128 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 9 November 1897. dat nu bestemd zal worden tot betaling van uitgelote doch nog niet afgeloste obligation en van vervallen coupons, welke zeker wel in 1897 ter verevening zullen worden aangeboden. Spr. meentdat dit vrij duidelijk is Wat nu het rapport der commissie aangaat, hieruit blijktdat verhooging van twee posten van uitgaat hare aandacht heeft getrokken. Deze posten zullen dan ook wel de eenige kunnen zijn, waarop aanmerkingen zijn tel maken. De vraag is 't dan nog, ot die aanmerkingen gegrond zijn. Overigens zijn alle voorgestelde wijzigingen het gevolg- van bepaalde besluiten van den raad. In ile eerste plaats bespreekt de commissie de ver hooging van den post voor onderhoud en aankoop van werktuigen voor de gasfabriek met j 81)00. De opmerkingen van de commissie zijn zoowat de zelfde als die welkenaar spr. meentin het begin van dit jaar door den heer Duparc zijn gemaakt naar aan leiding van voorstellen tot het doen van af- en over schrijvingen op deze begrooting, óók voor muntgasmeters. Spr. kan nu hiertegen aanvoeren dat vroeger besloten is tot aanschaffing van muntgasmeters, waarbij burge meester en wethouders werden uitgenoodigd, om te zijner- tijd finar.ciëele voorstellen te doer, tot vinding dier uit gaaf. Spr. gelooft, dat burgemeester en wethouders wijzer zullen doen in het vervolg die clausule uit hunne con clusion weg te laten en haar te doen luiden: t(t vinding der uitgaaf te zijner tijd, zoo noodig, voorstellen te doen tot wijziging der gemeente-begrooting. De gewone clausule toch schijnt tot misverstand aan leiding te geven. Men schijnt er uit af te leiden dat afzonderlijke financiëele voorstellen moeten worden gedaan. De raad, zeide spr.. heeft besloten tot aanschaffing van muntgasmeters, die dit jaar successievelijk zijn aangekocht, waarvan de kosten ongeveer 5000 bedragen. Voorts moet de post voor werktuigen voor de gasfabriek- verhoogd worden met ruim f 3000 voor nieuwe zinkers. Deze waren noodig en het was in verband met andere zaken niet mogelijk, om vooraf daarover den raad te hooren. Het was te doen om vernieuwing van bestaande zinkers. Ware nu de betrekkelijke post van uitgaaf hoog genoeg geweest om daaruit ook deze uitgaven te bestrijdendan ware wijziging der begrooting niet eens noodig geweest doch dit is niet het geval, en daarom wordt, versterking van het artikel aangevraagd. In de tv eede plaats wordt door de commissie aange roerd de verhoogde post voor onderhoud van de veemarkt. Dit geldt verbeteringen en maatregelen in zake de vee- artsenijkundige politie, strikt noodig geoordeeld door het heerschen van mond- en klauwzeer onder het vee. Aan den districts-veearts zijn met het oog daarop ook bijzondere diensten opgedragenwaarvoor hem een bij zondere vergoeding is toegekend welke vergoeding voor de helft door de provincie zal worden gedragen Die ver goeding heeft ook tot overschrijding van den post bijge dragen en de raad is daarin vooraf niet gekend. Dat kon eenvoudig nieter was haast bijhet belang der zaak vorderde onverwijld handelen. Spr. gelooft, dat, als burgemeester en wethouders deze maatregelen niet hadden genomen de raad hun het ge grond verwijt zoude kunnen maken dat zij niet hadden gedaan wat zij in dit geval hadden moeten doen. Bij een zoo uitgebreide gemeentelijke administratie moet het meermalen voorkomendat uitgaven worden gedaan, waarop niet gerekend is, die dan een uitgaafpost doen overschrijden. Indien de raad zou wenschen dat voor elke uitgaaf die niet in de toelichting op een begrootingspost voorkomt, vooraf de goedkeuring van den raad wordt gevraagd, dan zou men bijna in elke raadsvergadering moeten komen met voorstellen tot wijziging der begrooting. Ten slotte verkondigen de rapporteurs de zonderlinge leer, dat de post voor onvoorziene uitgaven uitsluitend moet worden gebruikt voor uitgaven, die geen omschrijving in de begrooting vinden en waarvoor bij afzonderlijke lesluiten gelden worden toegestaan, doch niet voor ver werking der verschillende vastgestelde begrootingsposten. Spr. wijst, om de onjuistheid dezer meening aan te ooneneenvoudig op de omschrijving van dezen post in le begrooting. De heer KolfF zegtdat de commissie gemeend heeft lare opmerkingen die geene aanmerkingen zijn te moeten te berde brengen omdat haar bleek dat de uit gaven met 12000 zullen stijgen, welk bedrag niet uit de gewone inkomsten zal kunnen worden bestreden. Wat de muntgasmeters betreft, de commissie heeft zich op de secretarie op de hoogte gesteldwaarbij haar bleek dat tot aanschaffing van die voorwerpen was be sloten en in 1896 35 zijn aangekocht. Daarom verbaas de 't haar, dat voor dit jaar zoo veel meer van die meters noodig was. zoodat een uitgaaf van f 5000 vereiseht werd. Dat dergelijke meters een goed resultaat opleve ren, in die mate, dat er in 1897 zoovele moesten wor den aangebrachtis haar echter niet geblekei. De heer Troelstra zeidedat de nieuwe zinkers noodig waren en dat de raad niet telkens voor het voteeren van kleine uitgaven kon worden gesteld. Spr. doet opmerken dat de raad menigmaal over heel wat kleiner uitgaven heeft te beslissen gehad dan nu bij deze wijziging der begrooting over eene uitgaaf van f 3200. Kif spr. wil ten slotte gaarne aannemen, dat de moer- dere uitgaaf voor de veemarkt voor een groot deel ge legen is in meer veeartsenijkundig toezicht met het oog op het mond- en klauwzeer. Dat verscherpt toezicht be staat reeds langer dan een jaar, maar spr. ziet het spoed- eischende er van niet in zoodat niet vooraf hierover een besluit van den raad ware uit te lokken geweest. De heer Woiff wenscht enkele onjuistheden in het door den heer KolfF gesprokene te rectificeeren. In het vorige jaar zijn 35 muntgasmeters aangekocht doch niet tengevolge van een raadsbesluit. De gascom- missie begreep dat het zaak wasom hier eene proef te nemen met muntgasmeters en kocht daarvoor 35 stuks aan. Toen de proef haar toescheen, een goed resultaat te hebben bracht zij deze aangelegenheid bij burgemeester en wethouders, met tekennengevingdat uitbreiding van dezen maatregel haar gewenscht voorkwam. Op voor stel van burgemeester en wethouders is toen tot aankoop en in gebruikgeving van muntgasmeters besloten en werd de verordening regelende het gasgebruik gewijzigd Ten aanzien van de zinkers kan spr. voorts mededeelen, dat ten dezen opzichte eenigszins periculum in mora bestond. Bij de werken der vernieuwing van de Prins- Hendriksbriig is de daarbij gelegen zinker, die waar schijnlijk reeds defect was, geheel onbruikbaar geworden. Toen de nieuwe brug nagenoeg gereed waswas de gas- commissie van gevoelen om dien zinker en tevens twee anderen te doen vernieuwen, omdat zich nu hiertoe eene goede gelegenheid voordeed. De aannemer, die voor het werk in aanmerking kwam had wegens voltooiing van hetzelfde werk in naburige plaatsen aldaar werklieden en gereedschappen beschikbaar en daarom was het van be langvan de aanwezigheid ook alhier gebruik te maken en dadelijk de zinkers te doen leggen. Burgemeester en wethouders deelden hare zienswijze in deze. De Voorzitter zegt, dat de raad niet moet voorbijzien, dat het hier niet betreft nieuwe postenmaar eene ver sterking van bestaande posten. Ten aanzien van de muntgasmeters meent spr. zich te herinneren dat in 1896 de aankoop van een getal van 35, bij wijze van proef, is bestreden uit den post voor aankoop van werktuigen voor de gasfabriek, die daarvoor nog voldoende was. Maar nu de raad tot den definitieven maatregel besloot, waarvoor een bij den aanvang niet te schatten uitgaaf het gevolg wasis men begonnen die te bestrijden uit het toegestane bedrag, maar dit dient nu te worden verhoogd. Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 9 November 1897. 129 Evenzoo werd het aanbrengen van één nieuwen zinker uit denzelfden post gekwetenmaar deze werd niet meer voldoendetoen burgemeester en wethouders het in het belang van de gemeente wenschelijk achtten nu drie zinkers tegelijk te doen vernieuwen Dit was een gevolg van de omstandigheid, dat de aannemer, die eerst werken elders moest uitvoeren nu met zijn personeel en werk tuigen hier was toen achtten burgemeester en wethouders het voordeeligereen paar andere zinkers die misschien nog wel een jaar hadden kunnen dienst doentegelijker tijd onder handen te nemen. Dat bespaarde voor de ge meente reiskosten en vracht. De heer Duparc had niet het voornemen zich in dit debat te mengen. No echter de heer Troelstra zijn naam noemde en er aan herinnerdedat spr. in het begin van dit jaar opmerkingen maakte over af- en overschrijvingen op de gemeente-begrootingtoen de raad werd gesteld voor eene uitgaaf van .neer dan f 20,000 boven de be grooting, meent spr. een enkel woord to moeten spreken. De heer Troelstra liet doorschemeren, dat burgemeester en wethouders in het vervolg bete'- zouden doen, bij een voorstel tot het doen van een of andere uitgaaf de clau sule weg te latenom hen uit te noodigen tot het doen van financiëele voorstellen. Spr. zal thans hierover niet verder spreken, maar zich bepalen bij de verklaring, dat hij zich de bevoegdheid reserveert, om in dat geval toch voor te stellen, burgemeester en wethouders te verzoeken, nadere financiëele voorstellen te doen. Men kan in be ginsel tot een of ander werk besluiten, maar de uitvoering afhankelijk maken van de kosten. Spr. is het geheel eens met de opmerkingen door de commissie in haar rapport gemaakt. Hij zal de eerste zijn om te erkennendat er moeilijk algeineene regelen zijn te stellen, hoe in elk geval moet worden gehandeld. Burgemeester en wethouders kunnen inderdaad door om standigheden van urgenten aard worden genoodzaakt, om handelend op te treden; in zoodanig geval zal zeker geen enkel lid van den raad eischen, dat vooraf eene vergade ring daarvoor had moeten worden belegd. Maar de raad moet nooit zijn budget-recht uit handen geven. Het is onregelmatig, dat hij wordt gesteld voor regularisatie van eene uitgaaf voor zaken, die reeds lang zijn uitgevoerd Te dezen opzichte kan de waarschuwende stem van de commissie van rapporteurs haar nut hebben. Spr. wijst er' nog op, dat, waar de raad ook weder bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor 1898 post voor post zal wikken en wegen, burgemeester en wethouders deden dit ook reeds bij het opmaken der be grooting hij later niet mag worden gesteld voor uit gaven die belangrijk hooger zijn dan ze door den raad oorspronkelijk waren toegestaan. De heer Kolff deelt mede, dat indien de commissie van rapporteurs omtrent de muntgasmeters en de zinkers in de toelichting die inlichtingen had gevonden die zij nu in deze zitting heeft ontvangenzij zich van de gedane opmerkingen had onthouden. De heer Troelstra moet mededeelen, dat de philippica van den heer Duparc tegen de overschrijding van be grootingsposten geen aangenamen indruk op hem heeft gemaakt. Die geachte spreker deed 't voorkomen alsof die overschrijding zeer menigvuldig voorkomt en burge meester en wethouders er zich weinig aan zouden storen. Spr. deelt mede, dat iedere maand van den gemeente ontvanger een staat van ontvangsten en uitgaven inkomt, waarop wordt nagegaan of er posten zijn die na aan overschrijding toe zijn, of reeds zijn overschreden. Op de secretarie wordt telkens geconstateerd, hoe het met eiken post van uitgaven voor de gemeentewerken staat. Er wordt dus zooveel mogelijk tegen overschrijding van be grootingsposten gewaakt. Maar onmogelijk is het, om die geheel te voorkomen in eene gemeente als deze, waar o. a. de gemeentewerken zulk en belangrijke en uitgebreide tak van dienst is. Men wordt bij herhaling voor feiten gestelddie het noodzakelijk maken, uitgaven te doen boven de raming of begrooting Bijv. bij herstelling of vernieuwing van eenen wal waarvan de kosten oorspronkelijk op een vrij laag bedrag zijn geraamd, blijkt tijdens de uitvoering, dat er veel meer moet worden hersteld of vernieuwd dan oorspronkelijk kon worden vermoed. Zoo ook dikwijls by reparatie van bruggen, huizen enz., en nu zou 't zeker niet in het belang van het werk, en ook niet van de g< meente zijn om voorloopig liet werk te staken en eerst bij den raad meer geld aan te vragen. Spr. herinnert er aan, dat bij de behandeling van vorige begroetingen aan burgemeester en wethouders lof is toe gebracht dat zij de zuinigheid daarbij zoozeer hadden betracht. De begrooting voor 1898 is nu ook weer zoo opgemaaktdatblijkens het verslag van do commissie van rapporteursop een budget van 9 ton geen halve cent wordt afgedongen. Maar dit zou wel anders kunnen worden indien de raad er burgemeester en wethouders telkens een verwijt van maaktdat zij enkele posten overschrijden. Het zou dan kunnen gebeuren, dat burge meester en wethouders er toe moeten komen, om de posten hooger te ramen. Zij gaan nu juist van het denkbeeld uitdatm cht het blijken dat eon enkele post te laag is geraamd, er andere zullen zijn, die een overschot geven, zoodat na af- en overschrijvingen toch het totaal bedrag der geraamde uitgaven niet behoeft te worden overschreden. De hoer Konter doet opmerkendat de heer Troelstra wel zijne vraag door het noemen van enkele cijfers heeft getracht te beantwoorden, maar spr. niet schijnt te hebben begrepen. Spr. herhaalt zijne vraagdie hierop neerkomtvan het saldo van de rekening over 1896 is 7500 afgenomen voor subsidie aan de waterleiding-maatschappij, er blijft dus ƒ9560 over, die gebruikt zal worden voor verevening van oude obligation en couponsmaar er kunnen nog obligatiën tot een bedrag van f 14500 ter verevening worden aangeboden en dan is de post niet voldoende. Nu is spr.'s vraag, of de uitgaaf voor niet ingeloste obligatiën niet met f 5000 en de post voor tijdelijke geldleening met gelijk bedrag moet worden verhoogd. Spr. zou dit een goede maatregel achten. De heer Duparc zegt, dat de heer Troelstra ten onrechte het door hem gesprokene als eene philippica tegen burgemeester en wethouders heeft opgevat. Hij kwam slechts op voor het budget-recht van den raad. Hij hoopt, straks het bewijs te leveren, dat niets onaangenaams hem jegens burgemeester en wethouders bezielt. De heer Troelstra verklaart, niet in staat te zijn den heer Konter op zijne vraag afdoende te antwoorden. Hij heeft de cijfers niet vóór zich. De heer Konter zou beter gedaan hebben, zich vooraf over deze kwestie tot den commies van financiën te wenden die hem alle in lichtingen had kunnen geven. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel der commissie wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Reeling Brouwer was inmiddels ter vergadering gekomen. 4. Rapport der commissie omtrent het onderzoek van de gem een te-rek eni n g over 1896. Do commissie stelt voor, te besluiten: I. de rekening goed te keuren in ontvang op f 3,179,196.65Vt in uitgaaf op 3,162,135.84 en het saldo op f 17,060.81 V2

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 2