14 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Februari 1897.
De heer van Sloterdijck kan zich niet met de prae-
missen en dus ook niet met de conclusiewaartoe zij
hebben geleid vereenigen. In die praeniissen ligt ecne
onjuistheid. Het betreft hier een legaatwaaraan eene
voorwaarde, door legatarissen te vervullen, verbonden is.
Nu zeggen burgemeester en wethouders, dat door legata
rissen die voorwaarde onmogelijk kon worden nageleefd
en dat ze derhalve voor niet geschreven moet worden
gehouden. Dit is juridisch onjuist. Eene voorwaarde is
krachtens de beteeken is van art. 935 van het Burgerlijk-
Wetboek alleen dan onmogelijkals ze volstrekt onmoge
lijk is. En dit was in deze niet het geval. De moge
lijkheid bestond, dat mevrouw Quaestuis van haar recht
om op de hier bedoelde begraafplaats te worden begraven,
afstand deed. Zij deed dit nietmaar deze omstandig
heid maakte de door den erflater gemaakte voorwaarde
toch niet tot eene a priori volstrekt onmogelijke.
De op die onjuiste praeniissen steunende conclusie, dat
de gemeente haar van het niet-vervullen van de gestelde
voorwaarde afhankelijk recht niet zou hebben verkregen
is derhalve ook onjuist, evenals het hierop steunend voor
stel dat de raad verklare dat door die bijzetting het
legaat niet vervallen is en deze gemeente daarop geen
recht heeft verkregen.
Spr. kan zich dus niet met de conclusiedie zich op
onjuiste praemissen grondtvereenigen. Het is echter
geenszins zijne bedoeling, voor de gemeente Leeuwarden
een recht te vindiceeren, waarop zij uit de niet-vervulling
dezer voorwaarde aanspraak zou kunnen maken maar
hij wil den voorzichtigen weg aanwijzen en zou een be
sluit willen zien nemen dat op juiste gronden berust
ten einde te voorkomendat men nu een stap doetdie
later, onder thans nog niet te voorziene omstandigheden,
zou kunnen blijken, verkeerd te zijn geweest.
Spr. zou er niet tegen zijn indien de raad besloot
afstand te doen van het nu verkregen recht, maar hij
kan van dit denkbeeld geen amendement op het voorstel
van burgemeester en wethouders in overweging geven
omdat dergelijk- besluit op andere praemissen zou moeten
rusten.
Hij geeft derhalve burgemeester en wethouders in be
denking dit voorstel terug te nemen en te overwegen
of zij niet op andere gronden kunnen komen tot eene
conclusie, in den geest, door spr. aangegeven.
Do Voorzitter deelt mede, dat hij de al of niet juist
heid van het bezwaar van den heer van Sloterdijck niet
dadelijk kan beoordeelen, maar dat burgemeester en wet
houders gecne bedenking hebben, hun voorstel weder tot
zich te nemen en eene wijziging te overwegen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver
lenging run de concessie voor het exploiteeren van electro-
teleplionisclie verbi 11 dingeu.
Bij de behandeling der gemeente-begrooting voor 1897,
werd in eene der sectiën de vraag gedaan, of de gemeente
voor hare talrijke aansluitingen aan het telephoonnet niet
een verlaagd tarief zou kunnen bedingen, evenals voor
particulieren en firma'sdie twee of meer aansluitingen
hebben een verlaagd tarief is gesteld.
In verband hiermede hebben burgemeester en wet
houders den concessionaris in overweging gegeven een
voorstel te doen omtrent eene nadere regeling van den
abonnementsprijs voor aansluitingen der gemeente.
In eene daarna met den concessionaris gehouden con
ferentie, deelde deze mede, dat de verlaging van tarief
aan enkele particulieren bij twee of meer aansluitingen
is toegestaan uitsluitend om aansluiting te animeeren
niet omdat dit verlaagd tarief nog voordeelen afwerpt.
Met het oog op de minder voordeelige exploitatie ten
gevolge van veranderingen en vernieuwingen van steun
palen en dradennet, welke niet te voorzien waren, maakte
hij bezwaar, voor den nog korten duur der concessie
afwijkingen van het tarief toe te staan.
Indien echter de termijn der concessiedie den l
October 1900 eindigt, met 15 jaren kon worden verlengd,
zou hij eene wijziging van het tarief, benevens het aan
brengen van andere toestellen van de nieuwste vinding,
die bepaald verbeteringen zouden zijnin overweging
kunnen nemen.
Deze verbeteringen zijn reeds in Rotterdam algemeen,
in Amsterdam gedeeltelijk ingevoerd.
Bovendien gaf de concessionaris te kennendat hij
zoodra de gelegenheid zich zal voordoengaarne zal
medewerken tot aansluiting aan het intercommunaal
telephoonnet.
Naar aanleiding van het nader schrijven ven den con
cessionaris d.d. 13 Januari j.l. berichtten burgemeester
en wethouders hem, dat zij genegen waren een eventueel
adres tot verlenging der concessieo. a. onder de voor
waarden, in die missive omschreven te ondersteunen.
De concessionaris heeft nu bij overgelegd adres d.d. 28
Januari j.l. aan den raad verzocht, de concessie met 15
jaren te willen verlengen en deelt in een geleidend
schrijven mededat hij genoegen neemt met de voor
waarde dat het tarief voor gemeente-aansluitingen op
ƒ25 wordt gesteld en de vervanging der toestellen binnen
6 maanden moet geschieden.
Burgemeester en wethouders stellen alzoo voor, te be
sluiten
de bij raadsbesluit van 8 Januari 1885 aan de heeren
Ribbink van Bork Co. te Amsterdam verleende ver
gunning tot exploitatie van voor het publiek bestemde
electro-telephonische verbindingen in deze gemeentena
expiratie van den loopenden termijn op I October 1900,
te verlengen met 15 jaren, onder voorwaarde:
a. dat het tarief voor de aansluitingen van gemeente
gebouwen op ƒ25 voor iedere aansluiting worde gesteld
en dit gewijzigd tarief den 1 April 1897 in toepassing
zal komen
b. dat de concessionaris verplicht is, de toestellen
binnen ze? maanden na het besluit tot verlenging van
de concessie door andere van de nieuwste vinding te
doen vervangen
en voorts op de bestaande voorwaarden en onder nadere
bepalingen, die door burgemeester en wethouders noodig
of gewenscht mogen worden geacht.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet
houders de voorwaarde sub a eenigszins wensehen te
wijzigenongeveer in dezen zin, dat in plaats van „aan
sluitingen van gemeentegebouwen" wordt gesproken van
„aansluitingen ten behoeve en voor rekening van de
gemeente". Burgomeestcr en wethouders wensehen do
nadere redactie aan zich te houden zoodat nu alleen in
principe over de verlenging van de concessie door den
raad zal worden besloten.
Spr. brengt voorts ter kennis van de vergaderingdat
door den heer Theunisse is voorgesteldde voorwaarde
sub b aldus te lezen
„dat de concessionaris verplicht is. de toestellen binnen
zes maanden na het besluit tot verlenging van de con
cessie te doen vervangen door andere van zoodanige con
structie dat zij voldoen aan alle eischen tot verzekering
van eene goede gemeenschap zoowel in het locaal en
intercommunaal als in het internationaal verkeer.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Wolff kan met dit voorstel niet mede gaan.
Hij zal nu niet ter sprake brengen de vraagof eene
gemeente-exploitatie gewenscht is boven eene door parti
culieren omdat hij voor het oogenblik dit niet kan be
oordeelen, maar zijn bezwaar tegen het voorstel ligt voor
namelijk hierin, dat de schotel linzen, door den conces
sionaris aangeboden in ruil voor afstand door de ge
meente van haar recht, te duur zal worden betaald.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Februari 1897. 15
Toen in 1885 de firma Ribbink van Bork Co. de
concessie aanvroeg en ook verkreeg, werd de abonne
mentsprijs bepaald op ƒ35 per jaar voor elke aansluiting.
In dezen abonnementsprijs moest de exploitant eene
ve-goeding vinden voor zijne exploitatiekosten, maar er
werd tevens gerekend op eene vergoeding voor de kosten
van aanlegdie de concessionaris te dragen had. De
exploitant moest natuurlijk zijn oog gericht houden op
de kansdat in het jaar 1900 de concessie verviel de
toestellen enz. zouden dan betrekkelijk weinig waarde
hebben, zoodat gezorgd werd voor jaarlijksche afschrijving
op de exploitatie.
Indien nu de concessie wordt verlengd, o.a. op voor
waardedat de abonnementsprijs op ƒ35 per jaar blijft
bepaalddan geniet de exploitant daarin eene grootere
vergoedingdan waarop hij aanspraak heeft. Is er wel
op gelet, vraagt spr., hoeveel in andere gemeenten wordt
betaald? In Utrecht bedroeg de abonnementprijsnaar
spr. meent, meer dan 100. Toen de concessie werd
verlengd, is het abonnement verlaagd tot 40 voor één
aansluiting en, naar spr. meent, tot ƒ10 voor twee of
meer aansluitingen.
Het gaat dus niet aanbij verlenging der concessie
hier den abonnements-prijs onveranderd te laten.
Spr. zal zich tegen het voorstel verklaren wordt
dit verworpen, dan heeft het gemeentebestuur vóór 1900
altijd nog tijd genoeg om na te gaan, in hoever eene
exploitatie door particulieren is aan te bevelen en kunnen
nadere onderhandelingen met den concessionaris over
abonnements-verlaging worden gevoerd.
De Voorzitter meent, dat er weinig kans zal zijn, over
drie jaren bij het eindigen van de concessie een logeren
abonnementsprijs te kunnen bedingeu. Te Utrecht is het
abonnement laatstelijk bepaald op ƒ40, en in die groo
tere gemeente zal de exploitatie zeker wel goedkooper
zijn dan hier. Men mag tevreden zijn dat men hier
zoovele jaren een lageren abonnementprijs heeft betaald
dan in grootere steden.
Het hoofdmotief voor verlenging der concessie was voor
burgemeester en wethouders, dat nu reeds, binnen zes
maanden na het besluit tot verlenging, de toestellen, die
nu zeker verouderd zullen zijn worden vervangen door
andere van de nieuwste vinding. Er zijn een paar van
dezen op proef gezonden.
De heer Haverschmidt staat in de beoordeeling dezer
zaak op één lijn met de Kamer van Koophandel en de
Handelsvereeniging.
De concessie van 1885 aan de firma Ribbink van
Bork Co. heeft niet aan de verwachting beantwoord,
noch aan die van concessionarissennoch aan die van
het publiek.
Men sprak toen van 250 aansluitingen, die tegen ƒ35
een opbrengst zouden geven van bijna 9 mille en men
betwijfelde nog, of de exploitatie op dien voet wel kans
van slagen had.
Nu heeft het getal abonné's dit cijfer nooit kunnen
bereiken het is er bijna 100 beneden gebleven.
Is het voor do ondernemers dus een mager zaakje
voor de abonnés is de telefoon niet veel meer dan een
aardigheid en ze zal dat blijven, zoolang het getal abonnés
zoo gering is en de intercommunale verbinding uitblijft.
En dien indruk heeft spr. wel gekregen uit de corres
pondentie van burgemeester en wethouders met Ribbink
van Bork Co., dat deze, ondanks hun ijverig streven,
niet bij machte zijn, ons de intercommunale verbinding,
althans op dit oogenblik te garandeeren.
Deze omstandigheden in aanmerking genomen meent
spr., dat men, zonder zich in 1900 nog los te maken
van de firma Ribbink van Bork Co., het eind van de
concessie in elk geval gerust kan afwachten.
De heer Hijlkema kan zich met het voorstel van
burgemeester en wethouders niet vereenigen. Het doet
hem genoegen dat het advies van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken is gevraagd welk advies aan de
Handelsvereeniging aanleiding heeft gegeven, ongevraagd
ook hare zienswijze over deze aangelegenheid te doen
kennen. Beide lichamen zijn tegen verlenging van de
concessie, en spr. gaat geheel mede met de aangevoerde
bedenkingen.
Hij acht het gevaarlijk voor de gemeente, nu reeds
eene nieuwe concessie te verleenen. Het is bekend dat
de telephoon, en wat daarmede in verband staat, eigenlijk
nog in een staat van overgang, in eene ontwikkelings
periode verkeert. De tijdwaarop de regeling van het
intercommunaal verkeer zal tot stand komen is nog on
zeker, doch waarschijnlijk niet ver meer af, zoodat die
gerust eerst kan worden afgewacht.
Spr. heeft zich de vraag gesteld, waarom burgemeester
en wethouders toch zoo'n haast maken met de verlenging
der concessie en vond hiervoor twee argumenten in de
eerste plaats de verlaging van den abonnementsprijs voor
gemeente-aansluitingen en ten tweede het aanbrengen
nu reeds van nieuwe toestellen. De concessionaris heeft
echter bij de aanvaarding der concessie op zich genomen,
de beste toestellen te gebruiken die op dit gebied te
verkrijgen zijn na goedkeuring van deze toestellen door
burgemeester en wethouders. De concessionaris erkent
nu dat er betere toestellen zijnen zal misschien uit
zichzelf wel tot vervanging der bestaande toestellen
overgaan.
Spr. wil dus liever de kat uit den boom kijken en
de gemeente nog niet door een nieuwe concessie binden.
Het zou kunnen zijn dat zij later daarover berouw ge
voelde.
De heer Konter is ook van oordeel, dat de raad nog
niet tot verlenging van de concessie moet overgaan. De
regeling van het intercommunaal verkeer, waartoe bij de
regeering het voornemen bestaatzal zeker vóór het
eindigen dezer concessie tot stand komen. Welke voor
waarden de concessionaris dan, voor dat verkeer, aan de
abonnenten zal stellenis nu nog niet te preciseeren.
Bovendien komt het spr. wensehelijk voor, de concessie
niet te verlengenvoordat nauwkeurig is onderzocht en
overwogen, of eigen exploitatie misschien ook de voorkeur
verdient.
De Voorzitter zegtdattoen hij straks de motieven,
die burgemeester en wethouders tot het doen van dit
voorstel hebben geleidbesprakhij vergat er aan te
herinneren, dat de eerste aanleiding voor deze zaak is.
geweest eene opmerking in eene der sectiën bij de behandeling
van de gemeentebegrooting over den post voor abonne
ment van de telephoon. De correspondentie en bespre
king over verlaging van het tarief gevoerd hebben tot
het onderwerpelijk voorstel geleid.
De heer van Sloterdijck deelt de bezwaren tegen de
verlenging der concessie, door eenige sprekers aangevoerd,
niet in diezelfde mate. Toch wenscht hijofschoon het
voorstel weinig kans op aanneming schijnt te hebben, nog
eene inlichting te bekomen omtrent den omvang der
nieuwe voorwaardenspr. heeft hierbij op het oog de
vernieuwing van de steunpalen. In een der overgelegde
brieven van den concessionaris wordt door dezen gewezen
op de groote uitgaven die het gevolg zijn geweest van
het vervangen der houten steunpalen door ijzeren maar
hoe te dezen opzichte in het vervolg zal worden gehan
deld, blijkt uit de conclusie van het voorstel niet.
Ligt het nu in de bedoeling van burgemeester en wet
houders om onder de naderedoor hen noodig of ge
wenscht te achten bepalingen ook op te nemen de voor
waarde dat alle houten palen door ijzeren worden ver
vangen
Fr zijn nog enkele houten palen aanwezig.
De Voorzitter deelt, in antwoord op de vraag van den
heer van Sloterdijck mede, dat burgemeester en wethou
ders volgons de concessie-voorwaarden hebben goed te