Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 Januari 1898.
De Voorzitter doet opmerkendat de heer Hijlkem
bij de beschouwing over adressants motieven vrijwel zijne
tantaisie laat werken. De adressant 11.1. roert de geldkwestie
niet aan. Hij zegt„dat hijom deze onderneming te
kunnen doen beantwoorden aan het doelgezocht heeft
naar een daartoe geschikte ruimte en meent, dat uitsluitend
het beursgebouw mag geacht worden in aanmerking te
komen zijnde daar goed lichtfriss he lucht en ruimte
aanwezig".
Dit laatste is dus de hoofdzaak. Do door den heer
Hijlkema genoemde localiteiten zijn misschien wel groet
genoeg, maar hebben niet voldoende licht. De groote zaal
der Harmonie is 11a de laatste verandering in dit opzicht
ei niet op verbeterd. Het beurslokaal echter is zelfs bij
niet helder weder voor dit doel zeer goed bruikbaar.
Spr. ziet niet in, dat de raad, door dit lokaal in gebruik
te geven zich op een gevaarlijk terrein zal begeven.
De heer Bekhuis was in het begin geneigd met het
bezwaar van den heer Hijlkema mede te gaan maar na
hetgeen deze in het laatst heeft gesprokenkomt hij er
van terug en zal hij zijne stem geven aan het voorstel
van burgemeester en wethouders.
De heer Hijlkema zeide nl. dat do Harmonie voor dit
doel geschikt is, maar het beurslokaal geschikter wordt
geacht. Dit ligt ook in het betoog van den adressant
Het is een algemeen belang, dat de voorgenomen ten
toonstelling zoo goed mogelijk zal slagen en nu is er
niets tegen, dat do gemeente, die een zeer geschiktja
het geschikste lokaal bezit, tot het welslagen zal mede
werken door dat lokaal in gebruik af te staan Dit schept
in geenen deele een antecedent, waarop men zich latei-
voor alle mogelijke zaken zou kunnen beroepen.
De beraadslagingen worden gesloten
De heer Haverschmidt zou het betreuren, wanneer het Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
gesprokene door den heer Hijlkema sommige loden aan- zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
„n. 111 u111.1
De heer Hijlkema verklaart zich tegen.
3.
leiding geeft, hun stem aan het voorstel te onthouden.
De reden waarom het comité do Harmonie minder ge- 3^ Voorstel van burgemeester en wethouders tot onder
schikt achtis inderdaad zooals de voorzitter reeds op- handsche verhuring van een stukje weiland bij de iïols-
merkte, gelegen in het slechte licht, want door den bouw wardcrbrug aan den HarUnger trek weg.
der zijloge is het beneden-zijlicht voor een goed deel
weggenomen. 1 Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
In Utrecht stond men eenigc weken geleden voor het- behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan
zelfde doel ook de Beurs af: men ging daar zelfs verder1 Gerrit Harmens Herrcraa te Marssum voor den tijd van
en verzette den marktdag, wat hier niet gevraagd wordt 3 jaren, in te gaan den 5 Maart 1898, te verhuren een
en ook stellig bezwaar zou vinden. perceel weiland, kadastraal bekend gemeente Dronrijp in
Waar de beurscommissio en de directeur der gemeente- sectie 13, 110. 256, gelegen aan den llarlinger trekweg bij de
werken het. verzoek genegen zijn, hoopt spreker, dat liet Bolswarderbrug, tegen een jaarlijkschen huurprijs van 15
ook door den raad worde toegestaan.
De heer Vlaskamp heeft weinig aan het door de laatste
twee sprekers gesprokene toe te voegen. Het is waar,
dat het gebruik van de Harmonie voor dit doel wegens
het minder voldoende licht bezwaar oplevert. Door den
voorzitter is er terecht op gewezen dat dit het hoofd
motief is geweest voor den adressant om het beurslokaal
in gebruik te vragen en niet de geldkwestie.
Mocht de raad echter meenen, dat door gratis ingebruik-
geving eene concurrentie zou geschapen worden, dan kan j^ei 189«S
en op door burgemeester
stellen voorwaarden.
en wethouders nader vast
4. Voorstel van burgemeester en wethouders rol onder-
handsche verhuring van een kast in het beurslokaal voor
den verkoop van kantoorbehoeften enz.
Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten:
voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten
aan S. R. Rolf, alhieronderhands voor den tijd
van drie achtereenvolgende jarenin te gaan den 12
te verhuren één kast, staande in het beurs-
o1'—* I mei löyis, te verhuren één kast, staande in het bei:
spr. de verzekering gevendat de vereeniging bereid zal uitsluitend bestemd voor den verkoop van k
zijn, eene billijke vergoeding voor liet gebruik te geven, toorbelioeftentabak en sigaren, tegen eene jaarlijkscbe
De beer Troelstra doet den vorigen spreker opmerken' 'lmirsüin va|'8 en verder op de bestaande voorwaarden.
dat van eene vergoeding voor bet gebruik van bet benrs- Dienovereenkomstig wordt besloten,
lokaal geen sprake kan zijn. Spr. herinnert er aan, dat
het beurs- en waaggebouw vrij is van grondbelasting, als 5. Voorstel tol vaststelling van een besluit tot heffing
zijnde bestemd voor den publieken dienst. Eenige jaren en van een,i verordening op de invordering van een fee-
geleden echter, toen de gemeente eene retributie ontving
voor het gebruik van het beurslokaal voor een doel, buiten
de eigenlijke bestemming om, werd er haar op gewezen,
dat met het oog daarop het gebouw in de grondbelasting
zou vallen.
lasting onder ten naam van bruggeld voor het afdraaien
van de Wirdumerpoorts-, Prins Hemtrik-, Harlingervaarts
Vrohwenpoorts.Voorder- en Verwersbruggen.
(Zie bijlage no.
delingen.)
3 tot het verslag van 's raads han-
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De lieer Hijlkema is het met den hoor Troelstra eens.
dat er geen sprake kan zijn van het betalen eener ver
gooding want dan zou de concurrentie nog sterker uit- De heer Kolff wenseht aan burgemeester en wethouder?
komen. In het adres is, zooals de voorzitter opmerkte, eene vraag te doen naar aanleidin;
de geldkwestie niet aangeroerd en zeer natuurlijk want van het nachttarief. Burgemeester en
An /wv.v
dit
van de afschaffing
wethouders zeggen
Z0Ufe!,\aTgl,mfn! erJeff0n zijn; ?IlaIar.tocI! staat bij dat zij geen nachttarief in het ontworpen heffingslum
spr. \ast, dat de geldkwestie in werkelijkheid niet buiten hebben opgenomen, op grond van de bedenkingen der
Schuttcvaer. Zij
spel is. Hooge regeering en van de vereeniging
Spr. erkent, dat het beurslokaal voor dit doel zeer ge- verwijzen naar hetgeen zij hieromtrent hebben aangevoerd
schikt is, maar het is de vraag, of er geen andere even- in hun voorstel van 1895 tot vaststelling van een heffings-
eens geschikte gelegenheden bestaan. Hij acht dit wel het besluit voor de bruggen over het Nieuwe Kanaal. Spr.
1 heeft echter nergens gevonden, welke die bedenkingen waren.
geval met de Harmonie. De adressantmet het bestuur
dier vereeniging liet gebruik van de groote Harmoniezaal
voor deze tentoonstelling besprekende vond die wel ge
schikt. Blijkt hieruit niet duidelijk, dat, bij de keuze tusschen
deze zaal en het beurslokaal, de huurkwestie den doorslag
heeft gegeven
Spr. herhaalt, dat hij bovendien vreest voor het stellen
van een antecedent.
-O
Hij wijst er daarentegen op, dat, indien het nachttarief
wordt afgeschaft, het scheepvaartverkeer des nachts, vooral
in den zomer, zal toenemen, en dit wellicht voor de
gemeente eenige meerdere uitgaaf ten gevolge zal hebben.
Spr. verzoekt daarom, van burgemeester en wethouders
te mogen vernemen welke de bedenkingen tegen nacht
tarief zijn.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 Januari 1898. 7
De Voorzitter deelt mede, dat het motief, waarop
indertijd bezwaren werden gemaakt tegen een nachttarief,
gelegen was in do bepaling van art. 254 der gemeente
wet, n.l. „dat rechten, loonen enz. tot geen hooger bedrag
worden geheven, dan noodig is te achten, om den betaler,
naar evenredigheid van het gebruik of genot, dat hij heeft,
in de kosten van aanleg, onderhoud of verstrekking van
het door hem gebruikte of genotene te doen dragen".
De regeoring overwoogdat de diensten door de ge
meente aan de schippers bewezen, bij nacht niet grooter
zijn dan bij dagal is 't waardat hijdie de brug be
dient, er oenigen meerderen last door ondervindt.
Burgemeester en wethouders meenden op dien grond
dat het gemeentebestuur zich niet opnieuw aan eene
n iet-goed keu ring mocht blootstellen.
De heer Kolff wijst er op, dat de raad zich toch daaraan
niet heeft gestoord bij de vaststelling van de heffings-
besluiten voor de Wirdumerpoorts- en Prins Hendrik-
bruggen. Spr. vraagt, of, indien tengevolge der afschaffing
van het nachttarief het scheepvaartverkeer des nachts
vooral in den zomer, toeneemt, de bediening eener brug
voor één persoon niet te zwaar zal worden en hem ad-
sistentie zal moeten worden gegeven op kosten van de
gemeente. In die meerdere kosten dient de schipperij bij
te dragen.
De heer Troelstra antwoordtdat de stukkendie
betrekking hebben op de heffing van bruggelden talrijk
zijn, maar hij wenseht aan den heer Kolff op te merken,
dat er verschillende heffingsbesluiten zijn hij noemt er
eenige waarbij de beslissing van de regeering ver
schillend iszoodat hieromtrent ook al verschil van ge
voelen bestaat bij do opvolgende ministeries. Daarom moet
men de zaak op zichzelve beschouwen en dan gaat spreker
met den voorzitter meedat het niot opgaathet nacht
tarief hooger te stellen. De vrijgevige geest, die er tegen
woordig op dit punt bestaatdoet verwachtendat do
regeering zoodanig tarief niet zou goedkeuren.
Spreker heeft den gaarder van de Kanaalbrug gevraagd,
of hij des nachts dikwijls de brug moet afdraaien, en deze
verklaarde, dat het zelden n4 11 uur des avonds gebeurde,
en dan nog meestal voor een enkel beurtschip. En toch
is het tarief daar niet hoog, slechts 10 cent. Hij gelooft
daarom niet, dat het wenscholijk is, dien maatregel weer
in te voeren of te behouden.
Wat is nacht en wat dag voor do schipperij Spreker
gelooftdat het moeilijk is dit te bepalen men kan het
toch niet laten afhangen van zons op- en ondergangen
dan worden het, vooral in den zomer, al zeer korte nachten.
Waar de ervaring leertdat er 's nachts weinig wordt
gevarenis het niet noodig die ouderwetsche bepaling
weer op te nemen.
De heer Kolff moet den heer Troelstra nog doen op
merken, dat men in deze zich niet moet richten naar de
door den gaarder der Kanaalbrug gegeven inlichtingen.
Immers, wanneer het nachttarief voor alle bruggen wordt
afgeschaft, zullen in het vervolg des nachts meer schepen
de bruggen passeeren, liever dan in de stad te blijven liggen.
De heer Wolff wenseht nog iets toe te voegen aan de
opmerking van den heer Troelstra, omtrent de bepaling
van den nacht en den dag. Spr. herinnert er aan dat in
de bestaande regeling de nachttijd voor den zomer zeer
kort is gesteld en geleidelijk voor den winter wat langer
wordt. In den zomer toch vangt de dagdienst reeds om
2'/, uur, in den winter Ion 6 4 7 uur aan. Het nacht
tarief werkt dus in een belangrijk deel van het jaar kort.
Afschaffing zal daarom ook den dienst der gaarders niet
veel zwaarder maken.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot behandeling van het heffingsbe-
sluit artikolsgewijze.
Artt. I, 2 en 3 worden zonder discussie onvorandord
vastgesteld.
Art. 4. Vrijdom van het in art. 2 vermelde bruggeld
wordt verleend voor vaartuigen, rechtstreeks in gebruik
voor den gemeentedienst, hetzij voor de gemeentewerken,
do gemeentereiniging als anderszins.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Duparc acht de laatste woorden „hetzij voor de
gemeentewerkende gemeentereiniging als anderszins"
overbodig. Zij kunnen zonder bezwaar vervallen, omdat
het woord „gemeentedienst" voldoende is. Bovendien ver
valt dan tevens het z. i. leelijke woord „anderszins." Spr.
stelt voor, de door hem bedoelde woorden te doen ver
vallen.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
De heer Troelstra geeft den heer Duparc toe, dat het
woord „anderszins" geen mooi woord is, maar in wetten
en verordeningen komt het vooral aan op duidelijkheid.
De woorden die dit geachte lid wil schrappen, komen
voor in de verordening betreffende de bruggen over het
nieuwe kanaal en zij zijn, naar spr.'s meening, ook niet
overtollig. Zij geven duidelijk aan wat verstaan wordt
onder„in gebruik voor den gemeentedienst". Er volgt
zeer beslist uit, dat vaartuigen, welke goederen aanvoeren
ten dienste der gemeente, niet in de vrijstelling vallen.
Zoo hebben ten vorigen jare tal van schepen zand
en steenen aangevoerd voor den aanleg der wegen langs
het Nieuwe Kanaal. Toen aan burgemeester en wethouders
de vraag werd voorgelegdof voor doze schepen het
bruggeld moest worden betaald hebben zij die vraag in
bevestigenden zin beantwoord, omdat die schepen, ofschoon
dienst doende voor de gemeenteniet behoorden tot den
dienst der gemeentewerken.
De bopaling van art. 4 heeft goed gewerkt. Nu is het
niet wenschelijk, telkens de redactie te veranderen, omdat
hierdoor allicht verwarring kan ontstaan in de opvatting
der beteekenis van de bepaling.
De heer Duparc zou tegen het behoud van het woord
„anderszins" geen bezwaar hebben, indien de heer Troelstra
de verzekering zou kunnen geven dat dit woord elke
vraag over de beteekenis van deze bepaling zal kunnen
oplossen. Spr. is er echter van overtuigddat dit woord
taalkundig beschouwd, geenszins de door den heer Troclstra
bedoelde oplossing zal geven.
Het woord „anderszins" behoort tot de oude kanselarij
stijl die al lang heeft afgedaan.
De heer Troelstra zegt, dat het woord „anderszins"
slaat o. a. op den baggermolen, die rechtstreeks in dienst
der gemeente is. Voor dezen behoeft geen bruggeld te
worden betaald. Een ander geval is 'twanneer vanwege
de provincie de buitengrachten worden uitgebaggerd. Dit
is een werk, dat wel in het belang van de gemeente is,
maar de hiervoor gebruikt wordende vaartuigen zijn wel
aan de heffing onderworpen.
De heer Dijkstra acht het evenzeer wenschelijk eene
bepaling zoo beknopt en duidelijk mogelijk te maken.
Daarom deelt hij het gevoelen van den lieer Duparc en
vindt een motief te meer voor diens amendement in het
laatst door den heer Troelstra aangehaalde voorbeeld van
zandschepen, die, hoewel ze werden gebruikt in het belang