110 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 October 1896
vangen, de rekening niet met een saldo zal sluiten en op an
dere wijze in de behoefte zal moeten worden voorzien.
Burgemeester en wethouders vragen, of men dan liever den
hoofdclijken omslag zou willen verhoogenhiertoe zal zeker
geen der raadsleden willen overgaan, tenzij het dringend nood
zakelijk is. Spr. hoopt nu maar, dat de uitkomst aan de ver
wachting zal beantwoorden.
De heer Troelstra wijstnaar aanleiding van de opmer
king van den heer Hijlkemaer op dat spr. lid was van de
le sectie, waarvan ook de heer Beucker Andreae deel uitmaakt.
Toevallig was deze ook het vorige jaar, bij de behandeling der
begrooting voor 1896 lid derzelfde sectie als die van spr.
Het lag hem nog versch in het geheugen dat deze bij die ge
legenheid een woord van lol had aangevoerd over de begroo
ting. Spr. sloeg daarom het verslag van rapporteurs over die
begrooting op en daarbij bleek hem dat het woord van lof
niet betrof het sluitend maken der begrooting maar liet stre
ven van burgemeester en wethouders naar zuinigheid. Spr.
zal van dit punt, dat van ondergeschikt belang is, nu maar
afstappen.
Uit het verslag van rapporteurs blijktdat zij het bezwaar
van den heer Beucker Andreae niet deelen zij stellen hand
having van de voorgestelde raming voor. Spr. weet wel dat
de raad in dezen voor eene onbekende toekomst staat. Nu
men echter een groot uitgestrekt terrein heeft dat tonnen
gouds waarde heeft en voor bebouwing geheel in orde wordt
gemaakt kan men dan, vraagt spr., te optimistisch worden
genoemd als men de opbrengst van verkoop van een gedeelte
er van in den tijd van een geheel jaar op 20,000 laamt? Het
is natuurlijk niet onmogelijk dat dit cijfer wel eens 15,000
kan bedragenmaar in dat geval zullen de gemeenle-financiiin
nog niet in de war worden gebracht. Dezen post hebben bur
gemeester en wethouders gebaseerd op een stelsel en dit stel
sel is door niemand aangevallen. Het eene jaar zal wat meer
of minder opleveren dan een andermaar over het geheel zal
dit stelsel geen tekorten doen ontstaan daarvoor zijn de jaar
lijks uit te trekken sommen te gering.
De heer Bekhuis had aanvankelijk niet het voornemen
over deze zaak liet woord te voeren omdat dii onnoodig is
de stemming van den raad blijkt voldoende uit de stukken. De
raad zal dus goed doen, den post aan te nemen omdat dit de
eenige manier is om de begrooting sluitende te maken. Dit
is dan ook het eenige motief, waarom spr. er zijne stem aan
zal geven.
Hij wenscht echter nog een enkel woord in het midden te
brengen naar aanleiding van eene uitdrukking door den heer
Troelstra gebezigd. Deze zeide n.l. dat het stelsel van bur
gemeester en wethouders door niemand is aangevallen. Spr.
heeft zich in zijne sectie wel degelijk een principieel tegenstan
der betoond hij heeft geen bepaalde vrees, dat dit jaar niet
20,000 zal worden ontvangen maar hij kan zich niet ver
eenigen met het stelsel zelf, n.l. dat elk jaar tot bestrijding
van gewone uitgaven een bedrag van ƒ20,000 uit den verkoop
van bouwterreinen zal worden geput. Dit is z.i. geen juist
stelsel.
Spr. ontkent ook de bewering van burgemeester en wethou
ders in hunne memorie van antwoord als zou de raad door
de vaststelling van de voorwaarden van uitgifte van bouwter
reinen langs het kanaaltevens hebben besloten tot het
volgen van het nu door burgemeester en wethouders toegepaste
stelsel.
Ten allen tijde is gezegd, dat de opbrengst bij verkoop van
bouwterrein zal strekken tot delging der schuld voor de uit
voering van het kanaal aangegaan. De nu voorgestelde weg
is een geheel andere.
Spr. herhaalt echterdat er voor het oogenblik niet anders
overblijftdan burgemeester en wethouders te volgen omdat
de begrooting dan sluitGnde kan worden gemaaktof de hoof
delijke omslag zou moeten worden verhoogden daartegen
bestaat groot bezwaar.
De heer Troelstra zegt, dat het blijkt, dat de heer Bek
huis de memorie van antwoord niet goed heeft gelezen Hier
uit toch blijktdat het doel niet is om jaarlijks 20,000 op
de begrooting te brengen maar dat dit cijfer het maximum
zal zijn elk jaar moet een bedrag voor rente en aflossing in
de begrooting worden opgenomen eerst zal de rente voor de
geheele leening moeten worden betaald maar elk jaar wordt
er afgelostzoodat de rente telkens vermindert en mitsdien
ook het evenredig aandeel uit de opbrengst der bouwterreinen.
De heer Duparc verondersteltdat alle leden bij het on
derzoeken der begrooting zullen getroffen zijn geweest door den
post van 20,000 en velen zullen vóór het onderzoek in de
sectiën er ook over gesproken hebben. Zijn eerste indruk was
niet gunstig hij dacht ook, dat men op die manier het kapi
taal zou opetenmaar toch moet hij zeggen op die meening
wel wat te zijn teruggekomen en hij moet opkomen tegen een
woord van den heer Bekhuis. Deze stelt het voor alsof de
ƒ20,000 is tot dekking van gewone uitgaven. Indien de raad
niet had besloten tot het doen maken van het Nieuwe Kanaal
en in verband hiermede tot het aankoopen van eene zoo
groote uitgestrektheid grond dan zou de begrooting niet ge
drukt woiden door die hoogc aflossingen en renten. Dat zijn
geene gewone uitgaven maar uitgaven voor een groot werk
waarvoor gelden zijn opgenomen. Hier valt niet te denken
aan het dekken van gewone maar van buitengewone uitgaven,
waartoe door den raad besloten is. Al ware het wenschelijk
dat men als in vroegere jaren dergelijke opkomsten kon be
stemmen voor buitengewone aflossing, daaraan valt thans
niet te denken.
Spreker acht het niet ondienstig, dit hier in het openbaar te
doen uitkomen daar ook buiten den raad allerlei meeningen
zijn gehoord over de bestemmingdie aan de opbrengst van
bouwterrein zou behooren te worden gegeven. Hij gelooft, dat
de vergadering gerust het systeem van burgemeester en wet
houders kan volgen en dat zij dan een systeem heeft, om ook
in het vervolg toe te passen.
De heer Möijör wenschl, in verband met het door den heer
Duparc gesprokenezijne zienswijze in deze niet te verhelen
dat, al ware deze begrouting ook tuinier dan vroeger, hij toch
I niet met het denkbeeld van dien geachten spreker zou mede
gaan om de opbrengst der bouwterreinen voor buitengewone
aflossing van de schuld aan te wenden. Dan zou men een
ander stelsel als nu moeten toepassen met hetzelfde doel, n.l.
dat de lastenwelke het graven van het kanaal heeft mede
gebracht niet te veel op het levende geslacht zoude drukken,
maar over het nageslacht worden verdeeld. Dit is de hoofdge
dachte van het door burgemeester en wethouders thans toege
paste stelsel. Deze gedachte wordt verzwakt door eene opvat
ting van den heer Duparc.
De lieer Duparc zegtdat de heer Meijer ten onrechte
uit spr.'s woorden de conclusie heeft getrokken, als zou hij, bij
eene ruimere begrootingde opbrengst der terreinen willen
besleden tot buitengewone aflossing. Spr. heeft dit punt slechts
even aangestiptmaar wil zich verder niet verdiepen in wat
zou kunnen geschieden indien de begrooting ruimer was. Elke
redeneering over mogelijkheden kan men gerust achterwege
laten.
De heer Meijer heeft met den heer Duparc de mogelijk
heid verondersteld juist om te doen uitkomen welke de grond
gedachte is van burgemeester en wethouders en omdat deze
verzwakt wordt door het denkbeeld van buitengewone aflossing.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Hierop wordt overgegaan tot de behandeling der uitgaven.
Volgno. 63 tol en met 123 worden zonder discussie onver
anderd vastgesteld.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 October 1896.
Ill
Volgno. 124. Bezoldiging van het personeel aan de gasfa
briek 33740.
De heer Bekhuis verwijst naar hetgeen door rapporteurs
bij dezen post is aangetcekend. Een lid der le sectie vroeg
of bij voorkomende gelegenheid de kosten der boekhouding aan
de gasfabriek, die nu op 4027 zijn uitgetrokken niet zou
kunnen worden verminderd. Rapporteurs zijn ook van oordeel
dat deze boekhouding eene dure is. Burgemeester en wethou
ders antwoorden dat bij eventueele vacature zal overwogen
kunnen worden of deze kosten kunnen worden verminderd.
Spr. heeft dit antwoord met bevreemding gelezen, want het
slaat niet op de vraag. Regel is dat bij elke vacature wordt
overwogen of de bezoldiging moet verhoogd of verlaagd wor- J
den zoo ook bij de gasfabriekmaar bovendien de vraag is
ten onrechte gedaan.
Hoe is men tot het cijfer van 4027 gekomen Door sa
men te vatten de bezoldigingen van den boekhoudereen
klerk en drie kantoorbedienden.
Hadden rapporteurs de verordeningen betreffende de gasfa
briek* nagegaan dan zouden zij van hunne dwaling zijn over
tuigd. Volgens de instructie wordt de boekhouder bijgestaan
door een klerk; boekhouder en klerk genieten tezamen 2532
aan jaarwedde. Dit zijn dus de kosten der boekhouding.
Behalve den boekhouder en den klerk zijn er nog drie kan
toorbediendengezamenlijk ƒ1495 genietende, maar deze zijn
geen adsistenten van den boekhouder, doch bedienden voor den
directeur, werkzaam aan de gasfabriek, magazijnen enz.
De heer Reeling Brouwer acht de opmerking van den
heer Bekhuis juist, dat de bezoldigingen van het personeel aan
de gasfabriek berusten op de verordeningen. Wil men bezui
nigen, dan kan dit eerst geschieden bij vacatures.
De vraag kan dan worden gesteld, of er ook van het perso
neel kan worden gemist.
De heer Hijlkema erkent, dat in het verslag van rappor
teurs van de boekhouding wordt gesproken, maar hunne op
merking was meer algemeen bedoeld. Daar naar hun oordeel
de boekhouding een dure is, hel ben zij gevraagd, of in het
algemeen niet kon worden bezuinigd.
De heer Bekhuis zegtdat, indien in het algemeen be
doeld werd het administratief beheer niet het woord „boek
houding" had moeten worden gebruikt. De opmerking betrof
eigenlijk het technisch beheer, dus onjuist is 't, van boekhou
ding te spreken.
De post wordt hierop onveranderd aangenomen.
Volgnos. 125 tot en met 144 worden zonder discussie vast
gesteld.
Volgno. 145. Onderhoud van den Prinsentuin en van de
aarin aanwezige gebouwen 700.
De heer KolfT deelt mede, dat in de le sectie, waarvan hij
eel uitmaakt, de noodzakelijke vernieuwing van de deuren bij
et Tournooiveld is besproken. De rapporteurs zijn ook voor
ernieuwing en deden daarom de Yraagof deze uitgaaf kan
orden gevonden uit het afzonderlijk beheer van den Piinsen-
in. Zoo niet, dan stellen zij voor, een memoriepost hiervoor
it te trekken. Burgemeester en wethouders hebben op die
raag geen antwoord gegeven maar deelen mede, dat, indien
e raad vernieuwing wenscht, de post onder volgno. 145,
aar het oordeel van den directeur der gemeentewerken met
400 dient te worden verhoogd.
Rapporteurs zijn van een ander gevoelen. Indien deze in-
ang van den Prinsentuin de hoofdingang was, dan zouden zij
oor monumentale deuren zijn, maar nu het eigenlijk een ach-
eruitgang is, zal eene afsluiting door flinke houten deuren of
oor een eenvoudig ijzeren hek voldoende zijn.
Weinigen maken van dezen ingang gebruik, maar toch is het
wenschelijk, dat aan den vervallen toestand een eind wordt
gemaakt.
Rapporteurs handhaven hun voorstelom voor vernieuwing
dezer deuren een memoriepost uit te trekken en dan eene be
grooting van den directeur der gemeentewerken in te wachten.
De Voorzitter wijst er op, dat in de le sectie is ge
vraagd om eene eenvoudige vernieuwing van den bestaanden
toestand. Nu is de opgaaf van 400 door den directeur der
gemeente-werken hierop gebaseerdterwijl daarbij nog is
in acht genomen dat bij onderzoek is gebleken dat de deur
posten van dezen ingang belangrijke herstellingen vereischen
of liever ook vernieuwd moeten worden. Wil de raad vol
doende herstelling, waar noodig vernieuwing van dezen ingang,
dan zal hij hiervoor 400 moeten uittrekken.
De heer Kolff zegtgeen bouwkundige te zijn maar toch
een bedrag van 400 voor dit werk zeer hoog te vinden. Daar
om handhaaft hij het voorstel van rapporteurs.
De Voorzitter herhaalt, dat het bedrag van ƒ400 is
gebaseerd op de raming van den technischen ambtenaar. Spr.
weet geen ander cijfer daar tegenover te stellen.
De heer Reeling Brouwer deelt mede dat in de ver
gadering van burgemeester en wethouders door den directeur
I der gemeentewerken is gezegd, dat alleen voor het metsel
werk bij de vernieuwing der deuren 150 noodig zal zijn.
Men moet niet vergeten dat deze deuren reeds meer dan 100
jaar oud zijn er mag dus wel een stevig en hecht werk voor
in de plaats komen en moet men niet zien op een 50 of
ƒ100. Nieuwe deuren zijn te verkiezen boven een ijzeren hek,
omdat een hek het werpen met steenen als anderszins meer
uitlokt.
Eene bestrijding van deze uitgaaf uit het afzonderlijk beheer
van den Prinsentuin gaat niet aan dit kan wel geschieden
voor uitgaven wegens bloemen planten en dergelijke.
De heer Bekliui8 wijst er op dat de vernieuwing dezer
I deuren herhaaldelijk een punt van bespreking heeft uitgemaakt.
1 Hij is het geheel eens met den voorzitter en met burgemeester en
wethouders dat goede en soliede deuren moeten worden aan
gebracht. De vorige directeur der gemeentewerken heeft ook
steeds de uitgaaf begroot op 350 a 400.
Ook spr. is niet voor aanbrenging van een ijzeren hek
maar wel voor goed sluitende deuren vooral met het oog op
de nabijheid van de volière.
Indien nu de post voor onvoorziene uitgaven met ƒ400 kan
worden verminderd zou spr. aan rapporteurs wel in overwe
ging willen geven tot aanbrenging van een post tot dit be
drag het voorstel te doen.
De heer Kolff steltnaar aanleiding van het gesprokene
namens zijne mede-rapporteurs voorden post onder volgno.
145 met 400 te verhoogen voor vernieuwing der deuren van
den Prinsentuin bij het Tournooiveld.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
De posten onder volgnos. 146 tot en niet 158 worden zon
der bespreking aangenomen.
Bij den post onder volgno. 159. kosten van politie deelen
rapporteurs mede dat in de ie sectie is gevraagdwaarom
het onderdeel voor bezoldiging van politiedienaren der 4e klasse
1800, 100 hooger is geraamd dan voor 1896 en zij stel
len voordit bedrag op 1700 terug te brengen.
De heer Kolff wijst op het antwoord van burgemeester en
wethouders, dat in 1896 voor bezoldigingen van dienaren der
politie der 4e klasse ruim ƒ2000 en in 1895 1738,53 is