134 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Zaterdag 13 November 1897. voorbij te zijn. De regeering althans is niet meer tegen indirecte belastingen, blijkens de wijziging in de gemeente wet aangebracht. Rapporteurs meenden de aandacht van burgemeester en wethouders ook op deze soort van be lastingheffing te moeten vestigen. Door verdoeling van belastingen komt men tot verschil lende grondslagen, die de belasting voor de ingezetenen minder drukkend maken. De heer Troelstra gelooftdatals er één zaak gron dig besproken is, het zeker wel het onderwerpelijk voor stel van burgemeester en wethouders zal zijn. Na lezing van dit voorstel en van het verslag van rapporteurs omtrent het onderzoek in de sectiën, valt er dan ook zooals burgemeester en wethouders in hunne memorie van antwoord aanvoeren, niet veel meer over te zeggen. In iedere sectie deden zich tegenstanders van het voorstel hoorenhet door hen gesprokene is door rappor teurs in hun verslag correct weergegeven. De bezwaren werden grondig beantwoord en weerlegd. Nu zijn heden die bezwaren wederom te berde gebrachtdeze opnieuw te weerleggen zou te veel tijd kosten en is bovendien overbodig. Spr. zal zich dus tot enkele opmerkingen be palen. De heeren Duparc en Haverschmidt zijn van oordeel, dat het te kort van ruim 15000 zal kunnen worden gedektdoor eene gelijke som van opbrengst van verkoop van bouwterreinen langs het nieuwe kanaal op de be grooting uit te trekken. Die terreinen, zeggen zij, zijn zmooi gelegen en zien er zóó aardig uitdat bepaald koopers komen zullen. Hier behoeft men geen zware muts over op te zetten. Spr. gelooft weldat er op den duur koopers zullen komen, maar de vraag is, of, door bij het opmaken dezer begrooting een cijferpost voor de opbrengst van terreinen aan te brengen zij wel op gezonde grondslagen zou rus ten na de ondervinding in 1897. Spr. meent van niet. Door dit te doen, zou men kunnen komen met, wat men noemt, twee voeten in één kous. Nu over 1897 de op brengst van bouwterreinen slechts ruim 3600 heeft bedragen en er dus ruim 16000 te kort is, dat moet worden ingehaaldgaat 't waarlijk niet aan om voor 1898 voor den verkoop iets uit te trekken. Eerst moet het te weinig ontvangene geheel of nagenoeg zijn ingehaald, want nu zal de rekening over 1897 met dit tekort sluiten. "Ware de opbrengst van de bouwterreinen bijv. nagenoeg 14000 geweest, dan zouden burgemeester en wethouders weer het stelsel van 1897 toegepast en een cijt'erpost voorgedragen hebben. Men mag optimistisch zijnmaar men bouwe geen kasteelen in de lnebten houde vasten grond onder de voeten. Het denkbeeld, om nu weer een cijferpost op de begrooting te brengen, heeft dan ook weinig ondersteuning in de sectiën gevonden Spr. meentdat alleen de beide genoemde sprekers het voorstaan. Wat nu te doen De heeren Hijlkema en Vlaskamp willen den sluitpost der begrooting verhoogen. Is de post wegens opbrengst van den hoofdelijken omslag eigenlijk wol de sluitpost vraagt spr. Toen bij de gemeentewet hoofdelijke omslagen werden toegelaten, dacht men inder daad, dat zij slechts als sluitpost zouden dienen. De oor spronkelijke bedoeling was deze: er bestaan verschillende middelen en bronnen van inkomstzijn deze niet vol doende om de gewone uitgaven te bestrijden dan moet hot tekort worden gedekt bij wijze van hoofdelijken omslag. Men kon daarbij dan ieders omstandigheden zooveel mogelijk in aanmerking nemen. Thans is die belasting de hoofdbron van inkomsten geworden. Men kan dns ten aanzien van dezen post niet meer van een sluitpost spreken. Het percentage is langzamerhand toegenomen het heeft bedragen 2.80 33.523.95 enz. en is nu gestegen tot 5.32. De opbrengst is voor 1S98 geraamd op 217,400. Vroegertoen men in deze gemeente ook heel liberaal wasis gezegddat in de toekomst het percentage des noods 5 °/o zou kunnen worden. Maar dat beschouwden onze liberale voorgangers dan ook als het maximum. Nu is 't roods hooger. De ervaring heeft geleerd dat het belastbaar inkomen is verminderd. Gaat dit verder achter uit dan zal de percentage zonder vermeerdering van uitgaven reeds hooger moeten worden. Moet op die even tualiteit ook niet worden gelet Zal bij voortduring op de hooge aanslagen in den hoofdelijken omslag, die thans nog bestaan, kunnen worden gerekend Dit zijn omstan digheden, die men wel in 't oog dient te houden. Is het nu wel raadzaam inplaats van verhooging der opcenten op de personeele belastingden hoofdelijken omslag te verhoogen De heer Hijlkema meent dit, omdat de hoof delijke omslag een spook is. Maar moet men dan spoken oproepen Spr. houdt or niet van, en hij gelooft, dat dit niet geschikt isom vermogende personen naar deze gemeente te lokken. Burgemeester en wethouders zijn gekomen tot het voor stel om de opcenten op de porsoneele belasting te ver hoogen, omdat, zooals de wet nu is gewijzigd, de heffing van opcenten beter zal werken. De nieuwe personeele belasting is nu een meer zuivere verteringsbelasting ge worden. En ten aanzien der opcenten kan en moet nu volgens de wet rekening worden gehouden met de draag kracht der ingezetenen. Bij eene huurwaarde van niet meer dan/150 komt eene heffing van 50 opcenten in het vervolg overeen met eene van 40 opcenten als tot nu toe, en voor panden van hoogere huurwaarde is de heffing verdeeld als 55, 60, 65 en 70. Panden, waarvoor 70 opcenten zullen worden geheven, zijn er slechts ten getale van 800. Die druk zal dus niet zoo zwaar zijn. De personeele belasting is eene verteringsbelasting terwijl de hoofdelijke omslag zich regelt naar het inkomen van den belastingschuldigde met wiens omstandigheden verder geen rekening wordt gehouden. Zoo kan 't voor komen, dat twee hoofden van gezinnen ieder naar een inkomen van ƒ2000 worden aangeslagen, en dat de een met dat inkomen betrekkelijk rijk, de ander arm kan worden genoemd. Het kan van velerlei omstandig heden afhangen. Al keurt men in beginsel het heffen van hoofdelijken omslag dus goed, dan moet deze toch niet te hoog worden opgevoerd. Het inkomen is slechts een factor, zij 't dan ook een belangrijke factor voor iemands draagkracht. Naast een inkomstenbelasting kan een verteringsbelasting werken als correctief. Wien het niet convenieert, kan een huis van lagere huurwaarde betrekken, dienstboden afschaffen, enz. De heer Bekhuis sprak er van, dat door verhooging der opcenten vooral handel en nijverheid zullen worden getroffen. Die geachte spreker ziet over het hoofd, dat alle bergplaatsen en werkplaatsen vrij van personeele belasting zijn alleen voor het gedeelte van een perceel, voor winkel bestemd, wordt belasting betaald, maar in deze gemeente eerst, wanneer de huurwaarde van een winkel meer dan 225 bedraagt. Als de huurwaarde ƒ300 is, wordt de belasting nog slechts berekend over 40. De heer Bekhuis ziet in de voorgestelde regeling der opcenten eene progressie. Dit moge zoo zijn, zegt spr., maar de hoofdelijke omslag is ook voor een deel pro gressief, zooals bij raadpleging van liet heffingsbesluit blijkt. Iemand, die in de laagste klasse valt, betaalt ongeveer 0.75 van zijn inkomen en de heer Bekhuis betaalt 5.32 Ten slotte meende de heer Duparc te moeten doen opmerken, dat zoodra het rijk zijne belastingen verlicht, de gemeente zich dadelijk op het daaruit voortvloeiend voordeel werpt. Dit is geen argumentde vraag isof de gemeente hare inkomsten ter bestrijding barer uitgaven moet verhoogen. Wijzigt zij hiertoe liet percentage van den hoofdelijken omslagdan moet het hooger bedrag toch ook door de belastingschuldigen worden opgebracht, j evengoed als bij eene verhooging van opcenten. De heer Hijlkema herhaalt, dat zijn hoofdbezwaar tegen liet voorstel van burgemeester en wethouders tot ver Verslag der handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden, van Zaterdag 13 November 1897. 135 hooging der opcenten van 40 tot 5070 is, dat hierdoor een te groote sprong in één richting zal werden gedaan. Hij zal niet treden in eene vergelijking tusschen do belasting op hot personeel en de belasting op het inkomen. Dit zou te ver voeren. Zijn denkbeeld is, om do opcenten op 50 te stellen en de rest van het tekort te vinden in verhooging van den hoofdelijken omslag. De heer van Sloterdijck gaat met het voorstel van burgemeester en wethouders mede. Het is spr. opgevallen, dat dit geachte lid in één punt met spr. medegaatn.l. dat ook hij het tekort over verschillende belastingen wil verdeelen. Dit is ook spr.'s meening, hij wil de opcenten verhoogen tot 50 en de rest vinden in don hoofdelijken omslag. De heer van Sloterdijck zegt, dat de heer Hijlkema hem blijkbaar verkeerd hoeft begrepen. Hij heeft niet gezegd, dat hij het tekort over verschillende belastingen wil verdeelen. maar zijne bedoeling was, als zijne ziens wijze in het algemeen te doen uitkomen, dat eene belas tingregeling over zoovele grondslagen als mogelijk is moet geschieden, over grondslagen,diezooveel mogelijk verschillen. Do heer Bekhuis zal den heer Troelstra verder in diens beschouwingen niet volgen. Hij kan zich met vele hier van echter niet vereenigen. Wat de geachte spreker ook be toogde, hierop komt 'taan, dat de heffing van een grooter getal opcenten door een kleiner deel der ingezetenen zal worden gedragen, doch in eene hoogere belasting op het inkomen zal door meerderen worden bijgedragen. Spr. stelt nu voor, de conclusie van het ontwerp-besluit te lezen als volgt „Te beginnen met 1 Januari 1898 worden ten behoeve der gemeente op de hoofdsom der rijks personeele belasting geheven vijftig opcenten." Het amendement van den heer Bekhuis wordt voldoende ondersteund en maakt een punt van behandeling uit. De heer Haverschmidt vindt het bezwaar van den heer Troelstradat het maximum van den hoofdelijken omslag op 220 mille is bepaald en een besluit tot wijziging de koninklijke goedkeuring vereischtniet overwegend. In 18851890 en 1893 heeft men zonder moeite dat maximum kunnen verhoogen en dat zou ook nu wel gaan, maar spr. vestigt liever zijn aandacht op het bouwterrein, zooals zich dat de laatste weken vertoont. Ten onrechte wordt aan die terreinen door bouwondernemers te weinig aandacht geschonken. Wat de opmerking van den heer Troelstra betreft, als zou spr. het tekort op de begrooting reeds met 1000 hebben verminderd, zoo vindt dat zijn oorzaak in het feit, dat 50 opcenten van het nieuwe kohior ruim 1000 meer opbrengen dan 40 van het oude. De heer Troelstra wijst er op, naar aanleiding van de opmerking van den lieer Bekhuis, dat de opcenten nog zelfs op eene breedere schaal zullen drukken dan de hoofdelijke omslag. Er zijn toch 3651 aangeslagenen in de personeele belastingmaar verreweg het grootste ge- doeite valt in den laagsten taxe van opcenten. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer Bekhuis wordt in stemming gebracht en verworpen met 16 tegen 6 stemmen. "Vóór stomden de heeren Bekhuis, Vlaskamp, Haverschmidt, DuparcHijlkema en Kolft'. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder hoofdelijke stemming hierop aangenomen. 5. Ontwerp-begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor 1898. (Zie bijlagen nos. 1925 en 26 tot het verslag van 's raads handelingen.) Daar geen der leden over dit ontwerp in het algemeen het woord verlangd wordt overgegaan tot de behandeling der uitgaven. Volgnos. 68 tot en mot 81 worden zonder bespreking onveranderd vastgesteld. Bij volgno. 82 onderhoud van het gemoentehuis enz. 1607, stellen burgemeester en wethouders, naar aan leiding van de opmerking van rapportoursvoordat artikel met 80 te verhoogen en volgno. 83 vernieuwing en herstelling van meubelen in het gemeentehuis 437 te verminderen met 80. Hiertoe wordt besloten. Volgno. 84. Schoonhouden van hot gemeentehuis 1076. De heer Vlaskamp ziet uit de begrooting, dat op dezen post in 1896 473.85 is uitgegeven, terwijl nu zooveel liooger cijfer is uitgetrokken. Wat is hiervan de reden vraagt spr. Zijn onder dezen post moer uitgaven begre pen dan in 1896 De Voorzitter deelt mede, dat vroeger de loonen \oor de schoonmaaksters in het gemoentehuis en de lokalen in de hoofdwacht werden gekweten uit den post voor do loonen van de werklieden der gemeentewerken. Sedert het vorig jaar zijn ze gebracht op den ouderwerpolijken post. De post wordt hierop onveranderd vastgesteld. De posten onder volgnos. 85 tot en met 105 worden zonder discussie onveranderd aangenomen. Volgno. 106. Onderhoud van straten, pleinen, kaden enz. 9370. De heer Bekhuis leest in het verslag van rapporteurs bij dezen post aangeteekend, dat in de 3e sectie de wen- schelijkheid werd uitgesproken van den aanleg van een trottoir aan den Noordersingel van de Singelstraat tot voorbij het diakonessenhuisvoorts gewezen op den in 't algemeen zeer onvoldoenden staat van de bestratingen en in overweging gegevenden directeur der gemeente werken te doen weten, dat verbetering daarvan op ruime schaal zeer wenschelijk is. Het is misschien spr.'s fout hij heeft wel met aandrang op verbetering over den on voldoenden toestand gesprokenmaar hij heeft 't niet gedaan zooals in het verslag staat. De bestrating is over het algemeen goed, maar tal van plaatsen zijn er in de gemeentewaar men in de laatste jaren voor de bestrating te zuinig is geweest. Spr. weet wel, dat dit gebeurd is om een bekende reden, ook in het antwoord van burgemeester en wethouders gememoreerd. Toen spr. bevond, dat burgemeester en wethouders ten aanzien van dezen post zijn afgeweken van de begrooting van den directeur der gemeentewerkenmaakte hij in zijne sectie deze opmerking en verzocht den voorzitter, dat burgemeester en wethouders toch met vrijgevigheid de hand zouden houdon aan het onderhoud der bestratingen, dat hier en daar veel te wenschen overlaat. Er is uit zuinigheid niet veel gedaan, maar men bedenke wel, dat, wat nu nog door vervloeiing kan hersteld worden met honderde guldens, indien dit niet geschiedt, het later voor vernieuwing duizende guldens zal kosten. Spr. zou gaarne zien, dat burgemeester en wethouders, waar ook de zuinigheid betrachtendeop dit gebied wat meer vrijgevig waren. De Voorzitter antwoordtdat burgemeester en wet houders niet zullen aarzelen, om het bedrag van 3700, dat voor vervloeringen zal worden toegestaan daarvoor te besteden op do meest doelmatige wijze. Maar dit bedrag is voor de vele kilometers lengte cn hectares oppervlakte

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 3