I 80 Verslag der handelingen van den gemeenteraad to Leeuwarden, van Dinsdag 7 Juli 18%, eischten een voorstel aan de raad tot onbewoonbaar verklaring wordt gedaan. Daarin voorziet de redactie, door spr. voorgesteld. De Voorzitter doet opmerken dat het blijkbaar het woord „achten" is 't geen bij den heer Menalda bezwaar heeft ont moet. Het amendement van den heer Menalda wordt, op eene vraag van den voorzitter niet ondersteund en maakt dus verder geen punt van behandeling meer uit. De heer de la Faille wenscht de verordeningscommissie een woord van dank te brengen voor het belangrijk werk dat De Voorzitter stelt zich bij aanneming van het voorstel der verordeningscommissie den gang van zaken aldus voor Wanneer de buurtbezoekers of de commissie voor volksgezond heid ontdekken, dat de inrichting van éénc of meer woningen veel te wenschen overlaatvestigen zij daarop de aandacht van burgemeester en wethoudersdie een onderzoek in loco door een bevoegd gemeente-ambtenaar doen instellen. Deze zal rapporteeren omtrent zijn onderzoek en daaruit zal hun de gegrondheid of' de ongegrondheid der klacht blijken. In het eerste geval zal daarna de procedure overeenkomstig art. 14 der bouwverordening volgen. Door die wijze van han delen zal een spoedig onderzoek kunnen plaats hebben. Wanneer er termen voor zijn, zullen burgemeester en wet houders den eigenaar vooraf waarschuwen, om de noodige ver- zij in dezen heeft verricht en vooral ook voor de wijze, waarop beleringen te do(,n aanbrengen. Wordt daaraan niet voldaan zij dit heeft Eene enkele bepaling geeft spr. aanleidingom een paar dan volgt het voorstel aan den raad tot onbewoonbaarverklaring. Voor misbruik van de bevoegheid van burgemeester en wet- opmerkingen te maken, waaraan hij evenwel geen voorstel zal houders beho(,R >t gehee, geen vrees ,e bestaan want de verbinden. Gaarne had spr. gezien dat onder de gestelde eischen voor bewoonbaarheid ook ware opgenomen het hebben eener gele genheid tot afvoer van faecale stoffen. Het zou toch geen groot bezwaar ontmoeten indien in iedere woning een gesloten ton van vvege de gemeentereiniging b.v. op den zolder worde geplaatst. Zulk eene gelegenheid tot afvoer van faecaliën, al is die ook van den meest primitieven aard acht spr. zeer wenschelijk voor elke woning waar die nu nog niet aanwezig is. Spr. is het wel met de commissie eens dat iedere woning raad heeft volgens de verordening de eindbeslissing en daarom de macht in handen. De heer Meijer doet thans het voorstel om de nieuwe be paling in werking te doen treden op 1 Januari 1897. De Voorzitter had ook gedacht aan het stellen eener overgangsbepaling met het oog op den vrij langen duur der procedure. Door het stellen van een vrij langen termijn voor de invoe- niet geschikt is voor het inrichten van een privaat, maar toch ring der nieuwe bepaling wordt echter 't zelfde bereikt. Spr ziet verder niet de noodzakelijkheid in, om den termijn nog langer te stellen, dan door den heer Meijer is voorgesteld. De lieer Meijer is het niet den voorzitter eensdat een acht spr. 't van belang dat door het gemeentebestuur het verkrijgbaar stellen van tonnen zooveel mogelijk worde be vorderd. Wat de eisch van goed en voldoend drinkwater betreft doet spr. opmerken dat er woningen zijn, die nu nog te vei behoorlijke tijd zal moeten voorafgaan aan de toepassing van van de buizenleiding zijn gelegen, cm aansluiting aan het bui- de nieuwe eerste alinea van art. 14 der bouwverordening. Toch zennet der waterleiding te verkrijgen. De commissie wenscht komt het spr. gewenscht voor, den termijn te bepalen voor de dan ook terecht een vrij langen termijn te stellen voor de in- inwerkingtreding, opdat de inwoners tijdig welen, dat zij op 1 voeling van de onderwerpelijke bepaling, maar zij verbindt Januari 1897 aan de bepaling hebben te voldoen, daaraan tevens de clausule, dat het kosteloos verstrekken van water uit de standpijpen met de wijziging der verordening De beraadslagingen worden hierna gesloten, moet eindigen. Spr. zou het zeer betreuren, dat het gebruik der standpijpen zou ophouden, ook al was in theorie het ideaal1 voorstel der commissie wordt nu, met inachtneming bereikt, dat alle woningen van goed en voldoend drinkwater van termijn van inwerkingtreding 1 Januari 1897, zonder waren voorzien. In tijden van droogte of andere buitengewone omstandighe den zou het toch aanbev li :g vo d de standpijpen in stand te houden. Spr. meent er op te moeten wijzen, dat de raad niet door het nemen van een besluit, als wordt voorgesteldgeacht kan worden mede te gaan met het te zijner tijd afschaffen van de standpijpen. En nu nog eene algemeene opmerking. Het amendement van den lieer Menalda heeft spr. niet on dersteund, omdat het hier geldt eene gecompliceerde kwestie en bepalingen in de uitvoering lang niet gemakkelijk voor burgemeester en wethouders en voor den raad. Tal van omstandigheden kunnen zich voordoen, die niet in de verordening zijn belichaamd en aanleiding kunnen geven tot geheele of tijdelijke onbewoonbaarheid. Om slechts een voorbeeld te noemen eene woning kan tijdelijk bewoond worden door een te groot gezin. In eene enkele gemeente, meent spr., is daartegen bij veror dening voorzien. Het kan zijn dat de capaciteit eener woning in verhouding tot het getal leden van het gezin, niet voldoende is. In dergelijke gevallen zou de eigenaar of bewoner daarop attent kunnen worden gemaakt. Spreker heeft gemeend, een en ander onder de welwillende aandacht van burgemeester en wethouders te moeten brengen, maar tevens te moeten opmerken, dat hier veel aan de pruden tie van dat college moet worden overgelaten. hoofdelijke stemming aangenomen- Dientengevolge is genomen het navolgend besluit De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende dal er noodzakelijkheid bestaat tot wijziging van de verordening op het bouwen en op het inrichten van woningen en tegen het bouwen van voor de gezondheid na- deelige of voor het leven gevaarlijke woningen, vastgesteld den 13 Maart 1888 (gemeenteblad no. G van 1888); Gezien de artikelen 135 en 1G1 der Gemeentewet; Besluit 1. alinea 1 van artikel 14 van voorschreven verordening te doen vei vangen door de volgende bepaling „Indien burgemeester en wethouders eene woning, hetzij wegens gebrekkige inrichting onvoldoenden staat van onder houd gebrek aan vrije toetreding van lucht of lichtgebrek aan goed en voldoend drinkwatergemis van behoorlijke mid delen van afvoer van hemel- en menagewater, hetzij wegens andere oorzaken voor de gezondheid der bewoners nadeelig of voor het leven van dezen gevaarlijk achten stellen zij, met opgaaf van redenenden raad voor, die woning onbewoonbaar te verklaren." 2. deze verordening in wei king te doen treden 1 Januari 1897. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van voorwaardenwaaronder kan worden verhuurd de aan de gemeente behoor inde baggermolen c.a. (Zie bijlage no van 1896.) 19 tot het verslag van Algemeene beraadslagingen worden niet gevoerd. De behandeling van de concept-voorwaarden, die alsnu aan de orde worden gesteld, geschiedt artikelsgewijze. Art. 1 De werkzaamheden met den baggermolen moeten geschieden onder toezicht van den daarop door burgemeester en wethou ders gestelden molenbaas. De huurder stelt op zijne kosten het noodige getal werklie den aan. Deze werklieden staan onder de bevelen van den molenbaas. Hij is bevoegd, hen van den molen te verwijderen, indien hij dit wegens hun gedragonbekwaamheid of andere redenen wenschelijk acht. De heer Hijlkema vraagtof hel niet ter verduidelijking I beter zou zijn, in de 2e alinea voor de woorden zijne kosten" te lezen eigen kosten. De Voorzitter acht de woorden duidelijk en eene ver- gissing niet wel mogelijk. Zonder hoofdelijke stemming wordt art. 1 nu vastgesteld, evenzoo art. 2. Art. 3. Voor eiken dag, dat met den molen wordt gewerkt is met [inbegiip van het loon van den molenbaas veischuldigd ƒ8.—. Voor den dag van vervoer naar- en van de plaats van be- [stemming, wanneer dien dag niet met den molen wordt ge- jwerkt, is verschuldigd ƒ3.—. Een gelijk bedrag is verschuldigd voor eiken dag, waarop Ttengevolge van de weersgesteldheid niet of slechts vier uren |is kunnen worden gewerkt. Indien een geheelen dag niet is kunnen worden gewerkt I wegens een defect aan den molen, is voor dien dag geen huur (verschuldigd. Is wegens deze oorzaak slechts een gedeelte van den dag beweikt, dan is voor ieder vol uur, dat met den molen gewerkt 's, verschuldigd ƒ1.—, behoudens het maximum, bepaald in e eerste alinea van dit artikel. Is een defect ontstaan tengevolge van onvoldoende bewaking, dan is, behalve de schadevergoeding in art. 10 omschreven, de volle huur verschuldigd. Dc molenbaas beslist, of ingeval van slecht weer of bij het ■ontslaan van een defect de molen al dan niet in werking ge steld zal worden. I Voor den dag, waarop de molen wordt teruggevoerd, is geen huur verschuldigd, indien dien dag niet met den molen is ge werkt. Is dit wel het gevaldan is voor dien dag verschul digd ƒ5.-. Onder „het werken met den molen" is begrepen het veran deren van ligplaats en het reinigen van den molen. I De kosten van het vervoer van den molen naar de plaats van bestemming en terug zijn voor rekening van den huurder. raads handelingen ten worden betaald wanneer niet met den molen wordt ge werkt en bij terugvervoer van den molen ƒ5, wanneer met den molen wel wordt gewerkt, terwijl in alinea 1 is vermelddat Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat burgemees ter en wethouders nader voorstellen, de woorden „en van" in de 2e alinea te doen vervallen. De lieer Kolff vermeent, dat de 2e alinea, zooals zij nu luidt, in verband met de 8e alinea van ditzelfde artikel niet duidelijk is. L Bij vervoer toch naar de plaats van bestemming zal ƒ3 moe voor eiken dag, dat met den molen wordt gewerkt 8 is ver schuldigd. (De heer Troelstra komt ter vergadering.) Dc heer Meijer begrijpt het bezwaar van den vorigen spre ker niet. Door het laten vervallen van de woorden „en van" in de 2e alinea is alinea 8 duidelijk en ziet nu geheel op het terugver- voeren van den baggermolen. De heer Kolff zegt, dat als de woorden „en van" behou den blijven, de zaak goed is geregeld, want dan zal bij terug- vervoer, wanneer gewerkt wordt op dien dag, de normale som van 8 verschuldigd zijn. Hij maakt er geen voorstel van doch vestigt er de aandacht van burgemeester en wethouders slechts op. De heer Meijer geeft te kennen, dat de heer Kolff zich eene onjuiste voorstelling van de zaak maaktde vergoeding van alinea 2 en van alinea 8 is geen huur voor het gebruik van den molen maar voor het loon van den molenbaas, dat anders voor rekening van de gemeente zou blijven. Intusschen is in de 8e alinea 5 blijven staan, dat stond oorspronkelijk ook in de 2 alinea en is verminderd op 3 onder bijvoeging van de laatste alinea. Men zou dus de 5 in de 8e alinea op 3, moeten terugbrengen of in de 2e alinea de woorden „en van" behouden en de geheele alinea 8 laten vervallen. De Voorzitter vestigt de aandacht op de laatste alinea van dit artikel, dat bij de beoordeeling dezer zaak ook in acht moet worden genomen. De heer Troelstra deelt mede, dat burgemeester en wet houders ter ellder ure nog eene wijziging in de redactie van dat artikel hebben aangebracht, welke nu blijkt aanleiding te kunnen geven tot een misverstand. Oorspronkelijk was be paald, dat de kosten van vervoer niet voor rekening van den huurder zouden komen. Dit is echter gewijzigd in dien zin, dat hij op den dag van vervoer 3 zou betalen, wanneer niet met den molen werd gewerkt. Nu had de achtste alinea van dit artikel geroieerd moeten wordendan was de zaak naar de bedoeling van burgemeester en wethoudeis in orde, doch dit is verzuimd. Hij ziet nu dat in de tweede alinea de woorden „en van" zijn geroieerd. Als men die woorden weer wil herstellen en de achtste alinea wil doen vervallen dan is de zaak op de meest eenvoudige wijze in het reine te brengen. De heer Kolff acht het behoud van de woorden „en van" in de 2e alinea wenschelijk en eene toevoeging aan alinea 8 evenzeer. Daartoe dient hij op art. 3 navolgend amende ment in „in alinea twee te herstellen de woorden „en van" en in de achtste alinea in te voegen na de woorden „voor dien dag" de woorden „voor het werk". Den heer Wolff komt het voordatwanneer de woorden „en van" weder in alinea 2 worden ingelascht, de 8ste alinea kan vervallen waardoor evenzeer het doel van 't amendement van den heer Kolff wordt bereikt. De heer Dijkstra meent te moeten observeeren, dat, bij het denkbeeld van den lieer Wolff, volgens de 8ste alinea, wanneer op den dag van liet terugvoeren van den molen daar mede wordt gewerkt8 zal verschuldigd zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 3