136 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Zaterdag 13 November 1897. bestrating niet voldoendehet staat in geen de minste verhouding tot wat daarvoor noodig is. Men laboreert aan eene schrale begrooting. Spr. kan geen toezegging doen in den geestals de heer Bekhuis wenschtmaar moet volstaan met de verklaring, dat burgemeester en wethouders van het toe te stane bedrag het meest doelmatig gebruik zullen trachten te maken. De post wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 107. Onderhoud van vaarten enz. f 62.30. Wordt op voorstel van burgemeester en wethouders ver hoogd met 500. Volgno. 108. Kosten van aankoop van boomen, planten enz. en arbeidsloonen voor werklieden f 5360. De heer Beucker Andreae deelt mede, dat hij in zijne sectie besprak de sterfte onder de boomen in de Soph ia- laan. De rapporteurs namen dit in hun verslag over. Het antwoord van burgemeester en wethouders heeft spr. niet bevredigd hij had gehooptdat de zekerheid zou worden gegeven, dat een grondig onderzoek zou worden ingesteld. Burgemeester en wethouders zeggen alleen dat misschien door diepe uitgraving van den bodem en het aanbrengen van nieuwe aarde verbetering zou zijn aan te brengen, maar dat dit nog al groote kosten zou veroor zaken. Het schijntof burgemeester en wethouders hier door zijn afgeschrikt. Al waren de kosten wat hoog, toch zouden ze goed besteed zijn. Spr. acht een herhaald on derzoek wenschelijk opdat men te weten komewaarom die boomen, we'ke tot sieraad van dit stadsgedeelte strek ken, voor en na sterven. Er komen geen nieuwe boomen in de plaats, maar slechts palen, om het rijden aldaar te voorkomen. Spr. drukt dus den wensch uit, dat burge meester en wethouders niet te veel tegen de kosten zul len opzien, maar een onderzoek zullen doen instellen en weder nieuwe boomen doen plaatsen. De heer Reeling Brouwer zegtdat het moeieüjk is uit te maken, waaraan het sterven van die boomen is toe te schrijven aan slechten bodem of aan gasverlies. De hoofdgasbuis in de Sophialaan ligt in het midden en van daar loopen kleine buizen naar de aldaar staande lan taarns. Bij de woning van den heer van Konijnenburg is het een nieuwe grond en liggen nieuwe buizen maar toch gaan ook aan dien kant de boomen dood. Burgemeester en wethouders staan voor een belangrijk vraagstuk. Het onderzoek naar de oorzaak is niet duur, maar wel is dit het geval met het inbrengen van nieuwe aardedat eenige duizenden gulden zal kosten. Deskun digen schrijven de sterfte hoofdzakelijk aan den slechten bodem toe. Spr. geeft gaarne toezegging, dat burgemeester en wet houders den wenk van den heer Andreae ter harte zullen nemen, maar men moet er zich niet te veel van voorstellen. De heer van Ketwich Verschuur wenscht ook een enkel woord over deze zaak in het midden te brengen, al laadt hij den schijn op zich, van eene oratio pro domo te willen houden. De Sophialaan, deze ook thans nog fraaie avenue naai de stad, is met mooie boomen beplant geweest, maar verscheidene zijn reeds gestorven en gerooid of zijn s'.er- vende. Bij de woning van den heer van Konijnenburg zijn ze reeds verdwenen, zoo ook bij die van den heer van Slooten, en bij de woningen van den heer van Harinxma en van spr. en den heer Greebe zijn ze gestorven en gerooid of kwijnend. Spr. heeft met den opzichter der plantsoenen hierover een onderhoud gehad. Deze is van oordeel, dat het sterven van die boomen enkel een gevolg is van het gas. Volgens bekomen inlichtingen ligt de gasbuis van den lantaarnpaal af ten westen van den weg nabij het huis van Mr. Greebe en aldaar de Sophialaan snijdende, langs de oostzijde van den weg en de aldaar nog staande, voor 't meerendeel zieke boomen, tot op den hoek van de Van Swietenstraat, waar zij in verscheiden armen uitloopt. In zijne sectie heeft spr. op dit punt de aandacht ge vestigd en hem werd toen geantwoord, dat de boomen ten oosten van den weg meer op den wind en minder op de zon staan. Dit is echter niet jui^thet tegendeel is waar. Do opzichter acht het meest afdoende middel in deze, dat midden in den weg een zoogenaamde cloaque worde aangebracht, een gemetseld riooltje of buis door een paar roosters met de buitenlucht verbonden, waarin do gasbuis wordt gelegd. De directeur der gemeentewerken was, naar spr. vernam, ook dit denkbeeld toegedaan. Deze maatregel zal niet kostbaar zijn, daar de afstand tot de Prins Hen- driksbrug niet groot is Dat de bodem zoo slecht niet is. blijkt hieruit, dat de boomen, die aan de westzijde van den weg tegenover de huizen van spr. en zijne buren staan, niets te lijden hebben en goed groeien. Ook die in het plantsoen doen dit. Van het station komeude, treft men nu links goede, doch rechts kwijnende en doode boomen of open plekken, waar boomen gestaan hebben, aan. De Voorzitter geeft de verzekering, dat burgemeester en wethouders op deze zaak hunne aandacht gevestigd zullen houden en de oorzaak van het sterven der boomen zullen trachten weg te ruimen. De heer van Ketwich Verschuur meent, dat de bodem niet zoo slecht is, omdat de boomen in de buurt van zijne woning en bij het daarover gelegen plantsoen niet te lijden hebben. l)it kan niet juist zijn. Spr. heeft vóór zich eene oude kaart van den plaatse lijken toestand aldaar vóór het graven van de Willems gracht. De buitengracht liep spits toe tot aan den oostkant van de tegenwoordige Sophialaan. Bij het dempen is daar de gracht aangevuld met modder uit de gegraven Wil- lemsgracht en schijnt de goede grond onder in, de slechte bovenop gewerkt te zijn. De verdere omgeving is ook wel opgehoogd, maar niet met modder uit de gracht. De heer van Sloterdijck zegt, dat de discussie over het sterven van de boomen in de Sophialaan pleit voor liefde voor de plantsoenen. Deze liefde leidde ook tot de opmerking in de 2e sectie omtrent het aan den opzichter der beplantingen opdragen van werkzaamheden, die buiten zijn eigenlijken werkkring liggen. Hot antwoord van burgemeester en wethouders heeft spr. niet voldaan. Deze zeggen, dat er werkzaamheden zijn, waarvoor die opzichter geschikt is en die, wanneer ze aan anderen werden op gedragen, meer kosten zouden veroorzaken. Spr. acht het in het belang van de plantsoenen noodig, dat de opzichter zich mot niets anders bezighoudt, dan met de zorg daar voor. Het is een verkeerde zuinigheid, als hij door ander werk aan zijn eigenlijken werkkring wordt onttrokken. De heer Reeling Brouwer zegt, dat, als burgemeester en wethouders, evenals in de laatste jaren, aan de inge zetenon een goed voorbeeld willen geven in het reinigen van slooten, zij daarvoor onwillekeurig de hulp van dezen ambtenaar gebruiken, die geacht wordt daarvan liet meest op de hoogte te zijn. De opzichter der beplantingen is bijzonder geschikt voor dezen tak van dienst. Er komt zooveel kijken bij dit werk het geldt vaak slooten die voor gezamenlijke rekening van de aanliggende eigenaren moeten worden schoongemaakten waarbij dan hier en daar wat geschipperd moet worden. Dit zou wel aan anderen kunnen worden opgedragen, maar niet gemakkelijk, en bovendien zou dit weder meerdere uitgaven ten gevolge hebben. De plantsoenen zijn nu goed in ordenimmer wordt een klacht vernomen en daaruit blijkt, dat het toezicht niet lijdt onder de buitengewone werkzaamheden van den opzichter. Deze post wordt nu onveranderd aangenomen. Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Zaterdag 13 November 1897. 137 De posten onder volgnos. 109 en 110 worden zonder discussie vastgesteld. Volgno. 111. Kosten van het des winters bestrooien van straten enz. en aanleg en onderhoud van ijsbanen 1450. De heer Hijlkema deelt mede, dat liet bedrag van J 1000, uitgetrokken voor aanleg en onderhoud van ijs banen hem in de sectie aanleiding heeft gegeven dezen post te bespreken. Hij heeft er toen op gewezen, dat de toestand van de ijsbanen hier vaak te wenschen overlaat. Terwijl de banen in de buitengemeenten goed zijn voor het verkeeris deze gemeente van buiten over het ijs onbereikbaar en toch zouindien de banen hier goed waren, dit een belangrijk voordeel voor de gemeente af werpen vooral op marktdagen. Spr. erkent, dat burgemeester en wethouders altijd blijk hebben gegeven van belang te stellen in goede ijsbanen en ook de raad door het voteeren van een post van uit gaaf hiervoor. Het stelseldat bij den aanleg cn het onderhoud van de openbare ijsbanen wordt gevolgd is evenwel niet goed. Spr. heeft in zijne sectie aan zijne opmerking eenige wenken verbonden, omtrent een goede methode voor den aanlog der banen. De fout zit hierin dat men te laat begint met den aanleg in en om de stad. Men begint hiermede eerst dan, als het ijs de ofhcieele voldoende algemeene draag kracht bezit. Men dient echter daarmede een begin te maken, zoodra het ijs sterk genoeg is, om de baanvegers veilig te kunnen dragen. Is er sneeuw govallen na de ijsvorming, dan dient die aanstonds te worden verwijderd, opdat de banen niet door sneeuwbrociing worden be dorven, noch de ijsvorming belemmerd worde. Zoodra de sneeuwlaag verwijderd is, verlaten de baanvegers het ijs nadat zij de bakens van „onveilig" overal hebben aange bracht en de gemaakte banen voor eventueel verkeer hebben afgesloten. Op deze wijze krijgt raen officieel mooie banen en wordt de gemeenschap met do buitengemeenten in stand gehouden. Burgemeester en wethouders wijzen op de groote ver antwoordelijkheid, die ten opzichte van de veiligheid der ijsbanen op hunne schouders rust. Spr. gelooft niet, dat indien de noodige voorzorgsmaatregelen worden genomen die verantwoordelijkheid zoo groot is. De waaghalzen kan men niet keeren, deze zijn altijd op het ijs te vinden ook bij onvoldoende ijsbanen. Zij hebben een eventueel ongeluk aan zich zei ven te wijten. Rapporteurs wijzen, in aansluiting aan het als antwoord in de le sectie gedaan beroep op de verantwoordelijkheid, aan het geven van toestemming tot het maken van banen verbonden, op het groote verschil, in dit opzicht, tusschen deze en de buitengemeenten, waar het ijs eerder sterk is en op wijde banen op vei re na niet zooveel rijders en vrachten bijeenkomen, als in deze gemeente veelal het geval is. Dit is waarde banen hier worden niet eerder officieel geopenddan nadat is geconstateerddat de draagkracht van het ijs voldoende is voor een verkeer, als hier kan worden verwacht. Burgemeester en wet houders schrijven, dat zij zich de gegeven wenken gaarne ten nutte zullen maken. Spr. hoopt, dat zij dit zullen doen. Hij wenscht nog een tweede punt te bespreken, n.l. het wegruimen van sneeuw. Dit is hier eigenlijk iu handen van de politie. Deze is z. i. niet de daarvoor aangewezen corporatiede politiedienaren zijn voor dezen tak van dienst niet opgeleid. Dit werk dient eigenlijk overge dragen te worden op den reinigingsdienst, maar de werk lieden hebben in den winter al werk genoeg met het schoonmaken van de straten. Daarom zou spr. gaarne zien, dat hieromtrent eene andere regeling werd gemaakt. Al stelt men honderd man aan het werk zonder behoorlijk toezicht en doelmatige verdeeling van arbeid, dan geeft het toch niet veel. Men pioet daarom ploegjes van 10 a 15 man nemen en aan het hoofd daarvan een persoon stellen, dfe de noodige tact bezit. Die onderscheidene ploegjes moeten dan verder onder één opperleider staan. Zoo doende verkrijgt men een goed leger, waarmede men veilig den vijand tegemoet kan treden. Spr. beveelt deze zaak in de belangstelling van bur gemeester en wethouders aan, met uitnoodiging, vóór den winter eene organisatie van dit werk te maken. De Voorzitter vermeent, dat uit het door den heer Hijlkema gesprokene zou zijn op te maken, dat het aan leggen van goede ijsbanen zoo eenvoudig is. Bij art. 179 der gemeentewet is aan burgemeester en wethouders op gedragen o. a. de zorg voor de veiligheid der publieke wegen. Die verantwoordelijkheid, hierdoor op hen gelegd, is niet zoo eenvoudig, als het schijnt. Burgemeester en wethouders hebben geantwoord dat zij deze zaak in nadere overweging nemen en trachten zullenzo tot eene gewenschte oplossing te brengen. Men moet echter de verantwoordelijkheid van burge meester en wethouders, wat de veiligheid betreft, vooral in deze gemeentewaar velen op het ijs bijeenkomen niet te gering achten. Hierop wordt de post onveranderd aangenomen. De posten onder volgnos. 112 tot en met 135 worden zonder bespreking vastgesteld. Volgno. 136. Bezoldiging van het personeel der gemeente reiniging f 31125. De heer van Ketwich Verschuur vindt in dezen post aanleiding tot bespreking van den toestand der straten 's winters na gevallen sneeuw. Voor het wegruimen daarvan is 2000 uitgetrokken. Burgemeester en wet houders hebben volgens art. 179/f der gemeentewet de zorg voor de bruikbaarheid der wegen. Den vorigen winter is er veel sneeuw gevallen en waren de straten langen tijd onbegaanbaar, vooral voor vrouwen. Daar de post voor sneeuw-opruimennaar hij vernamvrij spoedig reeds was overschreden, kon niet datgene worden gedaan, wat redelijkerwijze kon verlangd worden. Toch laat de finaneiëele toestand thans geene verhooging van dezen post toe. Spr. las nu onlangs, dat door het gemeentebestuur van Leiden eene nieuwe verordening was vastgesteld betreffende deze materie. Hij heeft er zich van vergewist door een bezoek bij den burgemeester dier gemeentedie hem mededeelde, wat daar is geschied, en hem een exemplaar dier verordening medegaf. Spr. zal er thans niet verder over uitweiden, maar wenscht burgemeester en wethouders in overweging te geven van die verordening kennis te nemen. Hij is bereid, hun zijn exemplaar ter inzage te geven-. De nieuwe regeling aldaar is eene werkelijke verbete ring. Er is wel, als aan bijna elke reglementeering, eene schaduwzijde aan verbonden, maar het voordeel heeft verre de overhand, men verkrijgt althans de zekerheid, dat de straten zeer spoedig vrij van sneeuw zijn. De Voorzitter vraagtof in bedoelde verordening sprake is van hetgeen men zou kunnen noemen hand- en span diensten. De heer van Ketwich Verschuur geeft voorlezing van artt. 1 en 2 der gemelde verordening die aldus luiden Art. 1. „De hoofdbewoners van bewoonde, de gebruikers enz. van onbewoonde perceelen kunnen gebruik maken van de diensten van het gemeentebestuur om de oprui ming van sneeuw en ijs van den openbaren weg voor en langs hunne perceelentelkens voor den tijd van één jaar op hun kosten van gemeentewege te doen verrichten."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 4