48 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 April 1898. van art. 1 werd bepaald bleven dus (in de oogen der commissie) hunne waarde behouden. Aangenomen mag wordendat dit ook in volgende jaren het geval was. Het is niet aan te nemen, dat de klachten der ouders eerst van den laatsten tijd zouden dateeren. En zoo dit wel het geval mocht wezendan pleit het voor de bestaande regeling, dat zij ongeveer 15 jaar tot geen bezwaar heeft aanleiding gegeven. Het komt ons daarom voor, dat het wijzigen der bepaling geene aanbeveling verdient. Het valt niet te ontkennen dat de gestelde grens willekeurig is getrokken en dat het wellicht meer rationeel zou zijn geweest, den leeftijd van zes jaar eens voor al als vast te hebben aangenomen. Begint men die grens evenwel lager te stellen, dan bestaat er geen enkele reden, waarom, indien er opnieuw klachten van ouders gehoord wordenook aan deze niet tegemoet te komen. En zoo zal men langzamerhand de grens al lager en lager zien gesteld. Voor het aanbrengen der wijzigiug, wat betreft de toe lating tot school 2wordt nog een bijzondere grond aangevoerdhet uitbreiden van het leerplan tot een zevenjarigen cursus. Door vast te houden aan de bestaande regeling, zullen kinderen, die in December 6 jaar worden, eerst op ongeveer 14jarigen leeftijd toegelaten kunnen worden tot het gymnasium of de hoogere burgerschool. Maar dit bezwaar blijft toch ook gelden voor kinderen die op 2 Januari 6 jaar worden. Doch afgezien hiervan, zou het bezwaar alleen in aan merking mogen komenindien het iets kon ontnemen aan de kracht van het motief, dat tot de bepaling van den leeftijdsgrens heeft geleid. Dit nu zal wel niet het geval zijn. Want het motief kan wel geen ander geweest zijn, dan dat kinderen beneden den zesjarigen leeftijd nog niet geschikt zijn, om lager onderwijs in zich op te nemen. Een argument hiervoor wordt geleverd door de ver andering zelve, die het leerplan van school 2 heeft onder gaan. Immerswaar bij don bestaanden toestand moest worden besloten, om den zesjarigen cursus tot een zeven jarigen uit te breiden, omdat het bleek, dat de leerstof niet in eerstgemeld tijdvak kon worden verwerkt, dan ligt het voor de hand, dat, zal men bot gewenschte resultaat bereikenmen niet moet beginnen met kinderen van jeugdiger leeftijd, dan reeds het geval is, aan dat onderwijs te doen deelnemen. Op de hieiboven ontwikkelde gronden moeten wij mitsdien bezwaar maken, den raad voor te stellenalinea 2 van art. 1 der verordening ter uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs (Gemeenteblad no. 5 van 1589) in den door u aangegeven zin te wijzigen. De beraadslagingen worden geopend. De heer van Ketwich Verschuur begint met te ver klaren, dat het een jaarlijks wederkeerend feit is, dat bij de inschrijving van leerlingen voor de openbare lagere scholen, speciaal voor de scholen nos. 2, 3 en 4, ouders zich er over beklagen dat hunne kinderen die in De cember zes jaar zullen worden, nog niet tot den nieuwen cursus, die einde Augustus te voren aanvangt, kunnen worden toegelaten. Op dit punt heeft de commissie van toezicht meermalen hare aandacht gevestigd en zij besloot, te trachten aan die klachten tegemoet te komen. Zij ver zocht, bij gemotiveerd schrijven van 23 December 1897 aan burgemeester en wethouderste bevorderen dat de betrekkelijke verordening daartoe werd gewijzigd. Bij missive van den 3 Februari 1898 berichtten burge meester en wethouders uitvoerigdoch volgens spreker niet op afdoende gronden, dat dit college met de commissie niet konde meegaan. Deze mededeeling zoude door de commissie dan ook niet onbeantwoord zijn gelatenindien zij niet spoedig daarna had vernomen dat de ouders zelvedie hunne bezwaren aan haar hadden kenbaar gemaakt, zich nu tot den raad zouden wendenom hunne belangen te bepleiten. De commissie had bij haar voorstel, om, speciaal wat gemeenteschool no. 2 betreft, deze school alleen hebben adressanten toch op het oog, zoodat deze zaak, wat de andere scholen betreftals niet aan de orde thans buiten be spreking moet blijvenvoor de leerlingendie in December den zesjarigen leeftijd zullen bereikenden toelatingstermijn met slechts ééne maand te verlengen het oog op de omstandigheid, dat die school sedert 1896 een zevenjarigen cursus heeft. De adressanten zeggen terecht, dat, indien die kinderen niet met het begin van den nieuwen cursus mogen worden toegelaten, zij eerst op bijna 19jarigen leeftijd de hoogere burgerschool en op bijna 20jarigen leeftijd het gymnasium zullen kunnen hebben doorloopen. Dit is in 't bijzonder het motief voor de commissie geweest, om eene wijziging voor te stellen en dit zal spr. aanleiding geven, sprekende mede namens alle leden der commissie van toezichtom een amendement op het afwijzend voorstel van burgemeester en wethouders in te dienen. Het is voor ouderswier kinderen in bedoeld geval verkeeren geen gering belang, of hun kinderen die vóór 1 Januari zes jaar worden, reeds einde Augustus te voren op school kunnen worden toegelatenof wel moeten wachten tot Augustus van het volgend jaar. Immers, het maakt voor dezen een verschil van een vol jaar in hunne verdere studie, want, zooals volgens de verordening thans geschiedt, kunnen alleen zij in Augustus worden toegelaten, die vóór den eersten December zes jaar worden. Uit een paedagogisch oogpunt bestaat tegen uitbreiding van den toelatingstermijn met eene maand geen bezwaar; de cursus aan de gemeenteschool no. 2 is wel met een zevende leerjaar verlengd, maar de leerstof is niet uitgebreid zij is dezelfde gebleven, doch regelmatiger, over meer jaren verdeeld. Ook hygiënisch is er geene bedenking tegen, dat een kind van 5 jaar en 8 maanden oud tot de school worde toegelaten het medisch lid der commissie heeft hiertegen niet het minste bezwaar. In Groningen kan zelfs de toelating van een leerling op 5'/,-jarigen leeftijd geschieden. Do gevraagde uitbreiding van den toelatingstermijn zal geen enkel bezwaar opleveren. Dit was bij de vaststelling van de oorspronkelijke verordening in 1881 iets anders; maar sinds is het bewaar.-choolonderwijs ontzaggelijk voor uitgegaan. De kinderen komen thans beter onderlegd en meer ontwikkeld op de lagere schoolzoodat gerust kan worden gezegd, dat de le klasse der gemeenteschool no. 2 ook voor kinderen van ruim 5 V2-jarigen leeftijd aansluit aan het voorbereidend onderwijs. Het is waar, zooals burgemeester en wethouders in hun antwoord aan de commissie schrijven dat elke termijns bepaling willekeurig is en dat het bezwaar dan toch blijft gelden v oor kinderen, die op 2 Januari 6 jaar oud worden. Spr. erkent ditmaar er moet toch een grens zijn en als deze op I Januari gesteld wordtheeft men een af gerond tijdperk, een kalenderjaar, hetgeen bovendien de administratie gemakkelijk maakt. Hij wil nog op eene omstandigheid wijzen. Bij aangiften voor de school is het voorgekomen, dat zoogenaamde pokkenbriefjes werden overgelegd, waarop de datum van geboorte onduidelijk was vermeld. Dit geeft aanleiding tot knoeierijen waardoor wel eens kinderen binnen den bepaalden leeftijd zijn toegelaten dit bezwaar vervalt, als men enkel naar het geboortejaar heeft te vragen. Uitbreiding van de bepaling is ook daarom wensehelijk, zegt spr.omdat de statistiek leertdat een groot getal kinderen in December wordt geboren. Maar bovendien staan thans de kinderen der Leeuwarder ingezetenen achter bij hen, die van elders komen. In de meeste ge meenten heeft de toelating in Augustus plaatsmits het kind vóór 1 Januari daaraanvolgend zes jaar wordt. En nu is het meermalen voorgekomen, dat een kind van het eerste leerjaar, met zijn ouders naar Leeuwarden verhuizendezich hier voor de school aanmeldde en is toegelaten, omdat men het toch niet, na eenige maanden elders onderwezen te zijn, dit hier kon weigeren, met te Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 April 1898. 49 zeggenvolgens onze verordening hebt gij er den leeftijd nog niet voor. De vreemde kinderen zijn dus in voordeeliger conditie dan die der Leeuwarder ingezetenen. Spr. stelt nu het volgend amendement voor: In alinea 2 van artikel 1 dor verordening van 16 Maart 1889 (Gemeenteblad no. 5), houdende „nadere wijziging en opnieuw vaststelling der verordening ter uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs", tusschen de woorden „maanden" en „na" te voegen de woorden: „en wat de school der eerste klasse voor jongens betreftdie in den loop van het kalenderjaar". De heer Haverschmidt steunt het amendement en beves tigt de verklaring van den vorigen spreker, dat het de ziens wijze bevat van alle acht leden van de commissie van toezicht. Wat adressanten vragen, vindt spreker al zeer bescheiden. Het ontwerp-leerplichtdat halfjaarlijksche aangifte in uitzicht stelt, komt aan zulke bezwaren reeds tegemo.t en men zou de wet kunnen afwachten, ware het niet, dat schoolautoriteiten en schoolhoofden zich tegen die half jaarlijksche aangifte verzetten, waardoor de kans gering is dat het ontwerp in dezen vorm wet zal worden. Adressanten zijn daarmee voor 't oogenblik echter niet geholpen. Spreker zal niet in herhaling vallen, door de argumenten in het adres en van den vorigen spreker opnieuw te ontwikkelen, maar is van oordeel, dat reeds de feiten ten opzichte van kinderen uit Groningen Franeker en Har- lingen, waarop de voorsteller wees, de uitbreiding voldoende wettigen en hij zal dus met het voorstel meegaan. De Voorzitter doet opmerkendat de beide vorige sprekers in eene dwaling verkeeren als zij meenen dat de gewenschte uitbreiding van geringe beteekenis is en de leeftijdsgrens slechts met 1 maand zou worden inge krompen. Dit zou men kunnen zeggen, indien men alleen het oog heeft op het verzoek van adressanten en op het amendement van den heer van Ketwich Verschuur. Do verordening heeft echter als regel gesteld dat de kinderen kunnen worden toegelaten, indien zij den leeftijd van 6 jaren hebben bereikt. Bij aanneming van het amendement zal die grens dus niet met I maand, maar met 4 maanden worden ingekort. De heer WolfF doet opmerkendat de motievendie burgemeester en wethouders er toe hebben geleidtot afwijzing van het verzoek te adviseeren zijn neergelegd in hun antwoord op het verzoek van de commissie van toezicht. De heer van Ketwich Verschuur acht die motieven weinig afdoende. Burgemeester en wethouders meenen echter duidelijk in het licht te hebben gesteld dat het uit een paedagogisch oogpunt niet goed is, de leeftijdsgrens lager te stellen. En dat dit motief wel afdoende isblijkt hieruitdat in het wetsontwerp op den leerplicht voor toelating van leerlingen de leeftijd van 6 jaar is gesteld. Onder de paedagogendie over dit ontwerp hun oordeel hebben uitgesproken, zijn er, die op dit gebied een grootcn naam hebben en die van meening zijn, dat het er minder op aan komtals de leeftijdsgrens wat hoog wordt gesteld dan wel, dat de kinderen gedurende een tijdvak van zes jaren onderwijs genieten. In 1881 bij de behandeling van de nieuwe verorde ningen betreffende het lager onderwijs, de heer Duparc, die algemeen rapporteur waszal zich dit nog wel her inneren stelde de commissie van rapporteursals wijziging van het voorstel van burgemeester en wethouders, om i i bijzondere gevallen ook kinderen beneden den zes jarigen leeftijd toe te laten, voor, daarvoor een grens te stellen van drie maanden en geen onbeperkte vrijheid in dit opzicht te geven. Tegen die regeling van 1881 is nimmer eenig bezwaar gerezen. Spr. ziet den heer Duparc door een toeken te kennen geven dat dit wel het geval is geweestmaar het zal dan zeker niet van zóó ernstigen aard zijn geweest, dat het burgemeester en wethouders heeft bereikt. De verordening is nu reeds 17 jaren in werking. De commissie van toezicht doet het in bare missive voorkomen alsof de klachten zijn toegenomen sinds er slechts óónrnaal per jaar toelating van leerlingen plaats heeft. Dit argument is niet zeer klemmend. Reeds in 1883 heeft de lmltjaarlijksche toelating plaats gemaakt voor de toelating éénmaal per jaar en bij deze wijziging der ver ordening is art. 1 onveranderd gebleven. De paedagogische gronden van burgemeester en wethouders acht spr. dus inderdaad niet van zóó weinig beteekenis, als de heer van Ketwich Verschuur vermeent. Het komt spr. eigenlijk voor, dat de adressanten in hun verzoek in zoover onjuist zijn, dat zij beter hadden gedaan, met te verzoeken terug te komen op het besluitaan don cursus op de gemeenteschool no. 2 een zevende leerjaar toe tc voegen. Dit is in den grond do reden waarom de adressanten tot den raad komen. Het was spr. zegt dit als zijn persoonlijk gevoelen geen gelukkige maatregel. Beter ware het geweest, indien men had over wogen, om het onderwijs aan die school zoo te reorgani- seeren, dat de leerstof in zes jaren kon worden verwerkt. Dan zou die school gelijk gestaan hebben met de meerder heid van do scholen in ons land. Groningen is de eenige gemeentenaar spr. meentwaar voor dergelijke school een zevenjarige cursus bestaat, maar overal elders hebben de scholen die opleiden voor gymnasium of hoogere burgerschool, een zesjarigen cursus. Had de gemeenteschool no. 2 geen zevenjarigen cursus, de klachten zouden dan achterwege blijven. De heer van Ketwich Verschuur wees op het uitstekend bewaarschoolonderwijs alhier, waardoor de kinderen goed onderleid op de lagere scholen komen. Dit is voor spr. juist een argument voor de meening, dat inkrimping van de leeftijdsgrens voor do toelating niet noodig is. Hij zal dus tegen hot amendement van den heer van Ketwich Verschuur stemmen. De heer Duparc wil gaarne erkennen, dat er voor het stelsel van burgemeester en wethouders veel te zeggen is. Zijn eerste indruk bij kennisneming van hun voorstel was zelfs, dat het diende te worden aangenomen. Intusschen is hij, na samenspreking met eenige leden van de com missie van toezicht en het aanhooren van de heden tegen het voorstel ingebrachte bezwaren, tot andere ge dachten gekomen en zal hij daarom met het amendement van den lieer van Ketwich Verschuur kunnen medegaan. Hij had niet het voornemenzich in het debat te mengenmaar nu zijn naam door don heer Wolff is genoemd en hij daardoorals waro hetten strijde is geroepen, wenscht hij zijne stem te motiveeren. De heer Wolff wees op de geschiedenis der behandeling van deze verordening in 1881. Daargelaten nu, dat men in den loop van 17 jaren tot andere gedachten kan komen, geeft voor spr. in dezen den doorslag de omstan digheid dat aan den cursus van gemeenteschool no. 2 een zevende leeraar is toegevoegd. Men moge, zooals de heer Wolff heeft, tegen dezen maatregel bezwaren hebben, nu hij is ingevoerdheeft men er rekening mede te houden. De leerlingen dezer school zullen thans een jaar later, dan vroeger het geval wastot het gymnasium of rijks hoogere burgerschool kunnen worden toegelaten. Dit is, dunkt spr., een klemmend argument voor aanneming van het amendement. Uit de geschiedenis blijkt, dat in 1881 burgemeester en wethouders van eene andere gedachte waren en op voorstel van de commissie van toezicht de thans bestaande leeftijdsgrens voor toelating is gesteld. De geachte vorige spreker zei nu wel, dat hiertegen nooit bezwaren zijn verno men. Dit moge nooit in het publiek zijn geschied, maar spr. kan verklaren, dat herhaaldelijk bezwaren bij de commissie van toezicht vernomen en ook door haar overwogen zijn. Zij achtte zo echter niet van genoegzaam belang, om een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1898 | | pagina 2