140 Verslag der handelingen van den gemeenteraad vi
Het voorstel van burgemeester en wethouders tot aan
brenging van den nieuwen post onder volgno. 205« wordt
in stemming gebracht en verworpen met 18 tegen 4
stemmen, vóór stemden de heeren HijlkemaWolff,
Troelstra en Reeling Brouwer.
Volgno. 206 tot en met 208 blijven onveranderd.
Volgno. 209. Toelage ten behoeve van de schutterij
f 4800, wordt op voorstel van burgemeester en wethouders,
nadat eone vraag om inlichtingen van den heer Beucker
Andreae door den heer Troelstra was beantwoordmet
56 verhoogd.
De volgnos. 210 tot en met 226 worden zonder dis
cussie vastgesteld.
Volgno. 227. Pensioenen 5155.
Burgemeester en wethouders stellen voordezen post
met 3S7 te verhoogen.
De heer Hijlkema heeft in zijne sectie, naar aanleiding
van dezen post, ter sprake gebracht het denkbeeldom
van nieuw aan te stellen ambtenaren en beambten eene
bijdrage te vorderen voor een eventueel aan hen toe te
kennen pensioen. Spr. is noch door wat rapporteurs in
hun verslag hierover zeggennoch door het antwoord
van burgemeester en wethouders tot eene andere opinie
gebracht.
Bij de behandeling in 1893, van de verordening op de
pensioneering, heelt spr. het betreurd, dat daarin niet was
opgenomen de bepalingdat de ambtenaren tot een bij
drage verplicht zijn. Hij was toen met zijn denkbeeld in
do minderheid.
Nu ziet hij langzamerhand met elk jaar het bedrag der
uit te keeren pensioenen toenemen en rijst de vraag bij
hemof het niet beter isten halve gekeerd dan ten
heele gedwaald.
De regeling der pensioneering is z. i. onrechtvaardig
en onbillijk tegenover niet-ambtenaren. Hoe is 't elders
Bij alle groote industriëele inrichtingen, waar een pensioen
fonds bestaat oor oude of invaliede werklieden, moeten
de arbeiders eene bijdrage storten. Overal, algemeen komt
het verschijnsel voor, dat, wil iemand voor zijn ouden
dag zorgen hij hiervoor iets moet afzonderen. Zoo kan
het ook met ambtenaren geschieden. Het is een goed
gezondnavolgenswaardig stelsel. Er zijnspr. ontkent
dit niet, vaak groote bezwaren aan de regeling verbonden,
maaris het een goed stelseldan moet men over die
bezwaren heenstappen.
Burgemeester en wethouders schrijven in hunne memorie
van antwoord „Nu bestaat geen bepaalde aanspraak op
pensioen en kan men een ambtenaar, bediende of werk
man zoolang in dienst houden als hij zijne betrekking
behoorlijk kan waarnemen." Dit is zoo. Maar zou de
gemeente een ambtenaar wegzenden alleen om te ont
komen aan een eventueel pensioen Neen meent spr.
Zij zal hem in dienst houden en hem later, zoo er termen
bestaaneen pensioen toekennen.
Naar spr.'s meeningen die van meerderen met hem
deugt eene pensioenregelingwaarin van eene bijdrage
der belanghebbenden geen sprake isniet.
Daarom acht hij 't wenschelijkte bepalendat alle
later te benoemen ambtenaren enz. eene bijdrage moeten
geven. Hier is niets onbillijks in, want zij weten bij hunne
benoeming, aan welke verplichting zij zich moeteu houden.
Wat zeer enkele personen betreftdie in de termen
van pensioen kunnen vallen, 't zou moeilijk zijn, van hen
eene bijdrage te vorderen zonder verhooging van loon of
bezoldigingzeggen burgemeester en wethouders. Dit
geeft spr. toe, doch tegenover do noodzakelijke verhooging
van die enkelenzouden staan de bijdragen van velen.
Verder wijst hij er opdat verhooging van loon ook nu
nog al eens voorkomt.
Leeuwarden van Zaterdag 13 November 1897.
Hij geeft burgemeester en wethouders beleefd in over
weging deze zaak nog eens rijpelijk na te gaan en te
overdenken.
De heer Duparc hoorde den geaehten laatsten spreker
het woord „stelsel" bezigen. Juistzóó is het ook. Maar
dit stelsel is gegrond op eene door den raad vastgesteldo
verordening. De oudere leden van den raad weten dat
het hier eene zaak betreft, die eene langdurige geschiedenis
heeft. Reeds vóór jaren was zij aan de orde gesteld ge
weest en niet dan na lang wikken en wegen en een
belangrijk contradictoir debat kwam do verordening tot
stand. Spr. is van meeningdat het niet kan opgaan
om, nu de verordening nog pas weinige jaren in werking
isdaartegen reeds te gaan reageeren. De financiöele
gevolgen waren vooruit te zien. Indien het spr. ware
veroorloofd, burgemeester en wethouders een raad te geven,
bet zou zijn de zaak niet tot zich nemen alléén omdat
een enkel lid van den raad in de behandeling der gemeente-
begrooting aanleiding vindt, den wensch tot wijziging der
verordening te doen kennen. Meent dat lid dat de ver
ordening moet worden veranderdhij make gebruik van
zijn recht van initiatief en dieno een voorstel tot ver
andering in.
De heer Hijlkema heeft deze zaak ter sprake gebracht,
omdat de raadnaar aanleiding van de behandeling der
begrooting, nu in de gelegenheid is, nog eens zijne ge
dachten er over te laten gaan.
De heer Duparc zeide, dat ieder lid van den raad
zelfstandig een voorstel kan doen. Dit weet spr. Hier
voor moeten echter goede gegevens worden verzameld
en dit is voor een lid van den raad heel wat moeilijker,
dan voor burgemeester en wethouders, die over veel
meer gegevens kunnen beschikken. Een voorstel van
burgemeester en wethouders heeft dan ook zeker meer
kans van te worden aangenomen dan een van een lid
van den raad.
De heer Duparc kan zich moeilijk voorstellendat
burgemeester en wethouders zich gedrongen zullen ge
voelen, een voordracht te doen om op do regeling terug
te komen. Hij herhaalt, dat de beer Hijlkema, indien
hij meent, dat wijziging noodzakelijk is, daartoe het ini
tiatief kan nemen.
De heer Hijlkema wijst er op, dat de heer Duparc in
1893 een groote voorvechter van eene pensioenregeling
wasjaspr. meentdat ingevolge aandrang van dat
geachte lidburgemeester en wethouders er toe zijn ge
komen, een voorstel tot vaststelling eener regeling te doen.
Indien nu do ondervinding heeft geleerddat men te
dezen aanzien op een verkeerden weg iswelnudan
kunnen burgemeester en wethouders, evengoed als in
1893 thans aan een wenk van een ander lid van den
raad gevolg geven en het door dezen aangegeven denk
beeld overwegen.
De heer Duparc doet opmerkendat in 1893 door
burgemeester en wethouders het initiatief is genomen tot
de pensioenregeling.
De heer Troelstra meent te kunnen volstaan, met zich
te refereeren aan het antwoord van burgemeester en
wethouders in hunne memorie en aan het heden door
den heer Duparc gesprokene.
De post wordt onveranderd aangenomen.
De overige posten van uitgaaf worden zonder bespreking
onveranderd goedgekeurdmet uitzondering van dien
onder volgno. 233Fonds voor onvoorziene uitgaven.
Wordt besloten onder de daarin vermelde begrootings-
artikelen nog op te nemen Hoofdstuk Iafd. 1art. 3
en het bedrag van dezen post vast te stellen nó de be
handeling van de inkomsten.
Verslag dor handelingen van don gemoonteraad van Leeuwarden van Zaterdag 13 Novembor 1897. 141
Hierop wordt overgegaan tot behandeling van de
inkomsten.
Bij art. 1hoofdstuk 1volgno. 1 „Batig slot van do
rekening over het dienstjaar 1896 „Nihil stellen rap
porteurs voorwelk voorstel door burgemeester en wet
houders wordt overgenomen, om dezen post uit te trekken
voor „Memorie".
Hiertoe wordt besloten.
De posten onder volgnos. 23 en 4 worden zonder
discussie vastgesteld.
Bij volgno. 5, Opbrengst van do directe belasting naar
5.32 ten honderd van het inkomen 217,400, stellen
burgemeester en wethouders voor, inplaats van 2600
voor aftrek uit te trekken f 3356 en voor ƒ217,400, als
vermoedelijk zuivere opbrengst, aan te brengen ƒ216,644.
Hiertoe wordt zonder discussio besloten.
Volgno. 6. Opbrengst der belasting op het houden van
honden 1800.
De heer van Ketwich Verschuur vindt in het verslag
van rapporteurs bij dezen post vermelddat in de lo
sectie de opmerking werd vernomen dat het onderzoek
naar belastbare honden niet steeds met de vereischto
nauwkeurigheid plaats zou vinden. Burgemeester en wet
houders hebben deze opmerking beantwoord met den
wenschdat er feiten worden opgegevenwaaruit kan
blijken, dat de opneming der belastbare honden niet naar
behooren plaats heeft. Hun zijn zoodanige feiten niet bekend.
Spr. acht 't moeilijkfeiten te noemenmaar hij heeft
de overtuigingdat or vele honden losloopen waarvoor
geen belasting wordt betaald.
In vele gemeenten is, met het oog op gelijke omstandig
heid een tijdelijke maatregel genomendie gunstig heeft
gewerkto. a. is dit het geval te Nijmegen. Een agent
van politie is aldaar gedurende eenigen tijd speciaal belast
met een onderzoek dienaangaande en dit heeft goede
resultaten opgeleverd. Alhier zoude iets dergelijks ook
geen bezwaar opleverennu die beambten ook gebruik
maken van rijwielen.
De Voorzitter wijst er op, dat men hier te doen heeft
mot eene belasting, op welker invordering van toepassing
zijn de betrekkelijke bepalingen der gemeentewet en van
de verordening.
Spr. heeft er bezwaar tegen, om er nu mede te begin
nen, politiedienaren te belasten met het onderzoek, of van
alle honden wel belasting is betaald. Burgemeester en
wethouders hebben wel den indruk, dat het noodig is,
bij den ambtenaar, belast mot het opschrijven der honden,
op verscherpt onderzoek aan te dringen maar de politie
moet men er buiten laten.
Spr. herinnert aan de invordering van schoolgelden.
Vroeger had men te dezen opzichte het repressieve mid iel,
dat, indien iemand in gebreke bleef, het door hem ver
schuldigd schoolgeld te betalen zijne kinderen van de
school werden geweerdtotdat het verschuldigde was be
taald. Burgemeester en wethouders hadden in hun laatst
ontwerp van eene verordening op de heffing van school
gelden gelijksoortige bepaling weder opgenomendoch op
voorstel van een der raadsleden is die bepaling vervallen.
De heer van Ketwich Verschuur wijst op het voor
beeld van Nijmegen van tijdelijk toezicht en onderzoek
door een agent van politiemaar dit zouindien dit
minder geschikt wordt geachtook door een ander per
soon kunnen geschieden.
De post onder volgno. 6 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 7 en 8 worden zonder discussie aangenomen.
Volgno. 9. Opbrengst van bruggelden 6150.
Burgemeester en wethouders stellen voordezen post
met 1550 te verhoogen.
De heer Troelstra deelt medo dateerst na het op
maken dezer begrootingdoor den raad besloten is tot
gadering der opkomsten van enkele bruggen. De toe
lichting op dezen post zal nu in overeenstemming hier
mede worden gewijzigd. Hot cijfer blijft onveranderd.
Do posten onder volgnos. 10 tot en met 16 blijven
onveranderd.
Volgno. 17. Opbrengst van schoolgelden 31550
wordt op voorstel van burgemeester en wethouders ver
minderd met 150.
De posten onder volgnos. 18 tot en met 37 worden
zonder discussie aangenomen.
Volgno. 38. Vergoeding voor hot gebruik van ge
meente-eigendommen 1230.
Burgemeester en wethouders stellen nader voor, dezen
post met 50 te verhoogen.
De heer van Sloterdijck doet opmerken, dat in de le
sectie er de aandacht op gevestigd isdat op dit art.
slechts één post van vergoeding voor hot gebruik van
een lokaal in het gemeentehuis voorkomt, terwijl dergelijk
gebruik voor doeleinden die met het gemeentebestuur
niets te maken hebben, veelvuldig voorkomt. Men wenschte
hiervoor eene billijke vergoeding te doen betalen.
Burgemeester en wethouders deelen in hun antwoord
mede, dat, behalve voor de coriimissie van aanslag voor
de bedrijfsbelasting, lokalen in het gemeentehuis beschik
baar wordon gesteld voor de zettersvergaderingen voor
die van de kamer van koophandelhet college brand
meestersde beurscommissiede buurtbezoekers en mis
schien nog voor die van enkele andere dergelijke officiëele
corporation, oen gebruik, waarvoor, naar hunne meening,
geen vergoeding moet worden gevraagd.
Spr. is niet door dit antwoord voldaanvan deze cor
poration hebben althans sommige met het gemeentebestuur
weinig of niets te maken.
De commissie van rapporteurs heeft in haar verslag
niet opgenomen de corporation waarop hij speciaal het
oog had, maar hare bedoeling was, om eene billijke ver
goeding voor het veelvuldig gebruik van lokalen te doen
betalen.
Behalvo de zooeven bedoelde vergaderingen van cor
poration die aan het gemeentebestuur niet annex zijn
wijst spr. nog op de vergadering van het dezen zomer
alhier gehouden congres van geneeskundigen. Spr. ziet
den voorzitter zijn hoofd schuddenhij zal de laatste
zijnom uit dergelijk congres voordeel te willen trekken
en een nuttige zaak op de eene of andere wijze in den
weg te staanmaar hij moet er toch op wijzendat het
gemeentehuis niet bestemd is voor vergaderingen van
lichamen die buiten het gemeentebestuur staan.
Ware het gemeentehuis het eenige perceel met groote
localiteitendan zou 't wat anders zijn, maar er bestaan
bij particulieren vele en goede gelegenheden voor groote
gezelschappen.
Het komt spr. voor. dat, indien corporatiën, als bedoeld,
in het gemeentehuis hunne vergaderingen wenschen te
doen houdendit met eene renumeratie dient te worden
beantwoord.
De Voorzitter vernam van den heer van Sloterdijck
dat hij geen bezwaar heeftals het vergaderingen betreft
van corporatiën, die aan het gemeentebestuur annex zijn.
Hiertoe kunnen toch waarlijk, zegt spr., gerekend worden
de vergaderingen der buurtbezoekers, gemeente-ambtenaren,
die door burgemeester en wethouders worden aangesteld
en gratis hunne diensten praesteeren. Zij zijn in de plaats
getreden van de vroegero wijkmeesters.