30
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 8 Maart 1898.
En al bepaalde de raad, overeenkomstig het denkbeeld
van den heer Beekhuis, ook al, met welke voorschriften
in bestaande verordeningen strijd bestaat, de kantonrechter
zou zich hieraan niet behoeven te houden en hij zou
-wanneer naar zijn oordeel geen strijd bestond, de be
staande voorschriften kunnen toepassen.
VERORDENING tot aanvulling van de verorde
ning op het bouwen en op het inrichten
van woningen en tegen het bewonen
van voor de gezondheid nadeelige of
voor het leven gevaarlijke woningen.
Art. 1.
Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete
van ten hoogste vijfentwintig gulden wordt gestraft hij
die bij den aanleg van eene nieuwe buurt of straat bouwt
De heer van Ketwich Verschuur meent, dat het bezwaar
van den heer Beekhuis, voor den kantonrechter gelegen
in de toepassing van deze bepaling, wel eenigszins eene
chimère is. Hij houdt 't er voor, dat die geachte spreker
zich als plaatsvervangend kantonrechter reeds in zijne ge
dachte voor een hem als zoodanig voorkomend lastig geval
gesteld ziet.
De raad
in bestaande
in het verv_.0 wegen en straten door den gemeenteraad vooraf zijn vast-
noemde de twee verordeningen, die het lner geldt Komt teld en al)ders d.m overoenkomstig de hierna voigende
nu later den kantonrechter een geval voor, waarin naar bepalingen
zijn oordeel sprake is van verschil tusschen twee verorde- n
ningen dan heett hij zichvolgens den aan den heer Art. 2.
Beekhuis bekenden rechtsregelte houden aan de laatst
vastgestelde verordening. Spr. kan zich niet voorstellenMet hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete
dat er zich een dubieus geval zal voordoen. Bovendien van ten hoogste vijfentwintig gulden wordt gestraft hij
- - - j:~~eiAW
V O - O
te zijn, is reeds eene herziening van de bouwverordening anders dan in overeenstemming met de aan die vergun-
van 1888 in behandeling. Daarin zal alles, wat dit onder- "ing verbonden voorwaarden,
werp betreftworden saamgevat en zullen niet enkel de j
thans voorgestelde bepalingen worden opgenomenmaar
daarbij zullen zeer zeker ook de artikels 58 en 99 dei-
Art. 3.
algemeene politie-verordening, waarover zooeven uitvoerig
is gehandeldter sprake komen en wellicht in die ver
ordening al dan niet met eenige wyzigingeen plaats
vinden.
vallen.
Hij doet hiertoe het voorstel.
De aanvragen tot de sub art. 1 bedoelde vaststelling en
tot de sub art. 2 bedoelde vergunning moeten schriftelijk
worden gedaan onder bijvoeging van een plan van de
ontworpen bebouwing en wegenaanleg op eene schaal van
één op vijfhonderdgeteekend door een gediplomeerd
De heer Beekhuis zegt, dat het zijne bedoeling is, er landmeter,
op te wijzen dat of art. 7 overbodig isen dit is zijne
opvattingof dat deze bepaling een strekking heeftzóó
dubbelzinnigdat het beter ishaar geheel te doen ver- Bij die aanvragen moeten de volgende bepalingen in
acht worden genomen
a. De afstand tusschen de rooilijnen van de aan de
De heer Troelstra begrijpt uit art.
voorschriften die strijdig zijn met deze nieuwe verorde- Worden bestraat,
ning, wil doen vervallen. Maar, vraagt hij, waar zijn die
voorschriften te vinden Noem er een Beter ware het m aall allucloII lucucUuureuuo erven aie De-
dan nog, te spreken van voorschriften, die strijdig mochten boUWd zijn, dan kan de rooilijn aldaar worden ontworpen
zijn met deze verordening. In ieder geval kan dit artikel 0p (en niinste tien meter uit de meest vooruitspringende
aanleiding tot verwarring geventot het zoeken naar dee]en der tegenoverliggende gebouwen, en mag, indien
strijdige voorschriften, die, zooals de redactie thans luidt, de aaavrager geen bezwaren bij den naastgelegen eigenaar
moeten worden geacht te bestaan. ontmoeteene gemeenschappelijke vijf meter breede ge-
plaveide straat worden aangelegd
De heer van Ketwich Verschuur doet opmerkendat 1 Heeft dit WB,
Art. 4.
d wegen en straten te stichten gebouwen moet ten minste
men de tien meter bedragen, waarvan ten minste vijf meter moet
de aanvrager een weg of straat aan te
aan anderen toebehoorendo ervendie be-
Heeft dit wel plaatsdan moet de aanvrager op zijn
ieder geacht wordt de wetten en verordeningen van de ej terrej]] de bedoe|de geplaveide straat aanleggen.
plaats, waar hij zich bevindt, te kennen. at de nieuwe c Verlangt de aanvrager een weg of straat aan te
verordening betreft, is deze regel vooral op aannemers |etyo.en ]anrrs
i tnftnassino- n
een of meer aan anderen toebehoorende on-
'V;1 «.v^paooiug. bebouwde erven, die even hoog als het zijne liggen,
eel, dat art. 7 in de verordening moet (jan moet rooilijn op ten minste vijf meter uit de
a^was liet °°k maar alleen daaromj grenSgCheiding dier erven ontworpen en van het onen-
en bouwondernemers van toepassing.
Spr. is van oordeel,
worden opgenomen, grensscMuing uier erven ontworpen en van het open-
dat hij, die, zoolang de alles samenvattende bouwverordening ,.uen deelte eene strook van ten minste vijf nieter
nog met bestaat voor het bouwen de nieuwe aanvullings- breedte a|s Rep,aveide straat aangelegd worden. De ge
verordening raadpleegt er door de slotbepaling aan wordt |aveide 8traat mag met toestemming van den gemeenteraad
herinnerd, dat hg ook van andere verordeningenvoor goedvinden v£n den eigenaar van het naastgelegen
zoover thans nog dit onderwerp rakende, heeft kennis te erf fen deele op dat erf worden gelegd
d. Verlangt de aanvrager een weg of straat aan te
nemen. Verlangt de aanvrager een weg of straat aan
leggen langs slooten of andere terrein verlagingen welke
een blijvend karakter hebben, dan kan de rooilijn voor de
Art. 7 wordt in stemming gebracht en aangenomen met gebouwen worden bepaald op ten minste zes meter uit
18 tegen 3 stemmen, die van de boeren Beekhuis, Troelstra I ^en bovenkant van het talud dier sloot of verlaging en
en Menalda. moet van deze strook ten minste vijf meter als geplaveide
straat worden aangelegd.
Hierop wordt de verordening in haar geheel zonder e. De assen der wegen of straten moeten zooveel moge-
vastgesteld als volgt r lijk rechte of regelmatig flauw gebogen lijnen zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
hoofdelijke stemming vastgesteld als volgt
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 8 Maart 1898.
31
f. De rooilijnen moeten evenwijdig zijn aan de as van
de wegen of straten en op de hoeken door gebogen of
schuine lijnen van ten minste twee meter longte worden
verbonden de schuine lijn moet de beide rooilijnen onder
gelijke hoeken ontmoeten en do gebogen lijn mag den
hoek niet meer naderen, dan het eene schuine lijn van
twee meter lengte zou doen.
g. De wegen of straten moeten zóó aangelegd en zóó
ver doorgetrokken worden, dat verbinding met bestaande
straten plaats heeft of met later aan te leggen straten
kan plaats hebben.
h. De hoogte der wegen of straten moet op het punt
der aansluiting overeenkomen met die der bestaande straten
en mag, met het oog op die aansluiting, eene opwaartsche
of dalende helling hebben van ten hoogste 1 op 200, doch
mag niet lager zijn dan 1 meter boven Friesch zomerpeil.
i. Tot ophooging van het terrein tusschen de rooilijnen
mogen alleen worden gebezigd droge grond, zand of sintels
of, met goedkeuring van burgemeester en wethouders,
andere stoffen die niet aan rotting of krimping onder
hevig zijn.
j. De wegen of straten moeten worden voorzien van
goten en riolentot afvoer van regen- en menagewater
en van de benoodigde toestellen voor verlichting. De
eigenaar moet gedoogen het leggen van pijpen voor gas-
en waterleiding.
k. De riolen moeten van waterdicht materiaal met
waterdichte verbindingen gemaakt en op elk aanvangspunt
en voortswaar het door burgemeester en wethouders
noodig worde geachtworden voorzien van een kolk van
gegoten ijzervoorzien van stankafsluiting en rooster,
volgens een door burgemeester en wethouders aan te
geven model. De capaciteitfundeeringrichting en het
verval van het riool zijn onderworpen aan de goedkeuring
van burgemeester en wethouders.
I. De riolen moeten worden aangesloten aan een be
staand gemeenteriool of uitmonden in een openbaar
vaarwater.
ra. De straten moeten worden geplaveid met keien of
klinkers in een zandbed van ten minste 25 centimeter dikte.
n. De toegangen tot de wegen of straten moeten on
overdekt zijn en ten minste de breedte hebben van de
afstanden tusschen de aan die wegen of straten te stichten
gebouwen.
In bijzondere gevallen kan de raad van de bepaling
van ten minste vijf meteronder letters abc en d
genoemdafwijking toestaan.
Art. 5.
De uitvoering van de in art. 4 genoemde werken ge
schiedt onder toezicht en tot genoegen van burgemeester
en wethouders.
De kosten van dat toezicht worden gedragen door hem,
die de in art. 2 bedoelde werken aanlegt of doet aanleggen.
Art. 6.
Straten met inachtneming van de door den raad ge
stelde voorwaarden op particulieren grond aangelegd en
ingericht, kunnen, op hiertoe strekkend verzoek, door hem
voor de gemeente, hetzij in eigendom, hetzij in onderhoud
en beheer, worden overgenomen.
Art. 7.
Alle voorschriften in bestaande verordeningen strijdig
met deze verordening, vervallen bij haar inwerkingtreden.
13. Advies der reclame-commissie omtrent bezwaar
schriften tegen aanslagen in de directe belasting op het
inkomendienstjaar 1897.
In verband hiermede wordt de openbare vergadering
gesloten.
Stooin Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co.