52
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 14 April 1896.
de kosten bovendien hooger zullen zijn deze worden geraamd
op een gezamenlijk bedrag van 12,200.
Burgemeester en wethouders brengen in herinnering, dat het
dagelijksch bestuur der Friesche Maatschappij van landbouw
en veeteelt voor het gebruik van dit gebouw ten behoeve van
den zuivelconsulent, eene jaarlijksche bijdrage van 250 heeft
toegezegd. Voor het grootereverworpen, plan bedroeg die
bijdrage ƒ400.
Burgemeester en wethouders stellen nu voorte besluiten
I. aan den ingang van de veemarkt een gebouw te stichten
ten behoeve van het veeartsenijkundig en politietoezicht op het
ter markt aangevoerde vee en ten dienste van den zuivelcon
sulent volgens het plan gemerkt B. uitgebreid op de wijze
als is aangegeven in de missive van den directeur der gemeen
tewerken d.d. 3 Maart 1896 no. 132/1, onder voorwaarde, dat
de Friesche Maatschappij van landbouw en veeteelt voor het
gebruik van de bovenverdieping van het gebouw tot weder-
opzeggensin ieder geval voor zoolang als de Maatschappij
subsidie verkrijgt vah de Provincie of het Rijkaan de ge
meente een jaarlijkscben huurprijs van ƒ250 betaalt.
II. burgemeester en wethouders uit te noodigen ter zijner
tijd de vereischte voorstellen te doen tot bestrijding van de kos
ten van stichting en inrichting van het sub I bedoelde gebouw.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hijlkema herinnertdat hij in de vergadering
van den 11 Februari j. 1.bij de behandeling van een voorstel
tot vaststelling van een ander plan tot stichting van een ge
bouw bij de veemarkt voor hetzelfde doel als het onderwerpe-
lijkeaan burgemeester en wethouders in overweging heeft
gegeven te onderzoekenof de zuid-oosthoek van de waag
niet kon worden ingericht voor den zuivelconsulent. Na de ver
klaring van den wethouder voor openbare werken dat zoowel
de voorzitter van de Maatschappij van landbouw als de zuivel
consulent zelf daartegen groot bezwaar hadden heeft spr. er
zich bij nedergelegd.
Later zijn burgemeester en wethouders evenwel tot de we
tenschap gekomen, dat die mededeeling op een misverstand
berustte en dat de voorzitter van genoemde maatschappij en
de zuivelconsulent dat gedeelte der waag voor gezegd doel wel
geschikt achten. Nu had spr. gehoopt, dat een voorstel, om
dat gedeelte der waag voor den consulent in te richten hier
van het gevolg zou zijn geweest. Dat voorstel ware ook zeer
zeker ge laanindien de waagcommissie zich er niet tegen had
verzet. Deze grondt zich hieiop dat, al moge voor het tegen
woordige geene overwegende bezwaren bestaan om een gedeelte
van de waag ten voorschreven einde beschikbaar te stellen
de geheele waagruiinte in een niet ver verwijderde toekomst
voor den kaas- en boterhandel noodig zal blijken te zijn.
Spr. heeft in de vergadering van 11 Februari dat bezwaar
trachten te ontzenuwen en verwachtte in het nader schrijven
der waagcommissie van 28 Maart j. 1. een beter motief te vin
den maar het is hem niet gelukt. De commissie houdt vol
dat geen ruimte aan het waaggebouw kan worden onttrokken
en refereert zich overigens aan hare vroegerenaar spr/s
inzien ongegronde motieven.
Spr. heeft zich de moeite gegeven een staatje op te maken
van de aanvoeren van boter aan de waag over de laatste 9
jaren. Hieruit is hem gebleken, dat in 1886 werd aangevoerd
2,369,874 K.G. boter en in 1895 1,082,766 K.G., dus 1,287,108
K.G. minder. Dit is eene belangrijke achteruitgang.
In 1879 is de eerste zuivelfabriek in de provincie opgericht;
in 1891 bestonden er 4-4 en einde 1894 72 fabrieken in deze
provincie. Op het oogenblik misschien weer meer. Nu is het
geblekendat met de uitbreiding van het getal zuivelfabrieken
gelijken tred houdt eene vermindering van de aanvoeren van
boter aan de Waag. Het argument van de waagcommissie is
dus niet steekhoudend.
Wat de aanvoer van kaas betreft, deze is in die jaren be
langrijk vooruitgegaan, doch in 1895 was de aanvoer geringer
dan in 1894. Het komt hier echter meer op den aanvoer van
boter aan.
Het spijt spr. dat burgemeester en wethouders zich door het
advies der waagcommissie hebben laten weerhouden, een voor
stel te doen tot het inrichten van een gedeelte van de waag
voor den zuivelconsulent. Hij acht dit de aangewezen plaats
voor dat doel. Bovendien zouden de kosten slechts 3750
bedragen terwijl de uitvoering van het overgelegd plan van
burgemeester en wethouders 9000 zal kosten.
De heer Reeling Brouwer wijst er opdat het voor
burgemeester en wethouders moeilijk was, tegen het advies
der waagcommissie in te gaan. Oppervlakkig beschouwd kon
spr. met den heer Hijlkema medegaan; hij heelt Vrijdag 1.1.
een bezoek gebracht aan de waag en toen was er weinig kaas
en boter aan de marktzoodat er ruimte genoeg scheente
zijn, om een gedeelte er van voor der. zuivelconconsulent in te
richten. Hij moet echter erkennendat men bij één bezoek
niet goed over den toestand kan oordeelen de aanvoer van
boter is verminderd.
De prijzen van de kaas zijn niet hoogom welke reden de
voorradige hoeveelheid niet wordt aangeboden.
Wanneer nu echter het collegedat beter met de waag en
het gebruik er van is vertrouwd ronduit zegtdat het geen
ruimte kan missendaar gaat het niet aan dit toch door te
drijven.
Den heer Hijlkema doet spr. opmerken dat de inrichting
van een gedeelte der waag voor den consulent wel ƒ3750
zou kosten maar er zouden toch een paar gebouwtjes bij de
veemarkt moeten worden gesticht, waarvan de kosten geraamd
zijn op 4.200dus te zamen 7.950. Het nu aangeboden
plan zal ƒ9000 moeten kosten, zoodat het verschil ruim 1000
zal zijn.
De heer Duparc erkent de juistheid der door den heer
Hijlkema opgegeven cijfers. Spr. is echter wel eens in de ge
legenheid des Vrijdags in het Waaggebouw met belangheb
benden in aanraking te komen en met hen over de beweging
van de Waag te spreken. Door meer dan één heeft hij de
meening hooren uiten, dat de ergste tijd wel eens voorbij kon
zijnnl. dat de achteruitgang van den aanvoer van boter tot
staan is gekomen. Het getal zuivelfabrieken schijnt weldra
het hoogste punt te zullen hebben bereikt, al wordt er voor
en na wel een opgericht.
Er komt nog bij, dat langzamerhand de weinige elders nog
in de provincie bestaande boterwagen langzamerhand verdwij
nen, daar zij al meer en meer haar reden van bestaan verliezen,
zoodat, wat daar werd aangevoerd, voortaan aan de waag alhier
en te Sneek zal worden gebracht.
De heer Hijlkema heeft eenige cijfers gegeven betreffende
den aanvoer van boter aan de waag en daaruit aangetoond, dat
de aanvoer achteruitgaat. Hel verschil tusschen de aanvoeren
in 1895 en 1894 is echter zeer gering, lang niet zoo groot als
tusschen vorige jaren onderling.
De heer Reeling Brouwer deelde mede, Vrijdag 1.1. een be
zoek aan de waag gebracht en zich daarbij verwonderd te heb
ben over het bezwaar, om een gedeelte van de waag te mis
sen. Die geachte spreker zal echter toch wel weten, dat in
dit gedeelte van het jaar de aanvoer van boter nog niet groot
is; dit komt eerst in Mei en Juni. Dan bedraagt de aanvoer
gewoonlijk het dubbel van thans.
Er komt nog iets bij. Ieder weet, dat vaak groote gebouwen
op veel te kleine schaal worden opgericht. Dit heelt bij latere
behoefte aan uitbreiding een dubbel nadeel
lo. veel meer kosten dan vroeger zouden noodig zijn ge
weest, indien men terstond op ruimer schaal had gebouwd;
2o. men krijgt slechts lapwerk.
Nu heeft men hier voor den handel een groot, flink gebouw.
Zalmen dit gaan bederven, door er een gedeelte van voor een
ander doel in te richten Is men er zoo zeker van dat alle
zuivelfabrieken zullen blijven bestaan Waar men volstrekt
geen zekerheid heeft, dat de aanvoeren van boter en kaas nog
Verslag der handelingen van don gemeenteraad te Loouwardon, van Dinsdag 14 April 1896.
53
verder belangrijk achteruit zullen gaan, daar gaat het niet aan,
dit gebouw te verknoeien terwijl men voor een betrekkelijk
weinig grootere uitgaaf op andere wijze in de behoefte kan
voorzien.
De heer Bekhuis acht het bekend, dat hij niet behoort
tot de bewonderaars van dit voorstel van burgemeester en wet
houders. In de commissie voor openbare werken en bij de
vorige behandeling in deze vergadering, heeft hij zich een voor-
stander verklaard van eene afzonderlijke localiteit voor den zui
velconsulent. Hij kon zich niet begrijpen, en kan 't nog niet
waarom die consulent bij de veemarkt op zijn plaats zou zijn.
Na de pertinente verklaring van de waagcommissie is het ech
ter niet mogelijk, eene localiteit voor dat doel in de waag aan
te brengen.
Spr. heeft vroeger het denkbeeld ontwikkeld, om voor den
consulent een gebouwtje naast de waag te stichten. Burge
meester en wethouders hebben echter hiertegen ernstig be
zwaar. Hoewel hij dit bezwaar het zij met vergunning ge
zegd niet hoog schat, zal hij toch niet een ander voorstel
doen. Nu na de herhaalde behandeling van deze zaak dit
plan is aangeboden, zal hij er zich bij neerleggen.
De directeur der gemeentewerken schrijft, dat dit plan, waar
van de kosten geraamd zijn op 8000, met eene verhooging
van kosten met 1000 belangrijk kan orden vergroot.
Waar spr's bezwaar tegen dit plan ook was de beperkte
ruimte voor den consulentkan hij zich met die uitbreiding
zeer goed vereer.igen en geeft hij burgemeester en wethou
ders in overweging, op dit vergrootte plan de keuze te vestigen.
De heer Hijlkema erkent het bezwaar voor burgemeester
en wethouders, om tegen het advies der waagcommissie in te
gaan. Men moet echter hierbij niet over het hoofd zien de al
of niet gegrondheid van dat advies en, met de cijfers vóór zich,
gelooft spr. dat er op de gegrondheid wel wat valt af te
dingen
In het waaggebouw is echter nog eene plaats, die niet ge
bruikt wordt, althans niet voor het oorspronkelijke doeln.l.
het middengedeelte van de waag, vroeger als bewaarplaats
van boter, nu als bergplaats gebruikt. Deze ruimte heeft eene
oppervlakte van ongeveer 160 roeter. Aan behoefte aan
lucht en licht kan worden tegemoet gekomen door het weg
nemen van den voormuur.
Dit echter daargelatenblijft spr. niet inzien, dat van de
waag geen gedeelte kan worden gemist voor den zuivelconsu
lent. De heer Duparc wil de waag niet bedervendit is ook
spr's bedoeling nietjuist het tegendeel. Hij meende zijne
denkbeelden hieromtrent te moeten te berde brengenomdat
hij met den heer Bekhuis van oordeel is, dat de zuivelconsu
lent in de waag thuis behoort. Overigens zal spr. zich voor
het voorstel van burgemeester en wethouders verklaren, omdat
hij weetdat het voor hen moeilijk was tot eene andere op
lossing te komen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
15. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende
de uitgifte en bebouwing van de terreinen aan weerszijden van
het nieuwe kanaal.
(Zie bijlage no 6 tot het verslag van 's raads handelingen.)
Burgemeester en wethouders stellen voor, behoudens goed
keuring van Gedeputeerde Staten dezer provincie
1°. vast te stellen de overgelegde bepalingen en voor
waarden omtrent de uitgifte en het bebouwen van de terrei
nen ter weerszijden van het Nieuwe Kanaaltusschen den
Grachtswal en de brug in den weg naar Achter de Hoven
voor zoover plan en indeeling daarvan zijn vastgesteld bij raads
besluit van 2 Maart j.l.
2®. goed te keuren de minimum-prijzen in koop en bij uit
gifte in erfpachtop de bijgevoegde lijst uitgetrokken.
3®. aan de bestuursleden der afdeeling Leeuwarden van
den Nederlandschen bond voor landnationalisatie en aan S.
Dijkstra c. s. alhier te kennen te gevendat op hun adres is
gelet.
Daar geen der leden in het algemeen over dit voorstel het
woord verlangt, wordt overgegaan tot de behandeling van de
bepalingen en voorwaarden van uitgifte.
De 34 artikelen leiden tot geene bespreking en worden on
veranderd vastgesteld.
Op voorstel van den voorzitter wordt besloten, dat de datums,
in artt. 4 en 6 opengehouden nader dooi burgemeester en
wethouders zullen worden ingevuld.
Hierop komt aan de orde de lijst van minimum prijzen van
de verschillende bouwblokken.
De prijzen voor de blokken IIV worden zonder discussie
vastgesteld.
Blok V. Het geheele blok ƒ2.
De heer van Ketwich Verschuur vermeent, dat dit
blok voor villaterrein is bestemd. Daarom heeft 't zijne aan
dacht getrokkendat voor dit blok 2 is gesteld de minste
prijs van alle blokkenterwijl dit terrein toch zeker niet het
minst mooie is. Wat is hiervan de reden vraagt spr. Is
hetomdat dit groote perceelen en dus de koopprijzen altijd
betrekkelijk hoog zullen zijn?
De Voorzitter zegt, dat dit het hoofdmotief is. Een an
der motief isdat burgemeester en wethouders met de com
missie voor openbare werken van meening zijndat het ge-
weBScht isdit blok spoedig te verkoopenten einde de be
bouwing van andere blokken wat aantrekkelijker te maken.
Daarenboven zullen de koopers verplicht zijn, om de perceelen
ijzeren hekken op een rollaag te plaatsen, wat vrij kostbaar is.
De prijs voor blok V wordt hierop op 2 bepaald.
De prijzen voor de blokken VI en VII worden zonder dis
cussie vastgesteld.
Blok VIII.
het zuidelijk gedeelte langs den nieuwen weg lang 25 M ƒ7.50.
b. het middengedeelte langs den weg lang 40 M. ƒ6.—.
c. het noordelijk deelƒ7.50.
De heer van Ketwich Verschuur zegt, dat het zijne
aandacht heeft getrokken, dat de prijs voor het middengedeelte
ƒ1.50 lager is, dan voor de andere gedeelten. Hij kan daar
geen motief voor vinden en verzoekt eenige inlichting te mo
gen ontvangen.
De heer Bekhuis wijst er opdat ditzelfde beginsel ook
op blok I is toegepast. Er zijn twee redenen voorin de
eerste plaats is het meest nabij gelegen terrein duurder dan
het verder afgelegen en in de 2e plaats omdat hoe minder
diepte een terrein heeft, des te minder oppervlakte men be
hoeft te koopen.
De heer van Ketwich Verschuur wijst er op, dat
volgens de kaart de diepte van de onderdeelen a, b en c van
blok VIII volkomen gelijk is ze liggen in één strook. Het
middengedeelte sub b ligt dichter bij de stad dan onderdeel e,
maar is even diep als de beide andere gedeelten.