68 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 1 Juni 1897. Intusschen staat men thans voor de verdeeling en nu moet het vijfde lid van het nieuw art. 5 der gemeentewet tot uitvoering komen. Spreker had er dezelfde opvatting van als de heer Wolff. Toen spreker er echter in de jongste dagen eene gedachten wisseling over had met den heer Troelstra, verklaarde deze hem, dat het voorstel van burgemeester en wethouders geheel strookte met hetgeen door de regeering in hare memorie van beantwoording op het voorloopig verslag der Tweede Kamer was mede gedeeld en uiteengezet. Spreker had die memorie niet voor zich en meende daaromzich voorshands bij de zaak te moeten neerleggen. Sedert echter heeft hij er op nieuw zijne gedachten over laten gaan en nu moet hij verklarendat zijne bezwaren niet zijn weggenomen. Ware in het vijfde lid van het nieuwe art. 5 alleen ge sproken van eene regeling van de verdeeling der kies districten het voorstel zou volkomen correct zijn. Doch er volgt, gelijk de heer Wolff reels deed uitkomen, on middellijk op „en het getal der in elk district zoo in het geheelals bij elke periodieke aftreding te kiezen leden". Hieruit volgtvolgens spr.wel degelijk datnadat de verdeeling der gemeente in kiesdistricten is geregeld, de om elke 2 jaren af te treden leden van de drie dis tricten moeten worden verdeeld. Nu treden er in 1897, volgens een bij loting vastgestelden rooster, acht leden af. Daarvan moeten nu tot twee districten ieder driein één district twee worden gebracht. Tenzij de heer Troelstra nu nog nader uit de memorie van beantwoording mocht weten duidelijk te makendat het voorstel van burge meester en wethouders op de wet is gegrond acht spr. eene wijziging van de conclusie bepaald noodig. De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet houders naar aanleiding van de opmerking van den heer Wolff, hun voorstel hebben gewijzigd in dien zin, dat sub 3 zal luiden om het getal ledenbij elke periodieke aftreding te kiezen te bepalen voor de aftreding in 1897 op achtte weten voor district 1 op 3voor district 2 op 3 en voor district 3 op 2; voor de aftreding in 1899 op zeven te weten voor district 1 op 2 voor district 2 op 2 en voor district 3 op 3 voor de aftreding in 1901 op acht, te weten voor district 1 op 3voor district 2 op 3 en voor district 3 op 2. De heer Du pare verklaartthans geheel te zijn bevredigd. Hij heeft evenwel eenigen grond voor de meeningdat meer dan één kiezer ook nu de zaak nog niet ten volle zal begrijpen. Hoe vreemd het ook moge schijnen er zijn nog altoos sommigen die meenen dat ook bij eene verdeeling der gemeente in kiesdistricten ieder in zijn district alle aftredenden zal kunnen stemmen. Hier, in deze vergaderingzal men nu wel weten, dat dit niet het geval zal zijn. Doch het komt spreker niet ondienstig vooromwaar de raadsverslagen openbaar worden gemaakt, er op te wijzen, dat ieder kiezer slechts zóóveel raadsleden zal kunnen stemmen als door Gede puteerde Staten worden toegewezen aan het district waar toe hij behoort. Het gewijzigd voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver andering der volkszwemplaals in eene inrichting voor sproeibaden. De toestand van het water der gemeentelijke volks zweminrichting was in het vorige jaar zoodanig, dat die inrichting voor het gebruik ongeschikt was. Dit gaf burgemeester en wethouders aanleiding, tot de Vereeniging voor volksgezondheid het verzoek te richten, hun te dienen van advieswelke maatregelen tot ver betering van den toestand zouden kunnen worden genomen. Zij gaf in overweging, het bassin niet meer open te stellen, doch eenige kamertjes in te richten voor douche- baden, op welk denkbeeld ze nader zou terugkomen. Hieraan voldeed zij bij haar schrijven van den 19 Mei j.l. Zij legt hierbij over een rapport van eene commissie uit haar midden die een onderzoek heeft ingesteld naar elders in ons land bestaande inrichtingen voor volksbaden. Dit rapport leidde tot onderhandelingen met den tegen- woordigen eigenaar der nieuwe zwem- en badinrichting, die bereid werd bevondentegen betaling van eene ver goeding door de gemeentezich te belasten met de in richting en de exploitatie van sproeibaden in de volks zweminrichting. Do wijze van inrichting en exploitatie is in de missive van de vereeniging uitvoerig omschreven. Deze stukken werden gesteld in handen van den directeur der gemeentewerken die bij schrijven van 23 Mei j.l. no. 349/1onder referte aan het bovengemeld rapport het denkbeeld der vereeniging ondersteunt. Bij zijne missive legt de directeur over begrootingen van de kosten der inrichting en van de exploitatiebe nevens een opgaaf der uitgaven voor de volkszweminrichting sedert het begin van haar bestaan. Uit de bijlagen blijktdat de eigenaar der nieuwe zwem- en badinrichting bereid istegen betaling van 400 voor de vier zomermaanden of van 500 voor eeu geheel jaar op zijne kosten de nieuwe inrichting aan te brengen en voorts te exploiteeren. Bij de gemeentelijke exploitatie van de bestaande in richting bedroegen de kosten voor de gemeente gemiddeld 50 per jaar meer. De kosten van de verandering der kamertjes komen voor rekening der gemeente en worden op 350 geraamd. Met instemming kunnen burgemeester en wethouders met het denkbeeld van de Vereeniging voor volksgezond heid medegaan. De gemeente zal op de voorgestolde wijze eene in richting verkrijgen dieblijkens elders van zoodanige baden opgedane ondervindingaan het doel zal voldoen. Met waardeoring maken burgemeester en wethouders gewag van de verklaring van de Vereeniging voor volks gezondheid dat zij zich in het vervolg met het toezicht op de doelmatige uitvoering en op de inrichting zal willen belasten. Burgemeester en wethouders zouden een contract met den eigenaar van de nieuwe zwem- en badinrichting wenschen te zien aangegaan voor 4'/i jaar, in te gaan den 1 Juli e.k. Bij eene tusschentijdsehe opzegging van het contract waartoe zij het recht wenschen voor te behoudenzal billijkheidshalve eene schadevergoeding door de gemeente moeten worden betaald. Burgemeester en wethouders stellen alzoo, onder over legging van en verwijzing naar de ingekomen missives met bijlagen, voor, te besluiten: Burgemeester en wethouders te machtigenmet den heer P. J. Deutgen eigenaar van do nieuwe zwem- en badinrichting alhier, eene overeenkomst aan te gaan, waarbij deze zich verbindtom nadat de gemeente op hare kosten zestien kamertjes van de volkszwem inrichting heeft veranderd tot acht badcellen voor het nemen van sproeibaden, de daarvoor noodige toestellen aan te brengen en het benoodigde water te leveren en vervolgens deze inrichting te exploiteeren gedurende den tijd van vier en een half jaar, in te gaan den 1 Juli 1897, tegen vergoeding van 250 voor het tijdvak van 1 Juli tot 31 December 1897 en vervolgens van ƒ500 per jaar, in te gaan 1 Januari 1898, met bepaling dat de gemeente zich het recht voorbehoudt, na drie maanden voorafgaande schriftelijke opzegging, alzoo vóór den 1 October, de overeenkomst te doen eindigenin welk geval den heer Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 1 Juni 1897. 69 F- J. Deutgen eene schadevergoedingberekend naar 50 voor elk nog volgend jaar der overeenkomstzal worden uitgekeerd, en voorts op nader door burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden, in hoofdzaak die, welke zijn opgenomen in do missive der Vereeniging voor volksgezondheid d.d. 19 Mei 1897. De beraadslagingen worden geopend. De heer de la Faille betuigt zijnen dank aan burge meester en wethoudersdat zij hebben willen ingaan op het denkbeeld van de Vereeniging voor volksgezondheid en daardoor aan eene inrichting, die niet aan de behoefte kon voldoen en onbruikbaar was gewordenopnieuw levensvatbaarheid geven. Hij betuigt hiermede zijn inge nomenheid en hoopt, dat de raad het voorstel zal aannemen. Hij heeft echter naar aanleiding van de conclusie eene opmerking te maken. Wördt voorgesteldmet den heer Deutgen een contract aan te gaan voor 4'/j jaar en de vergoeding voor het le haltjaar, in te gaan 1 Juli e.k., te bepalen op 250. Spr. vermoedtdat dit cijfer een schrijffout is. Volgens het schrijven der Vereeniging voor volksgezondheid is de vergoeding voor de exploitatie dei- nieuwe inrichtingdoor de gemeente to betalenzooals die door de vereeniging is voorgesteld en door burgemeester en wethouders overgenomen, gebaseerd op de berekening van 100 voor elke der zomermaanden en 100 voor den overigen tijd van het jaar. Volgens die berekening zou hij dus voor de drie zomer maanden Juli, Augustus en September ƒ300 en voor de volgende maanden van dit jaar ongeveer 50 moeten ont vangen dus ƒ350. Zoo heeft de directeur der gemeente werken 't ook opgevat. De Voorzitter deelt mede, dat hier van geene vergis sing sprake is. Het bedrag van ƒ250 voor het eerste halfjaar is gebaseerd op het voornemen om niet alleen gedurende de zomermaanden, maar over het geheele jaar de nieuwe inrichting te exploiteeren. De vergoeding daarvoor van gemeentewege zal worden bepaald op ƒ500 voor het kalenderjaar, dus voor een half jaar is die op 250 te bepalen. De heer de la Faille heeft echter volkomen vrijheid om daaromtrent eene wijziging voor te stellen. De heer de la Faille bedankt voor de bekomen in lichting, maar blijft toch bij zijn denkbeeld ten opzichte van de vergoeding voor het eerste halfjaar. De heer Deutgen heeft zich in het begin voor de nieuwe inrichting vrij wat kosten te getroosten het zal hem dus niet onverschillig zijn, eene behoorlijkebillijke vergoeding te ontvangen. Het ligt in den aard der zaak, dat hij zomers de grootste drukte zal hebben 't is de vraag zelfs, of er winters veel gebruik van de inrichting zal worden gemaakt. Nu hij de exploitatie in den zomer begint, acht spr. het billijk, dat de vergoeding wordt be rekend naar 100 per zomermaand. Hij stelt derhalve voor, in de conclussie in plaats van 250 te lezen 350. Dit araendement wordt voldoende ondersteund. De heer Troelstra doet opmerken, dat in den zomer de kosten voor de exploitatie in éen opzicht minder zul len zijn dan in den winter, omdat hoofdzakelijk kan wor den volstaan met de levering van koud water en men dus minder vuur noodig heeft. Het contract zal loopen over 4!/i jaar en het is niet te voorzien, dat het tusschentijds spoedig zal worden op gezegd, indien althans de exploitatie hiertoe geen reden geeft. Hij vertrouwt dat de vergoeding zal blijken, vol doende te zijn. Hij wenscht nu daarin geen verandering te brengen. De heer de la Faille zegt, dat de vergoeding mede is gebaseerd op de kosten van aanlegen hierbij gerekend mag worden op eeno belangrijke jaarlijksche afschrijving op de toestellen. Hij herhaaltdat gedurende de zomer maanden de grootste drukte zal zijn en dus voor bediening meer moet worden uitgegeven. Hij blijft bij zijn denkbeeld, om voor het eerste halfjaar de vergoeding op 350 te bepalen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer de la Faille wordt in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 2 stem- ineudie van de heeren Troelstra en Haverschmidt. Het aldus gewijzigd voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. V. De heer van Ketwich Verschuur vraagt en bekomt verlof van de vergadering, om eene vraag te doen omtrent een onderwerpvreemd aan de orde van hen dag. Hij wenscht tot burgemeester en wethouders eene vraag te richten naar aanleiding van het in Angustus 1896 bij den raad ingekomen adres van de afdeeling van den bond van onderwijzers in deze gemeente, tot betere regeling hunner jaarwedden. Dit adres is in September 1896 in handen gesteld van de commissie van toezichtdie nog in diezelfde maand haar advies aan burgemeester en wet houders heeft uitgebracht. Bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor 1897in October van het vorige jaarheeft spr. aan burgemeester en wethouders gevraagdof een voorstel naar aanleiding van bedoeld adres binnenkort was te verwachten en hierop is hem toen door den heer Meijer geantwoorddat het advies van burgemeester en wet houders in bewerking was en binnen een niet te lang tijdsverloop kon worden ingewacht. Nu zyn sedert verscheidene maanden verloopen. Met het oog op de op te maken gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1898die in October door den raad in be handeling zal worden genomen is het van belangdat indien de raad tot wijziging der regeling van de jaar wedden voor de onderwijzers overgaatdit geschiede vóór dien tijd. Spr. herhaalt derhalve de vraag, hoe het staat met het advies van burgemeester en wethouders omtrent boven bedoeld adres. De heer Meijer moet ten volle toegeven, dat het „niet al te lang tijdsverloop", waarop de heer van Ketwich Verschuur doelde reeds verstreken is. Spr.'s maanden lange ongesteldheid was oorzaak der vertraging. Hij kan den heer van Ketwich Verschuur geruststellen. Het advies op het adres zal spoedig bij burgemeester en wethouders in behandeling kunnen worden genomen en zeker vóór de behandeling der gemeente-begrooting voor 1898 den raad bereiken. De heer van Ketwich Verschuur betuigt zijnen dank voor de bekomen inlichting. Hij zou reeds eerder deze vraag hebben gedaan, indien hij niet overtuigd ware ge weest dat de heer Meijer tengevolge van zijne onge steldheid niet in staat was, het advies te bewerken. Nu de heer Meijer echter reeds eenige raadsvergaderingen heeft kunnen bijwonen, heeft spr. de vrijheid genomen op de zaak terug te komen. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. M1KDK.MA Co.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 2