat de inkorting aan de zuidzijde een verschil van slechts 15 M. geeftwelnu, dan kan de straat aan de noordzijde zooveel langer worden en komt dit aan blok I ten goede. De vergelijkingdoor den heer Meijer gemaakt met den aanleg aan de Willemskade en het dienaangaande bestaan hebbend pessimisme gaat niet op. Dit zijn twee ongelijk soortige gevallen. De perceelen aan de Willemskade sloten direct aan de stad aan en vormden eene verbinding tusschen de stad er. het station, nu echter is er sprake van een uitleg van de stad in een afgelegen streek. Spr. komt tot de slotsom dat het beter is, niet alles in eens te doenmaar langzaam aan te werken. Dit doet geen afbreuk aan het plan van den directeur der gemeentewerken want dit blijft intact. De heer Bekhuis vermeentdat het wel geen geheim meer zal zijndat hij de minderheid bij rapporteurs uitmaakte. In zijne sectie en ook in de vergadering van rapporteurs heeft hij geijverd voor aanneming van het voorstel van burgemeester Verslag der handelingen van don gemeenteraad te Leeuwarden, van Maandag 2 Maart 1896. 35 en wethouders. Hij acht dit het meest in het belang van de gemeente. Het heeft spr. verwonderd dat de heer Wolff terugkwam op het denkbeeld, in het verslag der commissie van rappor teurs van 1891 besproken, om, indien de bouwterreinen in 30 fiaren konden worden uitgegeven, de bestrating der wegen in 15 jaren uit te voeren. Op pag. 1 en 2 van het verslag van rapporteurs is aangetoonddat men onder andere omstandig heden verkeert als in 1891 werd bedoeld en dus een ander werkplan moet worden gevolgd. Er wordt te veel vergeten dat in het besluit van 1891 onder de werken van een kanaal begrepen was de aanleg van straten langs het kanaaleen groot deel van de uitgaaf van 147,000 zal dienen voor een werkwaartoe in beginsel reeds is besloten. Het bouwplandat bij het voorstel van burgemeester en en wethouders in 1891 was overgelegdwas slechts een schetsplan de blokken waren gelijk en gelijkvormig. Het was daarbij gemakkelijkelk blok op zich zelf te bestraten en voor bebouwing uit te geven. Maar spr. acht het niet gewenschtalle terreinen in eens te verkoopen. Gestelddat dit geschieddede gemeente zou dan worden overstroomd door tal van werklieden van buiten het is beter dit langzaam aan te doenin eenige jaren daar dit meer in het belang van werklieden en werkgevers in deze gemeente is. Er is thans van eene blokkenverdeeling geen sprakede kosten voor aanleg van straten was toen dan ook hooger dan nu. Indien nu het voorstel der meerderheid van rapporteurs werd aangenomendan kon het terrein van de blokken IVIII en IX worden uitgegevenmaar de stichting van kleinere wonin gen in de richting van het Vliet is dan echter onmogelijk ge maakt. De heer Troelstra had ook de kwestie van den blokken- bouw willen aanroerenmaar ziet na de bespreking door den heer Bekhuis daarvan af. Eene enkele opmerking wenscht hij toch nog in het midden te brengen. Het bezwaar tegen het voorstel van burgemeester en wethouders is van financieelen aard bestond dit bezwaar nietdan vertrouwt spr.dat rapporteurs met het voorstel zouden zijn meegegaan. Onder de vroegere leening van 624,000 is ook begrepen geweest eene som voor den aanleg van straten aan weerszij den van het kanaal; in beginsel is dus hiertoe reeds besloten. Spr. gelooft zelfsdat burgemeester en wethouders hierop niet hadden behoeven terug te komen. Op die leening is nog 60,000 beschikbaar, zoodat een nieuwe leening van 87,000 zal moeten worden aangegaan. Nu de raad een plan heeftdat afwijkt van het vroegere moet hij de handelwijze volgen van een winkelier, die ruim gesorteerd is en zorgt voor eene volledige en aantrekkelijke uitstalling om koopers te bkken. Hij doet zijn best, om zijn waar aan den man te brengen. Dit systeem moet de ge meente ook volgen want als men het denkbeeld der meerder heid van rapporteurs volgtblijft een groot deel der terreinen woest liggen en mocht er iemand genegen zijn eenig terrein aan te koopen dan wordt hij afgeschrikt door het gemis aan wegen en straten. Om nog eens op de finantieele zijde der zaak terug te ko men. Er bestaatnaar spr's. meening geen bezwaarom de nieuwe leening van 87,000 in verband met nader te doene voorstellen tot conversie zóó te regelen dat in de eerste jaren de gemeentebegrooting niet met aflossingen op die leening wordt bezwaard en dus alleen met de rente van ongeveer 3000. Men mag intusschen verwachten, dat de verkoop van terreinen niet zdo traag zal gaandat niet ten minste die rente kan worden gevonden uit de opbrengst der terreinen. Spr. moet nog op een punt wijzen. Allen zullen 't met hem eens zijndatna aanneming van het voorstel van burge meester en wethouders, niet alle wegen in eens dit jaar zullen worden aangelegd dit zal wel over 2 a 3 jaren kunnen wor den verdeeld. Dringende haast is er niet bij om alles in den kortst mogelijken tijd in orde te maken. Indien men meer langzaam werktweert men misschien ook werkkrachten van buiten de gemeente en daarop mag ook wel gelet worden. Spr. meent, dat door hetgeen hij over de financieele zijde der zaak heeft in het midden gebrachtaan de bezwaren van enkelen eenigermate kan worden tegemoet gekomen. De heer Hijlkema vernam van den heer Troelstradat burgemeester en wethouders eigenlijk op den aanleg van stra ten langs het kanaal niet hadden behoeven terug te komen en dien in dit voorstel weder op te nemen. In 1891 was een be drag van 56000 uitgetrokken omdat de kaden niet zóó lang geprojecteerd warennu zullen de kaden 98984 kosten. Indien burgemeester en wethouders den aanleg van straten langs het kanaal als eene zaak, die reeds beslist is, beschouw den waarom vraagt spr komen zy er dan nu toch op terug De heer Troelstra maakte eene vergelijking tusschen de ge meente en een winkelier. 'I Zij spr. vergund, op het koopmansge- bied eene andere vergelijking te maken. In den slappen tijd, wan neer er geen vraag is naar een soort van koopmansgoederen dan bergt de koopman deze op, tot den tijd, dat er meer vraag naar komt; hij stalt die goederen niet uit, want dan zou hij er allicht toe komen, om ze voor een lageren prijs af te zetten. De heer Meijer zeide, dat, wat de meerderheid van rappor teurs wilniet opgaat. Men kan maar zijn öf pessimist öf optimist. Spr. behoort tot de pessimisten maar heeft zich toch geplaatst op de brug die dienen moet tot een overgang van het pessimisme tot het optimisme. Het hoofdbezwaar van spr. is, dat het voorstel van burgemeester en wethouders zelfs bij het grootst mogelijke optimisme nog te veel te verwachten geeftte veel het uitzicht geeft op talrijke aanvragen om bouwterreinen. De meerderheid van rapporteurs wil echter transigeeren aanvankelijk de terreinen van de blokken 1 VIII en IX verkoopen en zoo vervolgens bij meerdere inkomende aanvragen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van de meerderheid van rapporteurs tot wijzi ging van het voorstel sub 2 van burgemeester ert wethouders wordt nu in stemming gebracht en verworpen met 18 tegen 3 stemmenvóór stemden de heeren Wolff, de la Faille en Hijlkema. Onderdeel 2 van het voorstel van burgemeester en wethou ders wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heeren Hijlkema en Wolff verklaren zich tegen. Tenslotte stelt de meerderheid van rapporteurs voor, sub 3 van het voorstel van burgemeester en wethouders te lezen als volgt „te besluitendat de weg langs den zuidelijken oevervan af de brug bij den Grachtswal, over eene lengte van 200 M. zal worden bestraat, daarin eene gasleiding zal worden gelegd en van de noodige lantaarns zal worden voorzien.". Burgemeester en wethouders stellen voor, dit onderdeel te lezen: „te besluiten dat de weg langs den zuidelijken oever van bedoeld kanaalpand zal worden bestraatdaarin eene gaslei ding zal worden gelegd en van de noodige lantaarns zal wor den voorzien." De heer Wolff deelt mede, dat na de beslissing over sub 2 de meerderheid van rapporteurs hun laatste voorstel intrekt. De Voorzitter Stelt hierop aan de orde het voorstel van burgemeester en wethouders, sub 3.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 3