124 Terslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 October 1897.
ring. Uit al het over de hier gebouwde en te bouweu
woningen verhandelde en geschrevene blijkt, dat deze
eigenlijk geen gezonde woningen zullen worden. Immers,
men wijst juist op de slooten, die, weldra vervuild, nadeelig
op den gezondheidstoestand van de bewoners zullen werken
en een ondragelijken stank zullen verspreiden. De „ge
zondmaking" vraagt men van de gemeente die moet maar
bijspringen.
Uit het proces-verbaal van de bijeenkomst met de
eigenaren blijkt immersdat een enkele wel zou willen
medewerken tot verkrijging van een beteren toestand
maar dat de meerdheid dit niet wilniet eens op eigen
terrein.
Men lacht soms om de bepalingen onzer reeds zoo
onvoldoende bouwverordening. Krijgt men proces-verbaal,
dan wordt men tot enkele guldens boete veroordeeld en
meent mendat men er daarmee af is.
Er is, zeide de voorzitter, hier en daar in de gemeente
veel gedaanook met medewerking van het gemeente
bestuur om een beteren toestand te verkrijgen. Dit is
waarmaar daar had men met een ouden toestand te
doen terwijl men hier, nog al ver van de kom der ge
meente nieuwe buurten gaat stichten.
Waaromvraagt spr.is indertijd o. a. de bleekerij
aangekocht Alleen om de stichting van arbeiderswoningen
te voorkomenmen vond de toeneming van het getal
dier woningen niet in het belang van de gemeente.
De heer Konter zeide, dat als er vele arbeiderswoningen
worden gebouwd, men er gemakkelijker toe kan overgaan
om vele krotten onbewoonbaar te verklarenomdat er
dan genoeg gezonder woningen zijn. Dit is niet overeen
komstig de ervaring. De nieuwgebouwde woningen vinden
in den regel dadelijk huurders en de verlaten woningen
worden weer dadelijk door andere personen bezet,
krijgt men een overbevolking.
Men kan het bouwen van arbeiderswoningen niet keeren,
dit is waarmaar men zorge tenminstedat het goede
en gezonde woningen zijn en late allo kosten voor rekening
der bouw-ondernemers.
De heer Dijkstra zal met het voorstel van burgemeester
en wethouders medegaan. Ofschoon hij veel voor de
zienswijze van den heer Troelstra voeltmeent hijdat
men voor het oogenblik daarbij weinig of geen baat zal
vinden. Men heeft rekening te houden met den bestaanden
toestand en zal, zoolang de verordening aan het gemeente
bestuur niet de macht geeft, om het op deze wijze toe
nemen van het getal arbeiderswoningen te koerende
gevolgen daarvan moeten aanvaarden.
Het komt spr. dus beter voor en te zijn in het algemeen
belang, om. waai- door gebrek aan riolen, stinkende slooten
zullen ontstaan en een slechte toestand wordt geboren,
die nadeelig zal zijn voor deze en omliggende buurten,
nu het voorstel van burgemeester en wethouders aan te
nemen en daarna in de bouwverordening bepalingen op
te nemen, die tegen het ontstaan van dergelijke toestanden
kunnen doen waken.
De heer Bekhuis zal op het door den heer Troelstra
gesprokene niet verder ingaan, om het debat niet te rekken.
De voorzitter deed terecht opmerken, dat de voorge
stelde maatregel op het oog heeft ook de bestaande huizen
en woningen in deze buurt in eene betere conditie te
brengen. Do heer van Sloterdijck wil nog verder gaan
en het riool geheel voor rekening van de gemeente doen
leggen. Spr. verklaart, dat, indien burgemeester en
wethouders hiertoe het voorstel hadden gedaan, hij met
volle overtuiging er geen bezwaar tegen zou hebben. Maar
burgemeester en wethouders hebben van den beginne af
gezegd, dat liet gemeentebestuur met deze belangen van derden
eigenlijk niets te maken heeft, en daarom doet het spr. genoe
gen dat zij voor een deel hiervan zijn teruggekomen en
toch willen medewerken tot verbetering van den toestand.
Spr. zou den heer van Sloterdijck wel willen vragen
ofindien de belanghebbende eigenaren nu voor */3 ge
deelten bijdroegen in de kosten van een hoofdriool en te
eeniger tijd eene verordening op de heffing van eene
rioolbelasting tot stand kwam, zij niet ten volle zouden
kunnen worden aangeslagen in die belasting.
Spr. zou hiertegen geen enkel bezwaar zien. Het riool
wordt speciaal voor hen gemaakt en daarom zou het
later geene onbillijkheid zijn, hen in eene evontueele be
lasting aan te slaan.
Spr. herinnert er aandat vroeger enkeio straten zijn
aangelegd met medewerking van de eigenaren van aan
liggende perceelendie kosteloos afstand deden van den
grond en dan nog eene bijdrage gaven voor de bestrating
en rioleering, bijv. op de terreinen bij de Klanderij. Toen
er sprake kwam van het heffen van eene straatbelasting,
heeft spr. niet gehoorddat de eigenaren van die heffing
zouden worden uitgesloten.
Do heer van Sloterdijck gelooft, dat er geen formeel
bezwaar tegen een aanslag van de hier bedoelde eigenaars
in de belastingen zou zijn, maar wel een bezwaar, op
de billijkheid berustende, althans tegen een aanslag ten
volle.
Eene vergelijking met den aanleg van andere riolen
dit met tinancieele hulp van belanghebbenden zijn tot
stand gekomen, gaat niet op, omdat nu eerst de gemeente
de bevoegdheid heeft gekregen tot eene heffing, als spr.
straks heeft aangevoerd.
Hij blijft bij zijn bezwaar om,nu die bevoegheid bestaat,
een riool te leggen met een bijdrage van belanghebbenden,
omdat het laterwanneer tot eene heffing wordt overge
gaan moeilijker zal zijndie belanghebbenden aan te
slaan.
De Voorzitter geeft in overweging, om zich niet te veel
te verdiepen in eene rioolbelasting, die nog niet in uit
zicht is gesteld. Daar geen der leden verder aan de
beraadslagingen wenscht deel te nemen, sluit hij deze.
Het voorstel naar aanleiding van het verzoek van Lambs.
Dijkstra e. a. tot aanleg van gemeentewege van een riool
in den Stienserweg wordt in stemming gebracht en aange
nomen met 17 tegen 5 stemmen, die van de hoeren van
Sloterdijck, Duparc, Theunisse, Kolft' en Troelstra.
Het voorstel naar aanleiding van de verzoeken van M,
Meijer e.a. om demping der sloot langs den Stienserweg,
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vast
stelling van een stratenplan en aanwijzing van rooilijnen
op terrein bij den Stienserweg.
De Voorzitter deelt mede, dat onderdeel 2 der conclu
sie eenigszins moet worden gewijzigd in verband met
het zooeven genomen besluit tot aanwijzing van de rooi
lijn voor de perceelen langs den Stienserweg.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt nu
besloten
I. vast te stellen het op de teekening aangeduide
stratenplan op terrein deel uitmakende van het kadastrale
perceel sectie D no 861, ovenwei met deze wijziging,
dat wordt bepaalddat de straten langs de zuidelijke en
westelijke slooten van het geheele terrein eene breedte
moeten hebben van 8 meter, gemeten uit den bovenkant
van het bestaande taludzooals op de teekening met
blauwe lijnen is aangeduid
II. als rooilijnen voor de op de verschillende terreinen
te stichten woningen aan te wijzen de op de situatie-
teekening met rooden inkt aangeduide lijnenmet uit
zondering van die voor de op de teekening met I, II,
III, IV en V gemerkte perceelen, waarvoor de rooilijnen
heden afzonderlijk zijn vastgesteld.
V. De heer van Sloterdijck vraagt en bekomt verlof
van de vergadering ter bespreking van eene zaak, vreemd
aan de orde van den dag. De vraag betreft de werk
Verslag der handelingen van den gemeonteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1897. 125
zaamheden, die verricht worden op terrein aan de noord
zijde van het nieuwe kanaalen wel op dat gedeelte
dat aanvankelijk heette bestemd te zullen worden voor
harddraversbaan.
Bij de behandeling van het grondplan voor de be-
beuwing van terreinen aan weerszijden van het kanaal
is heel wat over dat gedeelte gesproken. De raad nam
daaromtrent een gereserveerde houding aan en het eind
van de discussie wasde bestemming van dat gedeolte
van het terrein voorloopig onbepaald te laten.
Nu heeft spr. waargenomen, dat er op gewerkt wordt
draineerbuizen, putten enz. worden er in gelegd, zoodat
het den schijn heeft, dat het voor eenig doel in orde
wordt gemaakt.
Spr. vraagt nu, of deze werkzaamheden absoluut noodig
zijn voor dit terrein, welke de bestemming er van ook
zal zijn. Is dit zoo, dan is zijne vraag overbodig, maar
anders zou hij er nog deze vraag aan willen toevoegen
of burgemeester en wethouders een bepaald afgerond plan
voor eenig doeleinde hebben.
De heer Reeling Brouwer deelt mede, dat men bezig
is draineerbuizen in dit terrein te leggeneenvoudig
om het droog to makenen dat or boomen om geplaatst
zullen wordenverder geschiedt er nietszoodat het
raadsbesluit, om later aan dit terrein eene bestemming te
gevendoor burgemeester en wethouders in acht wordt
genomen.
De heer van Sloterdijck dankt voor de bekomen in
lichtingen. Hij moet zich hierbij wel neder leggen, maai
bij herhaalt, den indruk te hebben gekregen, dat hot
terrein voor een bepaalde bestemming in orde wordt ge
maakt. Het openbaar gerucht geeft aan dit terrein de
bestemming van speelplaats. Het zou hem spijtenindien
daartoe werd overgegaanzonder dat vooraf het gevoelen
van den raad was ingewonnen.
Do heer Reeling Brouwer heeft nu den geachten inter-
pellant beter gevat; hij verklaart, dat burgemeester
en wethouders geen publieke speelplaats zullen doen
aanleggen, zonder daartoe door den raad te zijn gemach
tigd. Hij herhaalt, dat het terrein voor geen enkel doel
in orde gemaaktdoch alleen drooggelegd wordt.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co., Leeuwarden.