114 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 October 189G. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 October 1896. 115 De heer Duparc is getroffen door eene opmerking van rapporteurs in hun verslag. Op blz. 3, le kolom, zeggen zij in verband met dezen post„Bedraagt de verkoop meerdan voor dit doel vereischt wordtdan vorme men in de vette ja ren uit de batige saldo's een reservefonds waaruit in magere jaren kan worden geput." Spr. durft aannemen dat burgemeester en wethouders aan dezen wenk geen gevolg zullen geven. Het zou toch zijn in strijd niet alleen met de regelen eener goede comptabiliteit maar ook met de voorschriften der gemeentewet indien de gemeente afzonderlijke fondsen, zoogenaamde potjes, er op nahield. Iets anders ware het om voor een goed overzicht der exploitatie een rekening-courant aan te leggen, waarmede bij het opmaken der begrooting rekening kan worden gehouden De heer Hijlkoma deelt mede dat rapporteurs liet denk beeld van een reservefonds als tijdelijken maatregel bespreken. Het kan zijn dat in een jaar voor 40,000 terrein wordt ver kocht dan kan 20,000 besteed worden voor aflossing en rentebetaling en de andere 20,000 zou in liet reservefonds kunnen worden gestort. Wantwanneer in een ander jaar weinig terrein wordt verkocht, vanwaar moet dan het ontbre kende worden gevonden. Spr. erkent, dat er om zoo te zeggen een potje wordt ge vormd, maar wat bezwaar is er tegen, als het ten minste niet in strijd is met de wet? De heer Troelstra zegt, dat deze kwestie door burgemees ter en wethouders is voorzien. Zij schrijven aan het slot van de toelichting op dezen post„Nu zal natuurlijk het eene jaar de opbrengst veel grooter Kunnen zijn dan het andere doch voor het volgen van den voorgestelden regel levert dit geen bezwaar op, daar een eventueel tekort over het eene jaar ge dekt kan worden door eene ruimere opbrengst in het andere jaar. Dit is slechts een zaak van comptabiliteit. Alleen, wan neer in eenig jaar het volgen van den voorgestelden regel een belangryke som in de gemeentekas mocht doen blijven zou overwogen kunnen wordenof daaraan eene bijzondere be stemming diende te worden gegeven." De heer Qijlkema gelooft, dat dit hetzelfde bedoelt, als rapporteurs willenalleen is het meer parlementair uitge drukt. De Voorzitter is van raeening, dat wat burgemeester en wethouders schrijven niet volkomen hetzelfde beoogtals het denkbeeld van rapporteurs. Den heer Troelstra is het gebleken, dat, ten aanzien van de voor waai den van uitgifte van bouwterreinen langs het Nieuwe Kanaal, tij de ingezetenen eene dwaling schijnt te be staan. In die voorwaarden is n.l. de bepaling opgenomen dat de lijst van de nog niet verkochte of niet in erfpacht uitgegeven perceelen herzien en door den raad gewijzigd kan worden, tel kens om de drie jaren, voor het eerst met ingang van 1 Janu ari 1899. Nu verkeert men in de meening, dat daarin ligt opgesloten, dat men ook lot -prijsverlaging zou willen overgaan. Dit is de bedoeling van den raad zeker niet geweest, integendeel, de raad ging veeleer van de veronderstelling uit, dat dit uitge strekt terrein eerst na verloop van jaren zal zijn verkocht maar omdat het zoo dicht bij de stad is gelegen, op den duur in waarde zal stijgen zooals men in andere gemeenten ziet plaats hebben. Er bestaat dus later gelegenheid voor eene verhooging van de prijzen telkens om de drie jaren, opdat de gemeente van de waarde-vermeerdering zou kunnen profiteeren. Deze terreinen vertegenwoordigen een groot kapitaalvan dit kapitaal zal jaarlijks een betrekkelijk gering gedeelte op de begrooting behoeven te worden gebracht nu het stelsel van burgemeester en wethouders is goedgekeurd. En hoewel nu een vlugge bebouwing natuurlijk gewenscht is k3n de ge meente eene afwachtende houding aannemen. De raad zal dus den prijs oer terreinen niet behoeven te verlagen. Spr. heeft gemeend door een enkel woord de bestaande dwaling in dezen te moeten wegnemen. De heer Duparc zou zich wel willen veroorloven, aan bur gemeester en wethouders een wenk te geven. Toen eenige jaren geleden aan den toegang uit zee naar Harlingen door verdieping van het vaarwater langs de Pollen een zooveel groo- tere diepte was gegeven, werd hieraan door het gemeentebe stuur van Harlingen, of wel door de Kamer van Koophandel en Fabrieken aldaar, zooveel mogelijk bekendheid gegeven, zelfs in het buitenland, en men mag aannemen, dat dit goede vruchten heeft gedragen. Spreker wenscht nu te vragen, of burgemees ter en wethouders niet ook een middel zouden weten te vinden, om meer algemeen bekend te maken, dat thans te Leeuwar den aan een belangrijk kanaal uitstekend gelegen gronden voor allerlei doeleinden zijn te bekomen, voor waarlijk geen te hooge prijzen. Men moet toch niet vergeten dat Leeuwarden aan een uithoek van ons land is gelegen, en de bedoelde gelegen heid dus niet algemeen bekend is. Door die bekendheid te bevorderen zou misschien de verkoop der gronden te spoedi ger tot stand kunnen komen. De Voorzitter betuigt den heer Duparc zijnen dank voor diens wenk aan burgemeester en wethouders. Hij kan echter dien geachten spreker mededeelen, dat dit denkbeeld bij bur gemeester en wethouders reeds in overweging is. Deze post wordt alsnu, volgens het voorstel van rapporteurs vastgesteld op 19,670. De post voor onvoorziene uitgaven wordt nu vastgesteld op 3730. De begrooting wordt vastgesteld met de volgende balans Inkomstenƒ888,050.78 Uitgaven888,048.60 Waarschijnlijk saldo2.18 De heer de la Faille verlaat de vergadering. 2. Benoeming van twee voogden der stads armenkamer (wegens periodieke aftreding van de heeren P. Schierbeek en Mr. J. M. van Hettinga Tromp. Voor de eerste vacature worden door de voogden aanbevolen de heeren 1 Mr. A. Menalda, 2 F. A. van Valkenburg en 3 Mr. J. D. van der Plaats. Het resultaat der gehouden stemming is, dat op den heer Mr. A. Menalda 20 stemmen zijn uitgebracht en de heer van Valkenburg 1 stem verkreeg. Voor de tweede vacature worden aanbevolen de heeren: 1. Louwrens Dijkstra2. Mr. G. L. baron van Harinxma thoe Slooten en 3. Th. Overmeer. De uitslag der gehouden stemming isdat op den heer Louwrens Dijkstra 15 en op den heer Th. Overmeer 6 stem men zijn uitgebracht. Alzoo worden tot voogd der stadsarmenkamer benoemd de heeren Mr. A. Menalda en Louwrens Dijkstra. 3. Benoeming van een lid der commissie van beheer over het stadsziekenhuis (wegens periodieke aftreding van den heer R. Bloembergen Ez. Door de commissie van beheer worden aanbevolen de hee ren: 1. R. Bloembergen Ez. en 2. Mr. G. A. Romer, welke aanbeveling door burgemeester en wethouders i$ vermeerderd met de heeren 3. G. J. Sas en 4. J. W. Kramers. Het resultaat der stemming is, dat de heer R. Bloembergen Ez. 20 stemmen en de heer Mr. G. A. Romer 1 stem verkreeg, zoodat eerstgenoemde wordt benoemd. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot overdracht van eene strook grond aan de Nieuweburen aan het bestuur der afd. Leeuwarden van de Prov. Friesche werkliedenver - eeniging. Zondet discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten I. den sub II omschreven grond te verklaren niet meer voor den publieken dienst te zijn bestemd. II. behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten aan het bestuur der afdeeling Leeuwarden van de Provinciale Friesche Werkliedenvereeniging eene oppervlakte van ongeveer 30 centiare van den gemeentegrond gelegen vóór het huis plaatselijk bekend Nieuweburen no. 88 en op de situatietee- kemng met bruine aiceering aangeduid ten behoeve van den vooruitbouw van dit gebouw in eigendom over te dragen tegen eene som v?n 5onder voorwaardedat de bebouwing van den over te dragen grond moet geschieden mei inachtneming van de ïooilijn, aangegeven op de teekening en verder op nader door burgemeester en wethouders vast te stellen voor waarden. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee- nen van eervol ontslag aan den onderwijzer H. Oberman. Conform de conclusie wordt besloten aan H. Oberman op zijn verzoek met ingang van 1 Decem ber 1896 eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van onderwijzer met acte Fransch aan de gemeenteschool no. 4. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee nen van eervol ontslag aan den heer Dr. C. Loeff als leer aar aan het gymnasium. Burgemeester en wethouders stellen voorte besluiten aan den heer Dr. G. Loeff op zijn verzoek met ingang van 1 Januari 1897 eervol ontslag te verleenen als leeraar aan het gymnasium in de oude talen en letterkunde en in de Ne- derlandsche taal en letterkunde. De heer Van Sloterdijck wijst op de zeer langdurige functie van den adressant als leeraar aan het gymnasium, zoo wel onder vigueur van de vorigeals ook onder de werking der nieuwe wet. Met het oog hieropstelt spr. voor en hij weet, hierdoor ook te handelen in den geest van curatoren aan de conclusie toe te voegen het volgende: onder dank betuiging voor de gedurende vele jaren door hein aan het gym nasium bewezen diensten. Zonder discussie wordt de aldus gewijzigde conclusie aange nomen. 7. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der gemeenterekening over 1895. I Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten 1°. de rekening der ontvangsten en uitgaven van de ge I meen te Leeuwarden over het dienstjaar 1895 goed te keuren. in ontvang op 946,113,84 j in uitgaaf op942,114.28 Alzoo sluitende met een voordeelig saldo van 3,999.56 2°. heeren burgemeester en wethouders 's raads dank te betuigen voor hun ordelijk en nauwgezet beheer. Wordt opgemerktdat de wethouders niet tot het nemen van dit besluit hebben medegewerkt. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen van af- en overschrijvingen op de gemeente-begrooting dienst 1896. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten tot het doen van de voorgedragen af- en overschrijvingen op deze begrooting. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand- sche verhuring van eene woning met een perceel ga 'deniersland aan Oldegalileën. Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderhands voor den tijd van vijf jaren op door burgemeester en wethou ders vast te stellen voorwaarden aan S. H. Ritman in huur af te staan a. in te gaan den 12 Mei 1897 de woning plaatselijk be kend Oldegalileën nos. 32 en 40 voor eene huursom van 78 per jaaren b. in te gaan den 5 Maart 1897 het stuk gardeniersland op Oldegalileën ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie F no. 2138 ter grootte van 1 Hectare 32 are en 73 centiare voor eene jaarlijksche huursom van f 247.50. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot diligent- verklaring van hun colleye voor het indienen van proeadvies omtrent het verzoek der vereeniging ter bevordering van volks gezondheid tot aanschaf ling en exploitatie van een ontsmettings oven. In de raadsvergadering van 26 Mei j.l. werd om bericht en raad in handen van burgemeester en wethouders gesteld een adres d.d. 20 Mei 1896 van de vereeniging ter bevordering van volksgezondheid alhier inhoudende het verzoekvan ge meentewege een desinfectie-oven aan te schaffen en te exploi- teeren. Bij het adres is overgelegd een rapportwaarin de wen- schelijkheid van het gebruik van een dergelijken oven op we tenschappelijke gronden nader wordt aangetoond en waarin het gebrekkige en geheel onvoldoende der tot heden gevolgde me thode van ontsmetting duidelijk in het licht wordt gesteld. Burgemeester en wethouders deelen ten dien aanzien mede, dat zij zich vroeger reeds tot den Minister van Binnenlandsche Zaken hebben gewend met het verzoek te willen bevorderen, dat van rijkswege een desinfectie-oven in deze gemeente worde gesticht. Zij boden daarbij aanden raad voor te stellen den daartoe eventueel benoodigden grond kosteloos aan het Rijk af te staan van gemeentewege de bediening en het on derhoud te bekostigen en den oven ook beschikbaar te houden voor de voorwerpen uit omliggende gemeenten en die van het garnizoen. De Minister berichtte echter dat er vooralsnog geen termen bestonden om tot de oprichting van een desinfectie-oven van rijkswege over te gaan. Intusschen is ten behoeve van het garnizoen een verplaats bare ontsmettingsoven in gebruik gesteldpogingen van de zijde van geneeskundigen aangewend om dien oven ook voor particulieren beschikbaar te stellen hadden geen gunstig ge volg. Het komt burgemeester en wethouders voor datwanneer de regeering ongenegen blijft om een oven van rijkswege op te richtenwaartoe wederom pogingen zouden kunnen worden aangewendhet groote belang medebrengtom in overweging te nemen daartoe vanwege de gemeente over te gaan. De kosten van het aanschaffen en exploiteeren van derge lijke inrichting zullen niet zoo groot behoeven te zijn dat hier tegen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een overwegend bezwaar zal bestaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1896 | | pagina 4