106 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 September 1897.
Art. 1. De jaarwedden voor de hoofden van scholen
bedragen onverminderd vrije woning of vergoeding voor
huishuur
voor de school der eerste klasse voor jongens 1800.
voor de school der eerste klasse voor meisjes
voor een onderwijzer1800.
voor een onderwijzeres1400.
voor de school der tweede klasse a 1400.
voor de scholen der tweede klasse b en der
derde klasse1150.
De heer Wolff kan zich vereenigen met do bezwaren
tegen de verhooging der jaarwedde van het hoofd van
de gemeenteschool der 2e klasse a is ingebracht Het ont
werpen en indienen van de nieuwe regeling vindt toch
alleen zijn grond in de wenschelijkheid, om de jaarwed
den der gewone onderwijzers te verhoogen en toch is ook
eene verhooging van jaarwedde voor genoemd school
hoofd in het ontwerp opgenomen. Terwijl spr. de nieuwe
regeling ten opzichte van de gewone onderwijzers uit
stekend voorbereid vindt, toegelicht ook door vergelijkende
staten van elders genoten wordende jaarwedden, mist hij
deze toelichting op de voorgestelde verhooging der jaar
wedde van meer genoemd hoofd.
Spr. vereenigt zich met den door den heer Haverschmidt
uitgesproken wenscb om die verhooging in te trekken
in afwachtingdat de raad meer a même isom de
wenschelijkheid of billijkheid van dergelijke verhooging
te beoordeelen.
De Voorzitter geeft den tegenstanders van deze ver
hooging in overwegingeen amendement tot wijziging
van het cijfer in te dienen.
Den heer Duparc doet het genoegen, dat zijne zienswijze
omtrent de voorgestelde verhooging der jaarwedde van
het hoofd der gemeenteschool tweede klasse a bij enkele
zijner medeleden instemming ondervindt. Hij zal de laatste
zijn om op de groote verdiensten van dit schoolhoofd iets
af te dingen maar hij is tegen verhooging van diens
jaarwedde, nu de raad gesteld is voor eene nieuwe rege
ling, die alleen met het oog op de jaarwedden van de gewone
onderwijzers is ontworpen, waarvan de regeling is gebleken,
gebrekkig te zijn. Dit is niet het geval met de jaarwedden
der schoolhoofden en er bestaat geen aanleidingop dit
oogenblik daarin verandering te brengen.
Er is op gewezen dat deze school een negenjarigen
cursus heeft en er twee vreemde talen worden onderwezen.
Dit is juistmaar men zie niet over het hoofd dat de
school eindonderwijs geeft en niet met de scholen der eerste
klasse kan worden vergeleken.
Nooit is aan spr. eene klacht over eene te lage jaar
wedde van het hoofd van gemeenteschool no. 4 ter oore
gekomende jaarwedden van de hoofden der scholen
van de le klasse zijn wel hooger dan de zijne, maar het
onderwijs, aan die scholen gegeven, is voorbereidend voor
het middelbaar en het hooger onderwijs.
Spr. gelooftdat er daarom voor het oogenblik geen
reden bestaat, om de jaarwedde van het hoofd van school
no. 4, die reeds /'250 hooger is, dan die van de hoofden der
scholen van de 2e klasse b en der 8e klasse, nog hooger te stel
len. Men kan zich ook niet beroepen op een grooter getal
leerlingen. Immers, op het eind van 1896 bedroeg het
getal leerlingen van school no. 4 428, van school no. 10
471 en van school no. 1L 445.
Spr. herhaalt, dat hij de verdiensten van meergenoemd
schoolhoofd steeds in hooge mate waardeert en hij meent
te mogen verwachten, dat deze, na lezing van het verslag
van dit debat, zich niet in het minst gekrenkt zal kun
nen gevoelenindien de raad niet tot verhooging zijner
jaarwedde mocht besluiten.
Spr. stelt voorin art. 1 de jaarwedde van het hoofd
van de school der 2e klasse a, in plaats van op 1600,
te bepalen op 1400.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
De hoer Troelstra zegt, dat, zooals ook uit de toelich
ting blijkt, verhooging van de jaarwedde van het hoofd
der school van de tweede klasse a is voorgesteld niet
na vergelijking met de jaarwedden van de hoofden dei-
scholen van lagere klassenmaar met die van de le
klasse. Het verschil is nu f 400. In 1881 is de jaar
wedde op f 1400 bepaald. Maar wat is sedert gebeurd
Er is eene negende klasse bijgekomen en het Duitsch is
als leervak in het leerplan opgenomenhet karakter
dezer school is hierdoor grootendeels veranderd en nadert
meer dat van de scholen der le klasse.
Aan de school der tweede klasse a (school no. 4) zijn
18 onderwijzers, aan die der le klasse 8 onderwijzers
werkzaam op school no. 2 waren bij het einde van 1896
188, op school no. 3 134 en op school no. 4 423 leer
lingen.
Het een en ander heeft burgemeester en wethouders
doen besluiten eene verhooging der jaarwedde van het
hoofd van laatstgenoemde schooi voor te dragenop
gronden van billijkheid en na vergelijking met die van
de scholen 2 en 3.
De heer Duparc hoorde den heer Troelstra zeggen, dat
de gemeenteschool no. 4 de scholen no. 2 en 3 nadert.
Tot op zekere hoogte is dit juist. Vóór en na worden
leerlingen van eerstgenoemde school wel toegelaten tot
het middelbaar onderwijs, maar die school is niet bestemd
tot voorbereiding voor dat onderwijs.
Spr. behoeft niet te herinneren aan hetgeen met deze
school en haar leerplan is voorgevallen. In 1881 is do
jaarwedde van het hoofd bepaald op 1400is nu
vraagt spr., eene verhooging met 200 gewettigd alléén
op grond dat het leervak Duitsch aan het onderwijs is
toegevoegd Naar spr.'s meening in geenen deele. Voor
dat vak is een speciaal onderwijzer aangesteld, die hier
voor eene extra belooning ontvangt.
De heer Troelstra vermeent, dat eene vergelijking
tusschen school no. 4 en de scholen nos. 2 en 3 meer
opgaatdan met de scholen der lagere klassen omdat
het schoolgeld op school no. 4 veel hooger is dan op
laatstbedoelde scholen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer Duparc wordt in stem
ming gebracht en aangenomen met 18 tegen 2 stemmen,
die van de heeren Reeling Brouwer en Troelstra.
Art. 1 wordt aldus gewijzigd vastgesteld.
Hierdoor is afwijzend beschikt op het verzoek van de
hoofden der gemeentescholen 1, 6, 7, 9, 10 en 11, om
nadere regeling hunner jaarwedden, waarvan hun mede-
deeling zal worden gedaan.
Art. 2 wordt onveranderd aangenomen.
Art, 3. Het amendement van de heeren van Ketwieh
Verschuur c. s. wordt met eene geringe redactie-wijziging
door burgemeester en wethouders overgenomennadat
naar aanleiding van eene opmerking van den heer van
Sloterdijck, het woord „aangesteld" in dit artikel is ver
vangen door de woorden „Is de onderwijzer aange
steld" enz.
Art. 4 wordt met inachtneming van het door de heeren
van Ketwieh Verschuur e. a. voorgesteld amendement,
dat door burgemeester en wethouders wordt overgenomen,
vastgesteld.
Art. 5 wordt eveneens gewijzigd vastgesteld, overeen
komstig het amendement van genoemde heeren, om achter
het woord „lesuur" in te voegen de woorden „per week".
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 September 1897. 107
De heer van Ketwieh Verschuur vraagt, naar aan
leiding van dit artikel, hoe het staat met een in dit jaar
tot den raad gericht adres van de gymnastiek-onderwijzers
alhier, die daarbij verzoeken verhooging van hunne jaar
wedden in verband met het getal hunner dienstjaren en
lesuren. Terwijl zij ook aan de gemeentelijke inrichtingen
van hooger- en middelbaar onderwijs zijn verbonden en
hunne jaarwedde in één som is vastgesteld, kon de rege
ling hunner bezoldiging, wat het lager onderwijs aangaat,
in deze verordening geen plaats vinden. Spr. wenschte
van burgemeester en wethouders wel te vernemen, of dit
college ook spoedig in die richting iets wil doen. Hij
heeft van den tijdelijken wethouder van onderwijs verno
men, dat dit wel het geval is.
De heer Troelstra deelt mede, dat het adres der gym
nastiek-onderwijzers nog bij burgemeester en wethouders
berustende is. Omstandigheden den raad bekend, heb
ben afdoening er van doen vertragen. Burgemeester en
wethouders zullen nu dit adres ter hand nemen.
De heer van Ketwieh Verschuur bedankt voor de
inlichting.
Art. 6. Alle verhoogingen van jaarwedden, geschieden
door burgemeester en wethoudersdoch die volgens art.
2 na de commissie van toezicht op het lager onderwijs
te hebben gehoord en die boven de 700 volgens art. 3,
op voorstel der commissie van toezicht op het lager
onderwijs, het hoofd der betrekkelijke school gehoord.
Iedere verhooging van jaarwedde volgens de artt. 2 en
3 gaat in met den lsten Januari volgende op het besluit
tot verhooging.
Indien een onderwijzer in het bezit der hoofdacte komt,
gaat de daaraan verbonden toelage in met den lsten
Januari daaraanvolgende.
De overige toelagen gaan dadelijk in.
De heer van Ketwieh Verschuur stelt voor, in dit art.
achter het woord „school" in het eerste lid in te voegen
de woorden„door haar." Het is bij de voorgestelde
redactie niet duidelijkdoor wie het hoofd der school
moet worden gehoordterwijl toch de bedoeling isdat
dit zal geschieden door de commissie van toezicht
De Voorzitter komt het voor, dat de door den heer
van Ketwieh Verschuur voorgestelde toevoeging onnoodig
is, omdat toch uit het redeverband voldoende blijkt, dat
de commissie van toezicht het hoofd der school heeft
te hooren.
De heer van Ketwieh Verschuur verklaart, voldaan te
zijn door deze authentieke interpretatie van den voorzitter.
Hij stelt nu voor, de 3e en 4e alinea's van dit artikel
te lezen als volgt
„Indien een onderwijzer in het bezit der hoofdacte komt,
wordt zijne jaarwedde met den len Januari daaraan vol
gende opnieuw geregeld oveieenkomstig de bepalingen
van art. 3.
De toelagen volgens art. 4 gaan dadelijk in."
Dit amendement wordt door burgemeester en wethouders
overgenomen, en het artikel wordt dienovereenkomstig
vastgesteld.
De artt. 7, 8. 9, 10 en 11 worden onveranderd aan
genomen.
Burgemeester en wethouders hebben de artikelen 12
en 13 nader gewijzigd in dien zin, dat aan art. 12 der
ontwerp-verordening de volgende alinea is toegevoegd
„De onderwijzers met verplichte hoofdacte, als zoodanig
op 31 December 1897 werkzaam, behouden hunne aan
spraak op hooger bezoldiging volgens de regelen van art.
3 der in de tweede alinea van het volgende artikel ver
melde verordening," en
de aanhef der tweede alinea van art. 13 is gewijzigd
als volgt
„Behoudens het bepaalde bij hot vorig artikel, vervalt
op dat tijdstip de verordening enz."
Deze artikelen worden dienovereenkomstig vastgesteld.
De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
De heer Bekhuis verklaart zich tegen.
De verordening luidt als volgt
VERORDENING tot regeling der jaarwedden
en der verdere belooningen van de
onderwijzers aan de scholen van open
baar lager onderwijs.
Art. 1.
De jaarwedden voor de hoofden van scholen bedragen,
onverminderd vrije woning of vergoeding voor huishuur
voor de school der eerste klasse voor jongens 1800.
voor do school der eerste klasse voor meisjes
voor een onderwijzer1800.
voor eene onderwijzeres1400.
voor de school der tweede klasse a 1400.
voor de scholen der tweede klasse b en der
derde klasse1150.
Art. 2.
Do jaarwedden van de hoofden der scholen kunnen
na een diensttijd in deze gemeente van zes jaren
met ƒ100, van twaalf jaren, nogmaals met ƒ100 worden
verhoogd.
Art. 3.
De jaarwedden der onderwijzers, niet in het bezit der
hoofdacte, bedragen bij aanstelling
a. bij minder dan twee jaren dienst bij het
onderwijs500.
b. bij twee, doch minder dan tien jaren dienst
by het onderwijs600.
c. bij tien of meer jaren dienst bij het
onderwijs700.
Is de onderwijzer aangesteld op eene jaarwedde van
ƒ500, dan wordt deze, na volbrachten twee jaren dienst
bij het onderwijs, verhoogd tot ƒ600 en, na volbrachten
tien jaren dienst bij het onderwijs, tot ƒ700.
Is hij aangesteld op eene jaarwedde van ƒ600, dan
wordt deze, na volbrachten tien jaren dienst bij het onder
wijs, verhoogd tot ƒ700.
De jaarwedde van ƒ700 kan tweemaal, telkens na
verloop van zeven jaren, met ƒ50 worden verhoogd.
De jaarwedden der onderwijzers in het bezit der hoofd
acte bedragen bij aanstelling
a. bij minder dan vijf jaren dienst bij het
onderwijs600.
b. bij vijf of meer jaren dienst bij het on
derwijs 700.
Is de onderwijzer aangesteld op eene jaarwedde van
ƒ600 dan wordt deze, na volbrachten vijf jaren dienst bij
het onderwijs, verhoogd tot ƒ700.
De jaarwedde van ƒ700 kan tweemaal, telkens na ver
loop van vijf jaar, worden verhoogd met 100.
Tijdelijke diensten blijven voor de berekening der dienst
jaren buiten aanmerking. Vorenstaande regelen van bezol
diging gelden mede voor de onderwijzers, die bij het
inwerking treden dezer verordening bij het openbaar lager
onderwijs in deze gemeente werkzaam zijn.
Art. 4.
Aan de onderwijzers wordt, boven de jaarwedden in
het vorig artikel bepaaldeene iaarlijksche toelage van
100 toegekend