32
Verslag der handelingen vau den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 Maart 1899.
6. Het primitief kohier der directe belasting op hel
inkomen.
In verband hiermede wordt de vergadering tijdelijk met
gesloten deuren voortgezet.
Na heropening der openbare vergadering wordt beslo-
ten
het kohier der directe belasting op het inkomen ten
behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1899, na daarin
aangebrachte wijzigingen, vast te stellen op een belastbaar
inkomen van f 4.005.549.— en een totaal der aanslagen
ten bedrage van 212.296.374.
7. Rapport der raadscommissie belast met het onderzoek
naar den omvang van de prostitutie in de gemeente
Leeuwarden.
(Zie bijlage no. 7 tot het verslag van 'sraads hande
lingen.)
De commissie adviseert
a. (bij meerderheid van stemmen), de bestaande ver
ordening op de huizen van ontucht en de publieke vrouwen
te Leeuwarden te handhaven
b. (met algemeene stemmen, indien sub a. door den
raad mocht worden aangenomen), bij wege van motie den
burgemeester te verzoeken het daarheen te leiden, dat
huizen van ontucht worden gehouden niet dan op zoodanige
plaatsen, dat de ingezetenen daaraan zoo weinig mogelijk
aanstoot kunnen nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Baart de la Faille vraagt het woord en zegt,
dat de Raad der commissie, belast met het onderzoek naar
den omvang van de prostitutie in de gemeente Leeuwar
den grooten dank schuldig is voor haren arbeid en voor
de wijze, waarop zij dien heeft volbracht.
We hebben thans een officieel rapport voor ons, waar
uit blijkt
dat de prostitutie te Leeuwarden bestaat
dat die ten deele wordt uitgeoefend in een bordeel.
Men moge uit het oogpunt der zedelijkheid het bestaan
van die inrichting betreuren, de politie weet daar door
zorgvuldige toepassing van de bepalingen der verordening
op de huizen van ontucht en de publieke vrouwen de
orde te handhaven, en aan de bewoonsters rechtsveiligheid
te verzekeren, terwijl het geneeskundig onderzoek daar
geregeld plaats heeft.
Uit het rapport blijkt verder, dat ook de clandestiene-
prostitutie hier bestuat en een veel grooteren omvang heeft,
ofschoon die uit den aard der zaak moeilijk metjuistheid
is te schatten. Ook is die in veel mindere mate aan het
toezicht der politie onderworpen en ontsnapt grootendeels
of geheel aan het geneeskundig onderzoek.
De commissie trekt uit haar onderzoek de conclusie,
zeker ook door vergelijking met den toestand van vóór
40 of 50 jaren, dat de omvang der prostitutie hier ter
stede niet zoo groot is, als in menige andere gemeente
van ons vaderland, zoodat met het oog op het voorafgaande,
de meerderheid der commissie met volkomen logische con
sequentie adviseert, de bestaande verordening te handha
venzoodat de vraag, of het houden van openbare buizen
van ontucht in deze gemeente al dan niet behoort te wor
den strafbaar gesteld, door haar ontkennend wordt beant
woord.
De minderheid heeft aan dat rapport eene nota toege
voegd, waarin eene afwijkende zienswijze is neergelegd.
Zij bestrijdt uit een moreel oogpunt de vergunning tot
het houden van huizen van ontucht. Zij stelt de vraag,
of de gezondheidstoestand slechter zou zijn wanneer het
geneeskundig onderzoek aldaar niet plaats had, en oppert
(Ie bekende bezwaren tegen de waarde van dat onderzoek.
Zij wijst er op, dat althans de gunstige gezondheidstoestand
van de militairen hier ter stede daaraan niet licht kan
worden toegeschreven. Zij brengt verder het bekende
argument te berde, dat wanneer het geneeskundig onder-
derzoek op prostituées wordt toegepast, dat onderzoek ook
tot de mannen, die zich aan ontucht overgoven, moet
worden uitgestrekt. Ze schildert eindelijk de ellende van
het bordeel en wijst op de inconsequentiewaaraan in
hare oogen burgemeester en wethouders van Arnhem zich
schuldig maken, die daarvan doordrongen zijn, en noch-
thans geen vrijheid vinden te adviseeren, het houden van
huizen van ontucht strafbaar te stellen. Zij richt ten
slotte eene vermaning aan vaders en moeders, om hunne
zonen en dochters tegen de ontucht te waarschuwen, en
eindigt met zelve een voorstel te doen, afwijkende van
dat der meerderheid.
Spr. zegt, dat het evenmin als een jaar geleden, zijn
voornemen isom met de geachte minderheid van de
commissie een principieel debat te openen over de vraag
stukken, in hare nota aangevoerd. Ook thans hebben de
leden van den raad de gelegenheid gehad, zich door de
overgelegde stukken daarvan op de hoogte te stellen.
De vraag is deze Zal het bestaande politie- en medico-
politisch toezicht op de prostitutie worden gehandhaafd,
of zal de prostitutie ongecontroleerd aan zich-zelve worden
overgelaten
En dan wenscht spr. den heer Oosterhoff met nadruk
te wijzen op de verantwoordelijkheid, die hij op zich laadt,
door de prostitutie aan politie- en sanitair toezicht, waar
van het geneeskundig onderzoek slechts een onderdeel is,
te willen onttrekken. Dat toezicht, waarvan de bestaande
verordening het gevolg is, mag niet verwaarloosd worden.
Het moet repressief en preventief beide werken. De pros
titutie, die kanker van de maatschappij, mag niet aan
zich-zelve worden overgelatenze moet weten, dat ze
onder strenge controle staat. Ik zou daarover ook geenszins
de opinie, door de commissie uitgesproken, willen onder
schrijven „dat hot openbaar gezag weinig of niets togen
de clandestiene prostitutie vermag." 't Komt mij voor, dat
dit in eene stad van den omvang van Leeuwarden met
goeden wil zeer wel mogelijk is.
Met den raad, door de minderheid der commissie aan
ouders gegeven, zal ieder weldenkend mensch zich zeker
gaarne vereenigen.
Spr. zal zich met de conclusie van de meerderheid der
commissie vereenigen.
De heer Haverschmidt heeft naar aanleiding van het
rapport een brief gewisseld met den heer Kooperberg en
vestigt de aandacht op enkele punten, die volgens den
heer Kooperberg niet geheel juist zijn weergegeven.
In het rapport staat, dat hij in theorie tegenstander zou
zijn van sanitair toezicht. De heer Kooperberg zou be
doeld hebben, dat tegen dat toezicht in theorie wel iets
zou zijn in het midden te brengen, maar dat hij de theorie
in deze geen of weinig beteekenis toekent, waar de er
varing hem had geleerd, dat een streng sanitair toezicht
zeer veel kan bijdragen tot verbetering van den gezond
heidstoestand.
Verder mist de lieer Kooperberg eene mededeeling in
het rapport, betreffende ziektegevallen van gehuwden en
ongehuwden uit de laagsto klassen, door hem in den
laatsten tijd in het 'Ziekenhuis behandeld, waar de bron
van infectie scheen te zetelen in onderlinge besmetting
bij mutueel-sexueelen omgangdus niet door inge
schreven prostituées.
Deze mededeeling is als zoovele andere onvermeld ge
bleven. Tegenover prostitutie in deze gedaante zal het
optreden der politie wel uiterst moeilijk zijn.
Wat het onderzoek zelve betreft, zoo zijn de geringe
sympathie, waarmee het voorstel in de zitting van
Maart 1898 werd ontvangen, en de omstandigheid, dat
twee leden der commissie het onderzoek niet hadden
gewenscht, niet van schadelijken invloed geweest op de
wijze, waarop de moeielijke taak der commissie werd
verricht. Bemoedigend was het nietwat men l.
Verslag dor handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 28 Maart 1899.
33
Maart moest hooren. Hot onderzoek werd al vast van
nul en geenoi waarde verklaard men had reeds de
zekerheid, „dat het beeld, uit het onderzoek te voorschijn
komende, geheel bezijden de waarheid moest zijn." Zonder
buitengewone bevoegdheden, die ook noodig werden ge
acht, is de commissie aan hot werk getogen. Het onder
zoek heeft lang geduurd. De commissie onderging eene
wijziging en er werd gewacht op een arrest van den
Hoogen Raad. Verordeningen van gemeentewege, waarbij
bordoelen zijn verboden, werden door sommige rechtsge
leerde autoriteiten beschouwd als zijnde in strijd met de
wet. Ook de minister van binnenlandsche zaken noemde
het eene dubieuse quaestie, waarover hij zijn oordeel wilde
voorbehouden. Het arrest van den Hoogen Raad, dat het
cassatieberoep van den Amsterdamschen bordeelhouder
verwierp en daarmee de bepaling in de Amsterdamsche
politieverordening handhaafdemaakte aan de quaestie
een einde.
Na zoovele maanden is er nu eindelijk een rapport ver
schenen, waarvan we vooruit wisten, dat het weinigen zou
bevredigen. Sommigen vinden het niet interessant genoeg
dat zijn zij, die zich gespitst hadden op pikante onthul
lingen, maar die ontbreken ten eenenmale. Anderen weer
noemen het „een prachtige reclame voor het bordeel." Aan
wien de schuld zou spr. willen vragen. Zeker niet aan
de commissieleden, die tegen hun zin werden benoemd
in eene commissie, die tegen hun wensch werd in het
leven geroepen. Het rapport met de vier conclusiën, die
door alle drie commissieleden werden onderteekend, bevat
nochtans een trouw beeld van den toestand. Dichtbij ge
zien en nader toegelicht valt het als reclame voor het
bordeel wel wat tegen, vooral als spr. er bijvoegt, dat een
der bewoonsters onlangs in het Ziekenhuis werd opgeno
men. Ill het rapport leest men, dat het bordeel aan een
strenge controle der politie is onderworpen, dat wet en
verordening inzake opname en geneeskundig onderzoek
krachtig worden gehandhaafd, maar men leest er ook in,
boe machteloos de politie staat tegenover de ongerechtig
heden, die buiten het bordeel plaats vinden.
De van prostitutie verdachte meisjes zijn deels minder
jarig en de politie acht zich, afgescheiden van het moreele
bezwaar, niet gerechtigd de ambtshalve inschrijving, bedoeld
bij art. 15, op eene minderjarige toe te passen, en haar
met het zakboekje als het ware een brevet als publieke
vrouw uit te reiken, maar bovendien kan iedere ingeschre
vene publieke vrouw, volgens art. 23, elk uur van den dag
haar naam van het register laten doorhalen. Men bedenke
daarbij hoe uiterst moeilijk het voor de politie kan geweest
zijn het feit zelve te constateeren. Het optreden van de
politie tegen de clandestiene en straatprostitutie wordt op
die wijze eene komedie-vertooning. Is dat optreden in
Duitschland, waar de bordeelen zijn verboden, beter Nog
onlangs hebben we kunnen lezen, hoe op de bloote aan
wijzing van een individu een werkmansdochter door de
politie werd ingerekend, opgesloten met prostituées en aan
oen geneeskundig onderzoek werd onderworpen. Wat zou
er, en zeer terecht, een storm van verontwaardiging hier
te lande opgaan over zulk een optreden.
A rouwen buiten het bordeel laten zich zelden vrijwillig
inschrijven. Het rapport maakt melding van een 4-tal
de oudste is 49, de jongste 46 jaar en het feit, dat deze
vrouwen meermalen in hechtenis zijn, maakt het genees
kundig onderzoek buiten het bordeel van nog geringer
beteekenis. 56 6
Eenparig oordeelde daarom de commissie„behoorlijk
sanitair toezicht is slechts mogelijk in een bordeel."
- aar sprekers meening wordt het al of niet opheffen van
ordeelen geheel beheerscht door de vraag, of men waarde
leent aan het behoud van sanitair toezicht.
flemen teering zonder bordeelen heeft niet de minste
waaide; wie voorstander is van sanitair toezicht, moet
zijn voor het behoud van het bordeel, al betreurt spr. het,
a men aan dat onderzoek te groote waarde hecht. Er
-'an niet genoeg op worden gewezen, dat deze maatregel,
/00a s ie thans wordt toegepast, slechts gebrekkige resul
taten oplevert. Van medische zijde wordt het ook niet
als afdoend- aangeprezen. De meerderheid der Arnhemscho
doctorenspreker meent 23tegen 3 van eene andere
meening, zegt dat men is voor het behoud van bordeelen,
„omdat het daarmee nog op de beste wijze mogelijk is,
de waarachtig niet te gering te schatten gevaren eeniger-
mate te verkleinen."
Het bestuur van een kinderziekenhuis verklaart„onze
ervaring in deze stichting verbiedt ons te teekenenwij
zien hier zooveel ellende tengevolge der zonde, dat we
niet zouden durven vragen om afschaffing van de maat
regelen, waarmee men de gevolgen van het kwaad nog
eenigszins binnen de perken houdt." Laat het resultaat
beperkt zijn, spr. wenscht dat weinige dankbaar te aan
vaarden en als voorstander van het toezicht is het bij
hem nog de groote vraag, of de strijd tegen de bordeelen
in een tijd nu ze reeds van zelf verdwijnen, wel is in het
belang van de zaakhet behoeft toch geen betoog, dat
het concentreeren der prostituées het opsporen van be
smette personen gemakkelijk maakt.
Dat het onderzoek, dat microscopisch plaats heeft, meer
malen doel treft, blijke uit het volgende. In het vorige
jaar meldde zich bij de politie eene vrouw aan, bestemd
voor het bordeel. Bij onderzoek bleek ze ziek te zijn en
in plaats van in het bordeel nam ze haar intrek in het
ziekenhuis, waar ze wekenlang verblijf hield. Hoeveel
personen waren er niet reeds of zouden er nog worden
besmet, wanneer hier geen reglementeering had bestaan.
Schaft men de reglemenleering af, dan wordt Leeuwarden
een vrijplaats van vrouwen, die het onderzoek in andere
plaatsen willen ontloopen nu wordt de stad gemeden,
omdat, we hebben het uit den mond der bordeelhoudster
zelf gehoord, de dokter en de politie zoo streng zijn.
De heer Oosterhoff spreekt in zijne nota zijne verwon
dering uit, hoe burgemeester en wethouders van Arnhem
na hun prae-advies toch gemeend hebben het houden van
bordeelen niet te verbieden.
Spr. is van oordeel, dat de heer Beekhuis en zijn per
soon hetzelfde standpunt innemen als het dagelijksch
bestuur van Arnhem. De wethouder Everts zegt„indien
de keuring zonder beteekenis wordt door het verbod tegen
de bordeelen, dan wensch ik allebei te behouden." Zijn
collega Van Nispen wil alleen overgaan tot opheffing, als
hij de zekerheid heeft, dat het toezicht streng kan worden
toegepast.
Beide heeren zijn heftig gekant tegen het bordeel, maar
hooger nog gelden bij hen de gezondheidsbelangen
Door de bordeelen op te heffen treft men de prostitutie
niet. De vermindering der Leeuwarder bordeelen van 8
tot 1 heeft geen gelijken tred gehouden met die van het
getal prostituéeshet onderzoek der middernachtszending
heeft dit voldoende aangetoond. Naar hare schatting komt
s/6 ten laste van de clandestiene-prostitutie en dat 5/6 kan
men niet treffen.
De bezoekers van het bordeel alhier bestaan hoofdzake
lijk uit handelsreizigers en marktbezoekers. Gesteld nu,
dat het bordeel wordt opgeheven, dan zullen het 5-tal
vrouwen misschien de stad verlaten, maar de vroegere
bezoekers zullen op straat trachten te vinden, wat ze aan
het bordeel hebben verloren.
Spreker wenscht ten slotte nog een enkel woord te
zeggen over de verplaatsing van het bordeel. Men heeft
reeds de dwaze vraag gesteld, of de commissie het gebouw
in een arbeidersbuurt wilde hebben. Spreker betwijfelt of
de burgemeester die toestemming zou verleenen. Vroeger,
toen de inrichting was gevestigd in het Maria-Annastraatje,
gaf het zeker niet den aanstoot, die het hooge opzichtige
gebouw thans teweegbrengt. Of het onbillijk zou zijn
tegenover de bordeelhoudster Spreker meent van niet.
Terwijl sedert vele jaren een strooming bestaat om bordeelen
te verbieden en met de wetenschap, dat de vergunning elk
jaar opnieuw moet worden verleend, heeft de bordeelhoudster
het er op gewaagd, maar het dreigend zwaard hangt haar
steeds boven het hoofd. Spreker meent ook dit deel van
het voorstel bij den raad te kunnen aanbevelen.