16 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Februari 1897. keuren alle werken door den concessionaris langs, in of over de openbare wegen uit te voeren. Zij hebben dan ook herhaaldelijk den concessionaris opgelegd ijzeren steun palen te gebruiken. Bij de verandering in de geleidingen, noodig geworden door het graven van het Nieuwe Kanaal, heeft de con cessionaris verzochttijdelijk houten palen te mogen plaatsen en burgemeester en wethouders meendenhem voorloopig van de groote uitgaaf voor ijzeren palen te mogen ontslaanmaar zij zullen hiervan terugkomen indien de concessie wordt verlengd. Gaat de raad hier toe niet over, dan zou het onbillijk zijn, voor den nog korten duur der concessie den concessionaris dergelijke zware last nog op te leggen. De heer Reeling Brouwer wenscht met een enkel woord zijne zienswijze te doen kennen. De heer Wolff' deelde mededat in Utrecht het tarief voor abonnement is verlaagd tot f 40 per aansluiting. Dit is juistde exploitatie aldaar is in handen van de Bell telephoon- maatschappij en deze heeft in het begin ontzaggelijk ge bruik gemaakt van haar monopolie. Hieruit mag wel worden opgemaakt, dat de concessionaris te Leeuwarden, door een prijs van 35 voor abonnementd. i. lager dan overal elders, te vragen, niet heeft overvraagd. In Enschedó, waar de gemeente de exploitatie voert, kost het abonnement 30, maar, naar spr. meent, laat de exploitatie daar wel wat te wenschen over. De heeren Wolff' en Haverschmidt stellen de mogelijkheid, dat later nog lagei tarief zal kunnen worden vastgesteld, maar spr. betwijfelt het. De exploitatie is toch al niet zeer voor- deelig geweestvan de 250 abonnementen waarop in het begin gerekend werd zijn er slechts ongeveer 160 tot stand gekomenzoodat het van den kant van den concessionaris wel een bewijs van moed isdat hij de concessie wenscht te verlengen. Er wordt ook aangedrongen op aansluiting aan het intercommunaal netHet rijk heeft een contract met de Bell telephoonmaatschappij en kan de exploitatie tot zich nemen, mits een half jaar te voren hiervan kennis gevende aan genoemde maatschappij. Zonder opzegging wordt de concessie stilzwijgend verlengd. Op de staatsbegrooting is nu een post aangebracht voor overneming en exploitatie van rijkswege van de intercommunale telephoonlijnen. Zoodra die overneming heeft plaats gehad, zal een besluit worden genomen tot vaststelling van algemeene regelen en kosten van aansluitingen. Men kan nu wel aan don concessionaris de voorwaarde opleggen, dat hij het tele- phoonnet alhier te zijner tijd aan het intercommunaal net moet aansluiten, maar dit zal hij wel uit eigen beweging doen omdat het natuurlijk in zijn voordeel zal zijn. Men moet nu niet te veeleischend zijn. Een som van f 35 voor een abonnement is, in vergelijking met Utrecht, waar de exploitatie goedkooper kan zijnnog weinig. Alleen zou spr. in het amendement van den heer Theunisse de woorden „ten allen tijde" willen invoegen. De vraag, welke toestellen de beste zijnis toch eene zaak van appreciatie. De heer Beucker Andreae zegt, dat hij het is ge weest die verlaging van het tarief voor aansluiting van gemeentegebouwen in zijne sectie ter sprake heeft ge bracht. Het doet hem genoegen, dat burgemeester en wethouders nota hebben genomen van zijne opmerking en den concessionaris bereid hebben gevonden om het tarief voor die aansluitingen met ƒ10 te verminderen. Dit voordeel is zeker niet te verwerpen de abonne mentsprijs is al laag, en zal vooreerst niet nog lager kun nen worden gestelddaar de exploitatie niet zeer voor- deelig is geweest. Dat hierin bezuinigd moet worden blijkt uit de omstandigheid, dat de administratie hier ge voerd wordt niet langer door een tusschenpersoon maar direct door den concessionaris. Spr. ziet er geen bezwaar in, de concessie te verlengen, daar nu groote verbeteringen zullen worden verkregen. De abonnenten zijn aan de aansluitingen gewoon en zullen die in het vervolg niet gaarne willen missen. De heer Theunisse zou, indien het hier eene geheel nieuwe aanvraag om concessie goldbezwaar hebben maar het betreft verlenging van eene bestaande concessie; men staat partij tegen partij en vraagthoe de andere partij aan hare verplichtingen heeft voldaan. Spr. aarzelt niet, uit kracht van de ervaring, in zijne betrekking opgedaante verklarendat de concessionaris op de meest onbekrompen wijze aan zijno verplichtingen heeft voldaan, op eene wijze, die het mag hier in het open baar worden uitgesproken allen lof verdient. Op grond hiervan zal hij aan het voorstel van burge meester en wethouders zijne stem geven. De strekkiug van zijn amendement op een onderdeel van het voorstel is dezedat de toestellen in geen geval ooit eenig be zwaar zullen mogen opleveren om de gemeente Leeu warden in telephonische verbinding te brengen, niet alleen met de zustersteden in Nederland maar ook, als de tijd daar is, met het buitenland. Op de nieuwste constructie dor toestellen komt het niet hoofdzakelijk aan, het nieuw ste is niet altijd het beste en wat nu nieuw is, wordt over een paar jaar weer oud. Daarom dient in de voor waarden de bepaling te worden opgenomen, dat de con cessionaris ter beoordeeling van burgemeester en wet houdersverplicht zal zijn tot het in gebruik geven en houden van toestellen die voldoen aan al de eischen omschreven in spr.'s amendement. Spr. is ook voor verlenging van de concessieomdat hij overtuigd is, dat van de zijde van den concessionaris niet op tegenwerkingmaar veeleer op krachtige mede werking is te rekenen, waar het geldt, het verkrijgen van aansluiting aan het intercommunaal telephoonnet. Dat dit juist is, is ruim een paar jaar geleden gebleken. Toen reeds was de concessionaris al bedacht op aansluiting aan het in wording zijnde net van intercommunale telephoon lijnen dat die aansluiting toen niet is tot stand geko men is toe te schrijven aan de almacht van de Bell telephoonmaatschappijdie aan den concessionaris zoo zware voorwaarde wilde opleggendat do geheele op brengst der exploitatie van ons locaal net nauwelijks voldoende zoude geweest zijn ter voldoening van de dooi die maatschappij gevorderde retributie, laat staan, dat het net aan den concessionaris eenig voordeel zou afwerpen. De Voorzitter deeltuit een door den concessionaris overgelegden brief van den Minister van Waterstaat van Januari 1895 mede, dat de jaarlijksche opbrengst van de intercommunale telephoonlijnen Leeuwarden—Zwolle Amersfoort tot een bedrag van f 5550 zou dienen te worden gewaarborgd. De heer Wolff wenscht nog een enkele opmerking te maken. Door den Voorzitter en den heer Reeling Brou wer is er op gewezen dat het tarief hier lager is, dan elders, waar de Bell telephoonmaatschappij de exploitatie heeft. Spr. heeft dit niet ontkend integendeel, hij heeft liet eerst de aandacht gevestigd op Utrecht. Zijn bezwaar echter tegen de verlenging van de concessie, nu reeds een paar jaren vóór hare expiratie, is onaange tast gebleven. Hij zeidedat in 1885 in het tarief voor aansluitingen moest gevonden worden niet alleen eene vergoeding voor exploitatiekostenmaar ook een zeker bedrag voor amortisatie van aanlegkostenwaaruit volgt, dat na 1900, indien de concessie verlengd werd, de exploitatie goedkooper en het tarief lager zou kunnen zijn. Spr. wil gaarne de concessie aan den tegenwoordigen exploitant laten maar tevens profiteeren van de facili teiten die elders ten aanzien van aansluitingen zullen worden verleend. De heer Hijlkema vermeent, dat door sommige der vorige sprekers enkele verkeerde argumenten worden aangevoerd. De heer Theunisse spreekt vol lof over de Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Februari 1897. 17 exploitatie; spr. wil hier niets op afdingen, evenmin als op den lagen abonnementsprijs van f 3".dit cijfer is werkelijk laag, als do bediening ten minste goed is. Doch dat doet hier op het oogcnblik minder ter zake. Anderen laten het voorkomen, alsof men nu voor een fatalen termijn staatom te beslissen of men al dan niet de concessie zal verlengen. Ook werd gesproken over do toestellen de hoer Theunisse zeide, dat, wat nu nieuw is, later oud wordt. Spr. zag in Amsterdam nieuwe toestellen, die uitstekend zijn; indien de toestellen, die hier op proef zijn gezonden, dergelijke zijn, dan kan men tevreden wezen. De vraag blijft dan toch nog over, of voor het goval dat de aansluiting aan de intercommunale telephoonlijnen tot stand komt, deze toestellen daarvoor voldoende zouden zijn. Men kan den concessionaris toch niet de verplichting opleggen om daarvoor voortdurend te zorgen. Maar hoe dit zijilien wijkt door dergelijke bespre kingen af van de hoofdkwestie, n 1. van de vraag, of het, nu alles nog in de lucht hangt, verstandig zou zijn, voor een voordeel van f 60 en verbeterde toestellen eene nieuwe concessie aan te gaan en zich hierdoor te binden. Eene goede regeling van telephonische verbindingen is hoofdzakelijk een zaak voor den handel en de nijverheid en ten laatste voor particulieren. Waar nu èn de Kamer van koophandel en fabrieken on de Friosche Handelsvereeniging zich tegen de verlen ging der concessie verklaren daar zou spr. het niet een i daad van goed beleid achtenhiertoe toch over te gaan. De heer Theunisse wijst er opdat zijn amendement in een groot deel van de bezwaren van den heer Hijlkema voorziet. Spr. wil niet, dat de concessionaris nu terstond het beste zal leveren maar alleendat hij zal stellen en onderhouden de toestellen, die onder alle omstandigheden in de toekomst aan de eischen voldoen. De heer Reeling Brouwer doet den heer Hijlkema op merken, dat de zaak niet in de lucht hangt. In Rotter dam en Amsterdam zijn toestellen van de nieuwste vin ding in gebruik. De heer Hijlkema erkent zelf, dat men van den concessionaris niet kan vorderen die toestellen nu aan te brengen. Toch is de concessionaris hiertoe bereid, indien de concessie wordt verlengd. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van burgemeester en wethouders om tot verlenging van de concessie over te gaan wordt in stemming gebracht en verworpen met 10 tegen 9 stem men. Vóór stemden do heeren Beucker Andreae, de la Faille Dijkstra Theunisse Reeling Brouwer van Ket- wich Verschuur, Kolft', Bekhuis en van Sloterdijck. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aan leiding van een voorstel van de heeren A. Du pare e. a. lot wijziging van het reglement van orde voor de verga deringen van den raad. Burgemeester en wethouders deelen mededat tegen de verandering van het woord „één" in art. 10 van het reglement door „twee", voorgesteld door de heeren Duparc, van Sloterdijck, van Ketwich Verschuur, Beucker Andreae en Tigler Wijbrandi, bij hen geen bedenking bestaat. De ervaring heeft doen zien, dat het aanvangsunr voor de vergaderingen, op 1 uur gesteld, voor eenige raadsle den menigmaal bezwaar oplevert, om op dat uur ter ver gadering te komen. Ook voor de raadsleden, die des Dinsdags de markt te Sneek bezoekenzou de voorge stelde verandering gewenscht zijn. Aangezien het wenschelijk kan zijn, dat de vergadering- op een ander uur aanvangt, geven burgemeester en wet houders in overweging, in het voorstel op te nemen de woorden „in den regel." Zij stellen derhalve voor, te besluiten het reglement van orde voor de vergaderingen van den raad (Gemeenteblad no. 15 van 1885) te wijzigen dooi de tweede alinea van art. 10 te doen luiden „In den regel vangen zij aan des namiddags ten 2 ure". De beraadslagingen worden geopend. De heer Hijlkema kan zich mot dit voorstel niet goed vereenigen niet omdat het aanvangsuur van 2 uur hem persoonlijk slecht voegtmaar omdat het voorstel z. i. op losse schroeven staat. Spr. heeft de historie van art. 10 nagegaan en daaruit is hem gebleken, dat in 1871 op initiatief van den heer Duparc het aanvangsuur der ver gaderingen van 10 op 12 uur is gesteld en in 1872, dus reeds een jaar later, van 12 op 12In 1885 is op voorstel van den heer Plantenga den Dinsdag in plaats van den Donderdag als dag voor de vergaderingen vast gesteld en van die gelegenheid is door den heer van Eijsinga handig gebruik gemaaktom het aanvangsuur van 12.J op 1 uur te stellen. Dat half uurtje verschil werd door de leden toch maar gebruiktom nog eens even om te stappen, zoodat men in den regel laat in de vergadering kwam. Daarom was het beter, het aanvangs uur officieel ook op 1 uur te stellen. Nu stellen de heeren Duparc c. s. voor, dat uur te verstellen op 2 uur, zonder evenwel eenig motief hier voor aan te voeren. Burgemeester en wethouders zeggenzich met dat voorstel te kunnen vereenigen, doch zijn ook mager in hunne motiveering. De ervaring heeft geleerd dat het voor vele leden moeilijk blijkt te zijn, om 1 uur ter ver gadering te komenvooral voor die leden, die de markt te Sneek bezoeken. Spr. meentdat dit laatste slechts op ten hoogste twee leden slaat. Spr. vindt het niet goed om zonder een grondigaf doend motief een eenmaal vastgesteld aanvangsuur voor de vergaderingen nu rauwelijks te veranderen. Begint de vergadering later, dan is het einde, vooral als de sluizen der welsprekenheid worden geopend, ook later, wat voor andere leden wellicht een ongerief is. Spr. wacht eene toelichting op het voorstel der vijf' raadsleden af. De heer Duparc zegtdat do behandeling van deze zaak minder regelmatig is geweest. In de zitting van 26 Januari j.l. heeft spr., mede namens vier zijner mede leden even vóórdat de vergadering zou uiteengaanhet voorstel tot wijziging van het reglement gedaan. Ten on rechte is toen het voorstel in handen van burgemeester en wethouders om praeadvies gesteld geworden maar de leden waren wat gehaast en toen werd er niet op gelot. Plven als steeds met voorstellen van raadsleden is ge- i schied had het onderwerpelijke voorstelingevolge het reglement van ordein de volgende vergadering moeten worden toegelicht. Spr. meende dit te moeten laten voorafgaan met het oog op het door den heer Hijlkema tot de voorstellers gerichte verwijt, dat het voorstel niet was gemotiveerd. Op zich zelf is dit juist, maar de voorstellers hadden hiertoe nog niet de gelegenheid. Zij zouden thans kunnen volstaan met zich te referecren aan de motieven van het praeadvies van burgemeester en wethouders. Wel noemt de heer Hijlkema deze motieven mager, maar spr. acht ze geheel afdoende. Die geachte spreker gaf verder een relaas van de ge schiedenisdie het bestaande art. 10 van het reglement van orde heeft gehad. Kan echter een blootleggen van feiten als een argument worden beschouwd Dat geachte lid wees er wel op, dat op een later be gin een later einde volgt, vooral indien de sluizen der welsprekendheid worden geopend. Doch is een korter tijd voor eene vergadering niet juist een middel hier tegen Ieder weet tochdat hoe meer tijd er in eene vergadering is, des te meer ook do sluizen der welspre kendheid worden geopend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 3