teateli m Diosdas. 25 Jili 1898. 68 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 27 Juni 1899. Spr. dient daarop de navolgende motie in „De Raad der gemeente Leeuwarden, van oordeel dat wijziging van art. '243 der gemeente wet noodzakelijk is, ten einde de hoofdelijke omslag of andere directe belasting naar het inkomen of naar de vertering, volgens het stelsel van progressie toepassing te doen erlangen, besluit, in dien geest bij de Hooge Regeering daarop aan te dringen". De Voorzitter acht den Raad niet voldoende voorbe reid, om dadelijk over deze motie te beraadslagen, en meent, dat eene behandeling in eene volgende vergadering wenschelijk is. De heer Duparc vereenigt zich geheel met het voorstel van den voorzitter, dat trouwens geheel steunt op de artt. 30 en 31 van hot reglement van orde, waarbij het noodige is voorgeschreven voor de behandeling van voorstellen, vreemd aan do orde van don dag, gelijk met de motie van den heer Jansen het geval is. Hierop wordt conform het voorstel van den voorzitter besloten. In verband met de behandeling van rapporten omtrent reclames tegen aanslagen in den hoofdelijken omslag, wordt de openbare vergadering door den voorzitter gesloten. Stoom Boek- en Steendrukkerij N. Miedema Co.Leeuwarden. p f Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 Juli 1899. 69 Tegenwoordig 18 leden. Afwezig de heeren Mr. W. Kolff, D. Tigler Wijbrandi, N. T. Haverschmidt J.Hz., Mr. H. D. van Ivetwich Ver schuur. Eene vacature. Voorzitter: de heer Jlir. Mr. A. Rüell, burgemeester. I. De notulen van de op 27 Juni j.l. gehouden ver gadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld 1. eene dankbetuiging van mevr. do wed. Roegholt Ringnalda voor hare definitieve benoeming tot leerares in de handwerken aan de School van M. O. voor meisjes 2. eene uitnoodiging van het bestuur van den Noord- Nederl. Scherpschuttersbond, gericht aan den Raad, tot bijwoning van den vierden jaarlijkschen schietwedstrijd te Leeuwarden op Zaterdag 29 en Zondag 30 Juli 1899 3. proces-verbaal der op 18 Juli 1899 bij den ge meente-ontvanger gehouden kas-verificatie 4. verslag van het eind-examen aan de burgerdagschool 5. verzoek van D. S. Langcndijk e. a., om des Zater dagsmorgens geen school te houden, zulks met het oog op Israëlietische kinderen. Wordt ingevolge art. 21 der wet tot regeling van het L. O. in handen van burgemeester en wethouders gesteld ter afdoening 6. dat de heer P. J. Hemminga te Heerenveen tot klerk ter secretarie is benoemd in de plaats van den heer F. Postma 7. dat aan den secretaris verlof tot afwezigheid is ver leend van 20 Juli tot 13 Augustus 1899 en dat de tijde lijke waarneming van die betrekking is opgedragen aan den commies ter secretarie J. H. Menkema 8. resolutie van Gedeputeerde Staten, d.d. 6 Juli 1899 no. 62, 2e afd., houdende bericht van ontvangst van een afschrift der bij besluit van den Raad, d.d. 27 Juni j.l., vastgestelde verordening tot geldigverklaring van straf verordeningen. III. Wordt ter tafel gebracht een voorstel van burgemeester en wethouders tot heffing van rechten onder den naam van leges. Is gedrukt als bijlage tot 's Raads handelingen en zal in de volgende vergadering worden behandeld. De heer Oosterhoflf deelt mede, dat de commissie ge reed is met haar rapport omtrent 100 reclames in den H. O., dienst 1899, en dat dit in eene volgende vergadering kan worden behandeld. Wordt dienovereenkomstig besloten. IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een onderwijzer aan school no. 4 (vacature A. Broers). Op de voordracht zijn geplaatst 1. S. van der Werf te Bols ward. 2. H. J. Bakker te Nieuweschans. 3. D. van Gorkum te Zaandam. Het resultaat der gehouden stemming is, dat metalge- meene stemmen wordt benoemd S. van der Werf. 2. Benoeming van een onderwijzer aan gem. school no. 11, (vacature S. Kalsbeek.) Op de voordracht zijn geplaatst 1. H. Nawijn te Wijtgaard. 2. K. Fokkema Franoker. 3. Th. Metzlar Oosterhaule. H. Nawijn wordt met 17 van de 18 stemmen benoemd. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het ver- leenen van eervol ontslag aan J. II. Boeshartonderwijzer aan school 2. Conform het voorsel wordt besloten, aan den heer J. H. Rocshart, onderwijzer aan gemeenteschool no. 2, op zijn verzoek met ingang van 1 Augustus 1899 eervol-ontslag uit zijne betrekking te verleenen. 4. Rapport der Commissie betreffende de begrooting der stads-armenkamer dienstjaar 1900. De commissie adviseert I. Het subsidie uit de gemeentekas aan genoemde instelling voor den dienst van 1900 vast te stellen op 36.591.65 en daartoe te nemen het in ontwerp overge legd besluit 2. de genoemde begrooting goed te keuren in ontvang en uitgaaf beide tot een bedrag van 43.123.02. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt aldus besloten. 5. Rapport betreffende het sectie-onderzoek der ontwerp verordening tol het verleenen van pensioen aan toekomstige ambtenaren enz. der gemeente, (zie bijlagen no. 17 en 20 tot het verslag van 's Raads handelingen). Geen der leden verlangt het woord, om over de ont- werp-verordening in algemeene beschouwingen te treden, waarna tot de artikelsgewijze behandeling wordt overge gaan. Burgemeester en wethouders nemen het intitulé over, zooals door Rapporteurs wordt voorgesteld. Het wordt hierop zonder stemming aangenomen, evenals art. 1, met weglating van het woord „invaliditeit" in sub 6, zooals door rapporteurs wordt voorgesteld. Art. 2 wordt zonder stemming aangenomen. Art. 3. Indien aan eenige betrekking, in het vorig artikel genoemd, rijks-pensioen wordt verbonden, wordt geen gemeente-pensioen verleend. Rapporteurs stellen voor, aan het slot van dit artikel toe te voegen „Ambtenaren, die eene dergelijke betrekking vervullen, „zijn niet verplicht tot de bijdragen, bedoeld in art. 10. Bij art. 3 zegt de Voorzitter, dat burgemeester en wet houders tegen de voorgestelde bijvoeging geen overwegend bezwaar hebben, hoewel zij naar hun oordeel niet nood zakelijk is. Art. 10 toch bepaalt, dat slechts van de ambtenaren, die volgens deze verordening aanspraak op pensioen heb ben, eene bijdrage wordt gevorderd. Komen zij nu te vallen onder de bepaling van art. 3, dan verliezen zij hun aanspraak op gemeente-pensioen en daardoor vervalt van zelf hun verplichting tot de bijdra gen, bedoeld in art. 10. De heer WolfF doet opmerken, dat hij wol eenig be zwaar heeft. Z. i. is de door de commissie voorgestelde toevoeging aan art. 3 overbodig. Immers art. 10 zegt reeds duidelijk genoeg, dat in het bij art. 3 gestelde geval de storting der jaarlijksche bijdragen ophoudt. Hier geldt dus de opmerking even te voren in het verslag der commissie gemaakt, dat het noodelooze in eene verordening schaadt. Hij zal zich dus tegen de aanvulling verklaren. De heer Bekhuis geeft toe, dat de voorgestelde toe voeging niet dringend noodzakelijk is. Toch acht hij haar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1899 | | pagina 1