ftrpteim ran Dinsdag. 25 April 1899.
44
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 11 April I899.
Het eerste nuchteren voorstel van do 7 raadsleden steunt
o.a. op de omstandigheid, dat de pensioensregeling, vast
gesteld in 1893, in weinige jaren de pensioenslast aan
merkelijk heeft verzwaard en. de vraag, waar zal dat ein
digen moest doen vermoeden dat de voorstellers in den
waan verkeerden, dat aan die rijzing schier geen einde
zou komen.
Na de uitvoerige door burgemeester en wethouders ge
leverde berekeningen moest die waan geweken zijn. Men
is, wat het totaalcijfer betreft, naar sprekers meening nu
reeds nagenoeg op het hoogste cijfer.
De heer Haversehmidt zeide terecht in de vergadering
van 14 Februari, dat de ervaring leert dat reeds spoedig
na de inwerkingtreding van eene pensioensregeling het
cijfer der uitkeering het maximum nadert, dat ooit zal
worden uitgekeerd. Spreker is later nog eens aan het cij
feren gegaan en hij is nog meer tot de overtuiging geko
men, dat het cijfer, clat thans in de begrooting voor pen
sioenen is uitgetrokken, vrijwel het maximum heeft bereikt.
Daarmede zou de grond voor het voorstel van de 7 leden
zijn vervallen doch voorzichtigheidshalve heeft hij nog een
waarborg willen geven dat het tegenwoordig cijfer niet
zou overschreden worden, en hij had zich gevleid, clat men
bij nadere overweging met dit conciliant voorstel zou mee
gaan in plaats van stokstijf te blijven staan op een ver
keerd standpunt. En wat moeten burgemeester en wet
houders nu voorstellen? Uit de discussiën blijkt, dat som
migen blijkbaar eene belangrijke bijdrage willen anderen
een billijke; dat de een kleinetractementen wil vrijstellen,
een ander weer niet.
In die vergadering toch zag de heer Vlaskamp den
financieelen toestand der gemeente donker in. Deze zal
dus eene belangrijke bijdrage wenscken, want wat geeft nu
eene geringe bijdrage met het oog op de gemeente finan
ciën
De Voorzitter meent den heer Troelstra hier in de
rede te moeten vallen en hem er op te wijzen, dat door
den heer Duparc is ingediend eene motie, om zijn voor
stel te verzenden aan burgemeester en wethouders. Nu
moet eerst over deze motie eene beslissing worden ge
nomen, vóórdat de beraadslagingen over het voorstel zelf
kunnen beginnen.
De heer Troelstra meende het recht te hebben, om,
waar hem werd verweten „als ware 't met de klompen
in het spel te zijn gekomen", te zijner rechtvaardiging
zijn voorstel nader te mogen toelichten. Wordt hem dit
niet toegestaan, dan zal hij verder zwijgen.
De heer Hijlkema geeft te kennen, dat de zeven raads
leden hunne motie hebben ingediend, alleen om te voor
komen. dat over het voorstel van den heer Troelstra
discussiën zullen worden gevoerd, die intusschen tot ver
werping er van zullen leiden. Hij herhaalt, dat de heer
Troelstra in de gelegenheid zal zijn, zijne ideën te be
lichamen in het ontwerp, door burgemeester en wethouders
in te dienen. De leden zijn tegen de behandeling van het
voorstel van den heer Troelstra, voordat het ontwerp aan
de orde is.
De heer Duparc heeft geen voorliefde voor zijne motie.
Hoe ook besloten worde, overeenkomstig zijne motie, of
volgens die van de heeren Hijlkema c. s., het voorstel
van den heer Troelstra zal voor eenigen tijd van de agenda
worden gevoerd, en dit is noodig met het oog op de
hangende opdracht aan burgemeester en wethouders.
De zaak toch is nog niet in staat van wijzen, en nu
gaat het toch werkelijk niet aan, incidenteel een voorstel
te behandelenwaarvan de raad de strekking thans
moeilijk kan beoordeelen.
Wel is de heer Troelstra getreden in een wijdloopig
betoog, doch het was grootendeels eene herhaling van het
debat in de vergadering van 14 Februari j.l. Spr. herhaalt,
te kunnen begrijpen, dat de heer Troelstra leedwezen
gevoelt over het besluit van 14 Februari, waarbij ook hij
niet kon medegaan. Doch nu de raad eenmaal een be
sluit heeft genomen, moeten alle leden dit weten te eer
biedigen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter zegt, nu aan stemming te onderwerpen
de motie van den heer Duparc. Op eene vraag van den
heer Hijlkema geeft hij te kennen een formeel bezwaar
te hebben tegen het aan de orde stellen van de motie
van de zeven raadsleden.
De uitslag van de stemming is clat de motie met 14 tegen
3 stemmen wordt aangenomen, die van de heeren Beekhuis,
Wolff en Troelstra.
De heer Hijlkema wenscht een beleefd verzoek te rich
ten tot burgemeester en wethouders, n.l. om in afwachting
van de vaststelling van de nieuwe verordening op de
pensioensregeling, bij de benoeming van nieuwe ambte
naren enz. de bepaling te maken, dat zij onderworpen zullen
zijn aan die nieuwe verordening.
De bedoeling is, te voorkomen, dat die nieuwe ambte
naren door de mazen zullen kruipen. Het is een voor
zichtigheidsmaatregel zij weten dan, waaraan zij zich
later hebben te houden. Het is om eene billijke bijdrage
te doen.
De Voorzitter zegt, dat hij het denkbeeld van den heer
Hijlkema gaarne bij burgemeester en wethouders in over
weging zal geven.
De vergadering wordt hierop gesloten.
,^N3®S
Sloom Cock- en Steendrukkerij van N. Miedcma Co.. Leeuwarden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 April 1899. 45
Tegenwoordig 20 leden.
Afwezigde heeren R. H. Dijkstra en A. Vlaskamp.
Eene vacature.
Voorzitterde heer Jhr. Mr. A. Röell, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 11 April j.l. ge
houden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. een adres van de afdeeling Leeuwarden dor Friesche
Maatschappij van Landbouw en Veeteelt, betreffende de
richting van de stoomtram van het station der staats
spoorwegen tot den Harlingersingel
2. een adres van bewoners der Willemskade en Sophia-
laan over hetzelfde onderwerp.
Deze beide adressen worden in handen van burgemeester
en wethouders gesteld, ten fine van prae-advies
3. eene kennisgeving van den heer H. J. Sierevelt
dat hij zijne benoeming lot voogd der stads-armenkamer
aanneemt
4. de uitslag der verpachting van grasgewas aan de
singels en aan het Nieuwe Kanaal. Dat. van de singels
heeft in totaal opgebracht ƒ76.17, terwijl voor 4 per-
ceelen geen bod is gedaan.
Het grasgewas van drie perceelen land aan het Nieuwe
Kanaal is gegund aan F. G. Vuist, resp. voor ƒ81.—,
I ƒ101.—ƒ101.—
5. rapport der raadscommissie omtrent de rekening en
verantwoording van burgemeester en wethouders betref
fende hun beheer over den stads- of prinsentuin, over 1898
6. rapport der raadscommissie omtrent de rekening van
de stads-armenkamer en die van het stads-ziekenhuis,
I over 1898.
Deze beide rapporten zullen in een volgende vergade
ring worden behandeld.
Ue voorzitter biedt den leden het verslag van den
toestand der gemeente over 1898 aan.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. een voorstel van burgemeester en wethouders tot het
doen van af- en overschrijvingen op de gemeentebegroo-
ting, dienst 1898
2. alsboven tot het verleenen van eervol ontslag aan
S. Kalsbeek als onderwijzer aan gemeenteschool no. 11;
3. alsboven tot onderbandsche verhuring van gemeente-
eigendommen aan het Nieuwe Kanaal aan E. R. van de Weide
4. alsboven tot onderbandsche verhoring van grond bij
het Aschland aan S. de Hoo Fz. en H. Niemvland
5. alsboven tot verkoop van een perceeltje grond op
I Oldegalileën aan R. Steinvoorte en J. Meijer
6. alsboven tot onderbandsche verhuring van een per-
eeeltje grond, het N. O. gedeelte van bouwblok VI, aan
P. G. Bosch.
Deze stukken worden ter visie gelegd om in eene vol
gende vergadering te behandelen.
Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe
pingsbrief vermelde punten.
1. Rapport dar Raadscommissie omtrent het onderzoek
der rekening van de d.d. schutterij, over 1898
Conform de conclusie van dit rapport wordt besloten
de rekening en verantwoording der ontvangsten en uitga-
van de dienstdoende schutterij alhier over 1898 in ont
vang en uitgaaf tot een bedrag van ƒ4905.635 goed te
keuren.
1. Verzoek van den heer Mr. T J Noyon, om eervol ont
slag als curator over t Gymnasium.
Wordt besloten het gevraagd ontslag te verleenen, onder
dankbetuiging voor de in die betrekking bewezen diensten.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van den heer K. Pringleom al-
koop van eene grondrente.
Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten, met den
heer K. Pringle eene overeenkomst aan te gaan tot afkoop
van de grondrente, tot een zuiver bedrag van 4. in het
jaar, waarmede zijn perceel, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden in sectie B no. 2492, thans no. 3166, 3167,
3168 en 3169 deels, ten voordeele der gemeente Leeuwar
den is bezwaard, tegen eene som van een honderd twee
en dertig gulden, zijnde de penning drie en dertig van
het zuiver bedrag, met bepaling, dat de kosten van den
afkoop komen ten laste van den adressant.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van de H.II Molema en Landeweer,
om koop van een terrein aan het Tweede Kanaalpand.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten
het terrein, deel uitmakende van de perceelen ten kadaster
bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 5921, 5922, 3541
en 3540, met uitzondering van den opstal van het schip
huis, onderhands te verkoopen aan de heeren Roelof Molema
en Derk Landeweer, scheepsbouwkundigen te Hoogezand,
ter grootte van één hectare twintig are, tegen een koop
som naar 5000 per hectare berekend, en verder op nader
vast te stellen voonvaarnen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot over
dracht van gemeentegrond aan de Nieuweburen aan N.
van der W'oude.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Duparc zegt, dat zijne aandacht is getrokken
door eene zinsnede in het voorstel van burgemeester en
wethouders, waarvan de portée hem inderdaad onbegrijpe
lijk voorkomt.
Na te hebben medegedeeld, dat door den adressant wordt
verzocht
1. onttrekking van de Doorgaande Steeg aan den pu-
blieken dienst
2. aan hem in eigendom over te dragen het ten adresse
bedoeld gedeelte van die steeg enz.
staat er woordelijk
„Zal echter hiertoe worden besloten, dan is het noodig
vooraf (spr. drukt op dit laatste woord) den staat van
openbare tot den gemeenen dienst van allen bestemde
waterstaatswerken te wijzigen.
Hieraan zijn evenwel tijrlroovende formaliteiten verbon
den, die eene ongewenschte vertraging zouden veroorzaken
voor de uitvoering van het plan van den adressant, om
zijn huis aan de Nieuweburen vooruit te bouwen, terwijl
hiertegen vooral in verband met het nader adres van 13
Maart j.l., geen bezwaren bestaan."
Spr. is het met deze opvatting van burgemeester en
wethouders geheel oneens. Zijns inziens is de proces-orde
dezeEerst onttrekking aan den openbaren dienst, inge
volge liet voorschrift van het eerste lid van art. 230 dei-
gemeentewet. Daarna wijziging van den bedoelden staat,
in overeenstemming met het genomen onttrekkingsbesluit.
Het prov. reglement van 1882 toch tot regeling van
het toezicht der Staten op de openbare tot den gemeenen
dienst van allen bestemde waterstaatswerken in Friesland
bevat in het wezen der zaak slechts bepalingen van orde.
Doel en strekking van dit reglement zijn, blijkens zijne lang
durige geschiedenis, niet anders dan om te komen tot vast,
stelling van staten van de bedoelde waterstaatswerken
ten einde op het regelmatig onderhoud dezer werken door
burgemeester en wethouders toezicht te doen houden. Niets