150 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 November 1897. Do gashouder moet voortdurend kunnen worden waar genomen door den directeur der fabriek en als 't waro steeds onder zijn oog zijn. Kindelijk wijzen wij nog op de thans reeds bestaande behoefte aan bergruimte voor cokes, eone eventueele ver grooting van het zuiverhuis en een hoogst gewenschte zuivering van gas, door middel van ijzererts, welke zui vering bij eene opoffering van geringe kosten groote voor- deelen aanbiedtwaarvoorbij gebrek aan terrein nu geene gelegenheid bestaat. Wanneer de gasfabriek aan een particulier toebehoorde, dan zou blijken, welke hooge waarde die aan het bedoelde terrein zoude toekennen met het oog op de exploitatie. Wat betreft het geopperd bezwaar over de verlenging van den toegangswegdeelen wij mededat de gepro jecteerde weg slechts ongeveer 80 meter langer is dan de bestaande. De bewoners van Werkmanslust zullen dien afstand meer moeten afleggen indien zij namelijk de stad willen bezoeken langs het Hoeksterendmaar nietwanneer zij den weg volgen door den Arendstuin, de Vijzelstraat enz. Hiertegenover staatdat de bewoners van Oldegalileën door de vervanging van de Verwersbrug door eene voor gewoon verkeer belangrijk zullen worden gebaat. Na de bovenstaande uiteenzetting van onze bezwaren tegen het besluit van Gedeputeerde Staten en weerlegging van de argumentendie tot m'e'-goedkeuring van uw besluit hebben geleid, komt het ons voor, dat Gedepu teerde Staten do grons hunner bevoegdheid hebben over schreden. Wij zijn van meeningdat door de gesloten overeen komst de belangen der gemeente niet uit het oog zijn verloren en er op grond der wet geene termen bestaan tot vernietiging van uw besluit van 28 September 1897, no. 7. V ij doen in dezen een beroep op de woorden van Mr. Thorbeckedo ontwerper der gemeentewetdie omtrent art. 194 schreef: „De wet wil alléén het vermogen der gemeente tegen onbedachtzaamheid, verzuim of misbruik van hel besturend personeel beschermenen verder dat de toepassing moest worden gevolgd ,,dü# aan de gmneentelijke vrijheid hel meest gunstig is." Op de vorenstaande gronden hebben wij de eer u voor te stellen, te besluiten, van het besluit van Gedeputeerde Staten dd. 11 November 1897, no 42, 2e afdeeling, te komen in hooger beroep. De beraadslagingen worden geopend. Do heer Haverschmidt heeft het woord gevraagd, omdat hij zich bij de vorige behandeling van deze zaak partij stellendethans bij de stemming niet met een eenvoudig véór of tegen meent te kunnen volstaan. Spreker is door de resolutie van Gedeputeerde Staten teleurgesteld niet zoozeer wat de conclusie betreftals wel door het totale gemis aan nieuwe en afdoende argu menten en wanneer hij straks tegen het voorstel zal stemmen dan zijn de motieven van Gedeputeerde Staten op dit besluit niet van den minsten invloed geweest. Spreker vindt integendeel de weerlegging van burge meester en wethouders zeer juist. Het mindere vertier, door burgemeester en wethouders aangehaaldbeaamt spreker ten volle. De herbergen verdwijnen voor en na en die er zijn leiden een kwijnend bestaan. Vroeger was do wal van de gasfabriek tot de Amelandspijp op markt dag met een dubbele rij wagens bezetthans bepaalt het zich tot eenige wagens langs do gasfabriek. Ook de opmerking van Gedeputeerde Staten over de schoolkinderen is niet op hare plaats. De bowoners van Oldegalileën en Werkmanslust vinden aan hunne zijde van de gracht alles wat ze noodig hebben, een kostelooze school, eene betalende en een bewaarschool; slechts een klein getal kinderen van school 8 moet de brug vier maal daags pa-seeren. In elk gevalzeggen Gedeputeerde Statenkost de transactie aan de gemeente f 8400maar ze merken daarbij niet opdat de gemeente voor dat bedrag een nieuwe Verwersbrug met woning heeft, die bij afstemming van het voorstel op een volgende begrooting komen en dan met de kosten van wallen, afdammen en droogleggen zeker 10 a 12 mille zullen kosten. Ten slotte wordt er door tegenstanders te veel opge- wezenalsof het terrein noodig zou boeten voor gas- berging. Dit is geenszins het geval. Het zal in de eerste plaats dienen voor cokes. Men herinnere zich den vrij ernstigen brand op het terreineenige jaren geleden tengevolge van den onvoldoenden toestand van de cokes berging. Voorts bestaat er eene zuivering van gas door middel van ijzererts, die alleen door uitbreiding van het zuiver huis kan worden verkregen. Eindelijk zal door het wonen van een fitter op het terrein de veiligheid belangrijk winnen. Spreker vestigt de aandacht op al deze feitendie meerendeels voorkomen in de weerlegging van burge meester en wethoudersom in het licht te stellendat het aangevallen besluit toch waarlijk niet zoo onbekookt is, als sommigen hot willen doen voorkomen. Na het besluit vau den raad heeft zich onder do burgerij eene beweging geopenbaard, is er een conflict ontstaan tusschen de ingezetenen en den raad, waarvoor men niet de oogen kan sluiten Spreker had eenige teleurstelling verwacht bij sommige direct belanghebbenden, maar eene adresbeweging, waarmee binnen 3 dagen ruim 1000 in gezetenen instemmen, had spreker niet kunnen vermoeden, en hij moet eerlijk verklarendat hij respect heeft voor eene dergelijke manifestatie. Is het te verwonderen, dat spreket, het eenige raadslid in dat stadsgedeelte, onwillekeurig onder den indruk geraakt van de spanning, die in de laatste dagen bij de Hoeksterpoort heerseht, en dat hij huiverig is tot door zetting van eon plan dat zoozeer indruischt tegen de wenscben van een belangrijk doel der burgerij. Spreker heeft daarom besloten, zijn stem aan het voorstel thans te onthouden. De heer Beekhuis verwijst naar art. 146 van de tegen woordige grondwet, inhoudende de bepaling, dat de be sluiten der gemeentebesturen, rakende zoodanige beschik king over gemeente-eigendommen of zoodanige ander' burgerlijke rechtshandelingen als de wet aanwijst, alsmede de begrootingen van inkomsten en uitgavenaan do goedkeuring der Gedeputeerde Staten worden onderworpen. In verband hiermede wordt in art. 194 der gemeentewet omschreven welke raadsbesluiten betreffende burgerlijke rechtshandelingen speciaal aan die goedkeuring zijn onder worpen. Het komt spr. voor, dat uit hot verband dier beide artikelen blijkt, dat in de gemeentewet ten deze alleen sprake is van burgerlijke rechtshandelingen. Is dit zoo dan is het rationeelna te gaan of hot raadsbesluit tot verlegging van den toegangsweg langs de gasfabriek be treft eene burgerlijke rechtshandeling, dan wel eene publiek rechterlijke. Is dit laatste het geval, dan is het onttrokken aan do goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Spr. is dan ook, hoewel op andere gronden, met burge meester en wethouders eens, waar zij meenen, dat bedoeld besluit niet aan die goedkeuring had behoeven te worden onderworpen. Wat is het geval Men heeft het raadsbesluit genoemd een besluit, om met den Staat eene overeenkomst aan te gaan waaruit zou zijn op te makendat het eene burgerlijke rechtshandeling betreft, maar in werkelijkheid is het een besluit om een weg te verleggentengevolge waarvan eenige werken moeten worden uitgevoerd, waar voor het rijk subsidie geeft. Het is duidelijk dat dit besluit in werkelijkheid een publiek-recliterlijk onderwerp raakt en dus aan de goed keuring van Gedeputeerde Staten is onttrokken. Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 23 November 1897. 151 Aan wien ligt de foutdat een besluit is genomen dat anders had belmoren to worden geredigeerd Die fout ligt aan den raad, evenzeer als dezedat do goed keuring van Gedeputeerdo Staten is gevraagd. De raad is dus z. i. door eigen schuld in een impasse geraakt en kan er niet beter uitkomendan door het besluit in te trekken en burgemeester en wethouders uit te noodigen, indien zij dat gewenscht achten, met een nieuw voorstel tot den raad te komen. Dit zal ook het practisch gevolg hobbondatwaar beweerd wordtdat niet alle leden voldoende voorbereid waren noch konden zijn voor een goede beoordeeling van het betrekkelijk voorstel van burgemeester en wethouders, omdat hun weinig tijd was gegeven de leden bij eene tweede beraadslaging beter beslagen op iiet ijs zullen komen. Indien spr. bij zijne medeleden ondersteuning vindt, is hij bereiileen voorstel tot intrekking van het besluit te doen. De heer Duparc wil het niet verhelendat hij gelijk trouwens aan meer dan één lid van den raad bekend is, van den beginne af geenszins warm voor het voorstel van burgemeester en wethouders was gestemd. Daarom mengde hij zich ook niet in het op 28 September j.l. gehouden debat. Dat hij aan het voorstel zijne stom gaf, geschiedde alléén met het oog op het belang der gasfabriek, niot zoozeer wat betreft de wensehelijkheid of noodzake lijkheid van hare uitbreiding voor het tegenwoordige, maar voor do toekomst. Na 28 September is er echter tegen het gevallen besluit onder alle klassen der burgerij eene beweging ontstaan waarvoor men moeilijk oog en oor kan sluiten, en waarmede, volgens spr., rekening dient te worden ge houden. In dezen stand van zaken komt het hem voor dat de raad wél zal doen zich bij de niet-goedkeuring van zijn besluit neer te leggen. De vraag schijnt, volgens spr., niet ongewettigd, of, indien het voorstel niet met zooveel spoed ware behan old geworden en do publieke opinie er zich vooraf over had kunnen uitsprekener wel eene meerderheid voor zou zijn verkregen Spr. diehij herhaalt hetniet alle bezwaren overdreven achttezou in het genoemde geval waarschijnlijk tegen hebben gestemd. Burgemeester en wethouders zeggen dat zij bij nadere overweging van oordeel zijn geworden, dat de overeenkomst niet aan de goedkeuring van Gede puteerde Staten had behoeven te worden onderworpen. Het spijt spr.dat burgemeester en wethoudersnu de zaak is misgeloopendeze exceptie hebben opgeworpen. Het komt hein echter voordat burgemeester en wet houders in hun systeem thans logisch zonden hebben gehandeld indien zij den raad hadden voorgesteld niet om van het besluit van Gedeputeerde Staten in beroep te gaan maar het eenvoudig voor kennisgeving aan te nemende zaak verder haar gang te laten gaan en de gevolgen af te wachten. Zóódanig voorstel wordt echter door hen niet gedaanmaar zij laten de vraagof het hier betreft eene handeling, voorzien bij art. 194e der gemeentewet, aan den raad ter beslissing over. Volgens spr. past deze conclusie niet op de praemisse. De gevolgen, waarop spr. doelde, zouden in het gestelde geval kunnen zijn 1. dat Gedeputeerde Staten het raadsbesluit aan de Koningin-Regentos ter vernietiging voordroegen 2. dat, zoo dit niet geschiedde, de wijziging der gemeente-begrootingwaarbij de zaak financieel werd geregeld niet de vereischtc goedkeuring van Gedeputeerde Staten zou verkrijgen. Dan zou de raad van zoodanig besluit wel bij de Koningin-Regentes in beroep kunnen komen doch wie zou durven voorspellenwelk gevolg zoodanig beroep zou hebben Eigenlijk zou de Kroon in zoodanig geval par tie en cause zijn. Het komt in dezen toch neer op eene regeling met het rijk zeil. Dit geldt trouwens mede voor het geval dat de raad van oordeeldat op zijn besluit wè de goedkeuring van Gedeputeerde Staten noodig was van hot besluit van dit college in beroep bij de Koningin- Regentes zal gaan. Gold het hier eene zaak die aan de beslissing van den redder moest worden onderworpen ongetwijfeld zou deze casu quo worden gewraakt. Het is inderdaad een unicum. Spr. is nog door eene uitdrukking van burgemeester en wethouders getroffen. „Wij zijn van meening", schrijven zij„dat door de gesloten overeenkomst de belangen der gemeente niet uit het oog zijn verloren, en er op grond der wet geen termen bestaan tot vernietiging van het besluit van 28 September 1897 no. 7." Zeer zeker hebben burgemeester en wethouders met „vernietiging" bedoeld: „niet goedkeuring." Van vernie tiging toch kan tenzij in het door spr. gestelde eersto gevalgeen sprake zjjn. De Voorzitter acht de opmerking van den hoer Duparc, als zou de regeering ten opzichte van het raadsbesluit van 28 September j 1. partie en cause zijn, niet gegrond. Spr. vraagt, of hier wel sprake van kan zijn bij een even tueel hooger beroep. Eene koninklijke beslissing, die niet wordt genomen dan de Raad van State gehoord, zal wor den gecontrasigneerd door den minister van binnenland- sehe zaken, terwijl de overeenkomst met den Staat, waar op genoemd raadsbesluit betrekking heeft, door den mi nister van Waterstaat, Handel en Nijverheid zal worden geteekend. Do heer Beucker Andreae wonscht zijno stem die hij tegen het voorstel van burgemeester en wethouders zal uitbrengente motiveeren. In de vergadering van 28 September j.l. was hijevenals de heer Duparcvoor stander van de voorgestelde wegsomleggingdoch moti- veerdo hij zijn standpunt niet. Spr. behoorde tot hendieonder den indruk van de warme en krachtige verdediging van het voorstel mede- stemde in de overtuiging, dat het oen bepaald noodza kelijke handeling betrof in het behing van gemeente e:i gasfabriek beide. Uit het besluit, om de goedkeuring van Gedeputeerdo Staten op die handeling te vragen, was op to maken, dat do raad de opinie daarover van het Provinciaal bestuur wenschto te vernemen. Nu dat bestuur er niet gunstig over denktkan de raad moeilijk achterna zeggen dat het vragen der goedkeuring niet noodig was. Het laat zich denken, dat sommige leden, die omtrent het door hen in te nemen standpunt in zake het voorstel van burgemeester en wethouders toen nog weifelden daaraan hunne stom gaven, omdat de beslissing van het Provinciaal bestuur zou worden gevraagd. De heer Haverschmidt heeft wel eenigszins gelijk, waar hij zeidedat in de resolutie van Gedeputeerde Staten geen nieuwe en afdoende argumenten zijn opgenomen. Doch een punt is z. i. niet genoeg onder do oogen gezien, nl. dat het gevolg der voorgestelde verandering bij do gasfabriek ook zou zijn eoue verbrceding van de Hoeksterbrug. Spr. meent althansdat die verbreeding een noodzakelijk gevolg van het besluit zou zijn. In den tijd sedert de vergadering van 28 September verloopen, is spr. na bespreking van de zaak met anderen, na kennisneming van hot adres van ingezetenen bij Ge deputeerde Staten ingediend, na lezing van het onder- werpelijk voorstel van burgemeester en wethouders niet alleenmaar ook door zelfstandig nadenken tot de over tuiging gekomen dat de noodzakelijkheid van de veran deringen ter plaatse is geweken voor do wensehelijkheid Hij gelooftdatindien het plan niet bepaald noodzake- 1 lijk is rekening moet worden gehouden met de opinio van zoovele ingezetenen. Spr. gaat dus mede met de heeren Haverschmidt en Duparc en zal tegen het voorstel stemmen. De heer Bekhuis zal over het besluit tot verlegging

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1897 | | pagina 4