96 Verslag van de handelingen ran den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 September 1899.
kolken waterdicht aan de riolen te verbinden met cement-
buizen wijd ten minste 0.15 M.
Voorts de te plaatsen rioolputten te voorzien van ge
goten ijzeren straatluiken met randen zooals voor straat
A B C D is bepaald
i. dat de in art. 4 sub m bedoelde keien of klinkers
ten minste de oppervlakte en de hardheid moeten bezitten
van eerste soort waalstraatklinkers
j. dat ten minste drie toestellen voor verlichting in
de, behalve A B C D, aan te leggen straten, volgens
aanwijzing van burgemeester en wethouders worden ge
plaatst en daarin helder brandend licht worde onder
houden gedurende dezelfde uren als waarop door de
gemeente in andere straten voor verlichting wordt gezorgd
k. dat voor het houden van toezicht vanwege de
gemeente bij de uitvoering der voor den aanleg van al
de in dezen bedoelde straten met riolen, enz., noodige
werken volgens het bepaalde in de verordening en in de
bovengenoemde voorwaarden op eerste aanzegging aan
den gemeente-ontvanger worde betaald of bij na te noemen
betaling ingehouden, een bedrag van 1.50 voor eiken
dag, dat volgens het oordeel van burgemeester en wet
houders daarbij toezicht noodig is geweest.
II. Tot betaling aan adressanten eener som van zeven
tienhonderd gulden, als een derde deel in de kosten (vol
gens eene door den directeur der gemeentewerken opge
maakte begrooting) van bestrating en rioleering van den
weg A B C D, een en ander zoodra bij opname door of
van wege burgemeester en wethouders zal zijn gebleken dat
naar hun oordeel is voldaan aan de voor den aanleg
der bestrating en rioleering van deze en de andere op
het plan aangeduide straten gestelde voorwaarden, en
b. dat de huizen, voorkomende op het door adressanten
overgelegd plan, wat indeeling en gevels aangaat, geheel
gebouwd zijn, zooals zij zijn ontworpen.
III. Daarna van adressanten in eigendom over te
nemen de straat A B C D tegen den reeds vroeger vast-
gestelden prijs van drie gulden.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver
hooging der jaarwedde van den Iteer J. II. Honnema als
leeraar aan het gymnasium.
Conform het voorstel wordt zonder discussie of hoof
delijke stemming besloten
de jaarwedde van den heer J. H. Bonnema als leeraar
aan het gymnasium te verhoogen met 200, gerekend
te zijn ingegaan den len September 1899 met bepaling,
dat met ingang van dien datum, zijne personeele toelage
met dat bedrag wordt verminderd.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verkoop
van een perceel bouwterrein aan het Nieuwe Kanaal aan
Gebrs. Meijer.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Middelkoop zegt, dat men ten opzichte van
dit bouwterrein in een exceptioneelen toestand verkeert.
De prijs is niet bij de voorwaarden van uitgifte bepaald.
Men is niet gebonden aan eenig raadsbesluit en heeft dus
geheel de vrije hand. Het wil spr. voorkomen, dat de
directeur der gemeentewerken in zijn rapport eenigszins
weifelend is. Spr. meent, dat hiervoor wel redenen zijn
aan te voeren. In de eerste plaats de prijs ad 4.per
M!. Deze is lager, dan die van de andere bouwblokken,
welke met het aangevraagde terrein kunnen worden verge
leken.
Wat de ligging betreft, deze is niet minder gunstig
dan de andere bouwblokken, die hooger in prijs zijn. Spr.
is bovendien in het algemeen niet voor verkoop van bouw
terrein. Het geval kan zich voordoen, dat de waarde van
het bouwterrein stijgtdit verschijnsel, zeer natuurlijk,
doet zich trouwens voor in alle steden van eenigen omvang.
Ook voor deze gemeente kan dus worden aangenomen,
dat de bouwterreinen na verloop van tijd belangrijk hooger
in prijs zullen worden.
De directeur der gemeente-werken heeft op deze moge
lijkheid gewezen. Hij heeft daarbij het oog op den aanleg
van den tramweg, die het Nieuwe Kanaal met den Gro
ningerstraatweg moet verbinden. Inderdaad is dit eene
omstandigheid, die niet uit het oog mag worden verloren.
Het zou jammer zijn, indien de gemeente de eventueele
voordeelen reeds nu uit handen geeft. Het zou wenschelijk
en tevens slechts billijk zijn, indien niet enkele speculanten
profiteerden, doch de gemeenschap de vruchten hiervan
plukte.
Spr. meent, dat deze voordeelen geheel aan het algemeen
zouden komen, indien de terreinen in plaats van te wor
den verkocht, in erfpacht werden uitgegeven tegen een
canon. De erfpachthouders betalen dan evenveel, het is
voor hen zelfs voordeeliger dan koop. De meeste bouw
van huizen wordt ondernomen, om winst te behalen.
Het aangevraagde terrein beslaat ongeveer eene opper
vlakte van 1700 Jl!. Berekend naar 4.— per M1., zou
de verkoopsom dus bedragen 6800.Spr. zou het
wenschelijk achten, indien naar dit bedrag een veranderlijke
jaarlijkscbe canon aan de gemeente werd betaald.
In den.beginne zouden tegen eene uitgifte van bouw
terreinen tegen een veranderlijken canon wel eenige bezwa
ren worden gevoeld, want in Leeuwarden is dit zakelijk
recht vrijwel onbekend bij de bouw-ondernemers. Men wil
er nog niet aan. Maar op spr's. vroegere standplaats waren
de meeste bouwterreinen in eeuwigdurende erfpacht uitge
geven. Daarbij deden zich niet de minste moeielijkheden
voor. Spr. gelooft ook niet, dat de ondernemers hier er
tegen op zien. Men heeft dan het voordeel, dat er eene
vaste evenredigheid ontstaat tusschen de gebruikswaarde van
den grond en den op te leggen canon. Het is dus ook
uit een oogpunt van voorzichtigheid aanbevelenswaardig,
om den grond in opstal uit te geven.
Er is thans overvloedig bouwterrein aanwezig, bij ver
koop komt men dus niet in eene zeer gunstige positie.
Maar men wil toch wel eenige resultaten zien, en zoo
wordt getracht, geld te maken voor de bouwterreinen ten
einde gemaakte schulden te kunnen aflossen. Spr. wijst
er nogmaals op, dat bij verkoop van den grond ook voor
de gemeente gaat verloren de verhoogde waarde, die hij
in de toekomst zou erlangen.
Dc rente, welke van de gemeentelijke schuld moet worden
betaald, zou kunnen worden voldaan uit de opbrengst van
den canon. Spr. concludeert, dat het vooruitzicht, om
grootere voordeelen te behalen uit de uitgifte der bouw
terreinen tegen veranderlijken canon, niet voor de gemeen
schap mag verloren gaan, en dat de bouwterreinen dus
niet moeten worden verkocht.
Verder wordt door spr. er op gewezen, dat, waar uit
speculatie wordt gebouwd en gewoonlijk de gestichte panden
dadelijk met hypotheek worden bezwaard, de ondernemer
het voordeel heeft, dat het bedrag der koopsom, die anders
aan de gemeente moet worden betaald, bij uitgifte in opstal
door hein wordt behouden. Alleen de rente er van heeft
hij in den vorm van eene jaarlijkscbe uitkeering af te dra
gen. Dit is voor hem minder bezwarend dan het vestigen
van hypotheek.
Het zakelijk recht dat de ondernemer verkrijgt is van
zeer uitgebreiden aard, het geeft den zakelijk-rechthebbende
do bevoegdheid tot vervreemding en bezwaring, alsof hij
eigenaar ware.
Do veranderlijkheid van den canon levert ook geen
bezwaar op, omdat dio alleen betrekking heeft op gebruiks
waarde van het bouwterrein, niet. op de gebouwen zelve.
Hij zal altijd slechts een gering gedeelte van de huur
waarde der gebouwen blijven vormen.
Spr. dient hierop het volgende voorstel in
,,Ondergeteekende stelt voor, om het verzoek van adres
santen in nadere overweging te nemen en in overleg te
„treden met adressanten tot uitgifte in eeuwigdurende
„opstal met veranderlijken canon."
De heer Troelstra, het woord bekomen hebbende, zegt
ongeveer het volgende
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 September 1899. 97
Mijnheer de Voorzitter
Indien ik had kunnen vermoeden, dat dit eenvoudig
voorstel den vorigen spr. aanleiding had knnnen geven
een principieel debat te openen over de vraaguitgifte
in koop of in erfpacht, dan zou ik nog eens hebben nage
lezen, wat daaromtrent is aangevoerd in de memorie van
toelichting op het voorstel tot uitgifte van bouwterreinen
ter weerszijden van het Nieuwe Kanaal. Want de zaak-
is daarbij in het breede besproken. Hiervoor bestond
aanleiding, omdat er was ingekomen een adres, ik meen
van de afdeeling Leeuwarden van den bond voor land
nationalisatie, waarin hetzelfde werd gevraagd als nu door
den heer Middelkoop wordt voorgesteld, althans bedoeld,
en op dezelfde gronden. Daarbij was gevoegd eene afle
vering van het tijdschrift voor landnationalisatie, waarin
voorkwam een artikel met een opschrift, naar ik meen,
luidende „Een mooie bron van inkomsten zonder belas-
tingverhooging". Niet noodig te zeggen dat ik vooral'
dadelijk onderzoek deed naar die mooie bron.
Het kwam echter eenvoudig hier op neerdat een
gemeente, die in het bezit is van bouwterrein, dit niet
moet verkoopen, maar het uitsluitend moet uitgeven in
erfpacht met veranderlijken canon. Dan krijgt men inkom
sten zonder belastingverhooging. Het beginsel, dat aan
deze stelling ten grondslag ligt, is in 't algemeen juist.
Ik wil een voorbeeld noemen. Onze gemeente is in
't bezit van enkele boereplaatsen. Indien de raad nu
besloot, gesteld dat hij dit mocht doen, maar hij mag het
niet doen, om een dezer plaatsen to verkoopen, dan zou
de opbrengst niet mogen worden aangewend tot schuld
vermindering of tot bestrijding van gewone of buitengewone
uitgaven. En waarom niet? Omdat die boereplaats is
een geheel onbezwaard eigendom der gemeente, die het
tegenwoordig geslacht als het ware heeft geërfd van het
voorgeslacht, waarvan het enkel de lusten heeft, zoodat
dus, bij verkoop, de opbrengst zou moeten worden aan
gewend tot aankoop van ander rentegevend goed of tot
belegging op het grootboek.
Het algemeene beginsel moet dus zijn, dat onbezwaarde
eigendommen niet door verkoop moeten worden vervreemd,
en, toegepast op bouwterreindat, komt er vraag naar,
dit moet worden uitgegeven in erfpacht.
Maar ten aanzien van de gronden om het Nieuwe Kanaal
is de zaak geheel anders. Laat mij bij deze gelegenheid
even memoreeren wat aanleiding heeft gegeven tot het
graven van 't Nieuwe Kanaal, 't Mag zeker geen kwaad
dat dit eens herinnerd wordt. Do provincie had besloten
tot eene belangrijke verbetering van den waterweg van
Groningen naar Harlingen, en hierin was begrepen het
graven van een kanaal van de Grachtswal naar den Tijnje.
Nu was het de vraagzal de provincie dit doen met
subsidie van de gemeente (want dit werd gevraagd) of
zal de gemeente het doen met subsidie van de provincie
De raad besliste in laatstgemelden zin en vroeg en ver
kreeg eene subsidie van 135,000. De hoofdargumenten
waren de gemeente moet zich in 't bezit kunnen stellen
van het omliggend terrein, omdat het te voorzien is dat
dit terrein eene hoogere waarde zal krijgen als bouw
terrein, is eenmaal het kanaal gegraven, en de gemeente
moet meesteres zijn van die terreinen om te zorgen, dat
daar geregeld en goed gebouwd wordt, dus om den straten
aanleg enz. te regelen, ten einde toestanden te voorkomen
waarop de heer Bekhuis straks wees.
Beide argumenten, bepaaldelijk het eerste en het voor
naamste, zijn zeker in den geest van den heer Middel
koop.
Doch nu heeft een en ander de gemeente eenige tonnen
gouds gekost. Hoeveel, weet ik op dit oogenblik niet te
zeggen, maar ten minste 5 ton. Al dat geld moest wor
den geleend't is begrepen in eene algemeene conversie-
leening, die we het geluk hadden tegen 3 pet. te kunnen
plaatsen. Die leening werd aangegaan voor 50 jaar, dus
van die 5 ton (om dit cijfer aan te nemen) moet jaarlijks
f 10.000 worden afgelost, en dan komt daar nog bij de
rente't eerste jaar over 't volle kapitaal en zoo vervol
gens telken jare over 10.000 minder.
Nu zal de heer Middelkoop, als hij spreekt van de ge
meenschap, het wel met mij eens zijn, dat het tegenwoor
dig geslacht nu de gemeenschap uitmaakt, en nu wordt
dat tegenwoordig geslacht, wat Leeuwarden betreft, belast
met de volle zwaarte van dien schuldenlast, die slechts
langzamerhand afneemt en eerst na 50 jaar geheel zal zijn
opgeheven.
Is dit nu billijk Moeten wij alle lasten dragen en
zij, die na ons komen, uitsluitend de lusten genieten Want
daar komt practiseh beschouwd, het gronddenkbeeld van
den voorsteller eigenlijk op neer.
Als men voor 10.000 bouwterrein kan verkoopen,
waarmede men dat jaar de belastingen met dit bedrag zou
kunnen verminderen, wil de heer Middelkoop dit niet,
maar naar zijn systeem slechts de erfpacht van 450
daartoe doen strekken. Dus ik herhaalde tegenwoordige
gemeenschap nagenoeg alle lasten de toekomstige gemeen
schap alle lusten.
Nochthans is bij do voorwaarden tot uitgifte der bouw
terreinen het nemen in erfpacht toegestaan. Om practische
redenen. Om het do gegadigden gemakkelijk te maken
en daardoor de afzet te bevorderen.
In de memorie van toelichting op de begrooting, ik
meen voor 1897, is dan ook uitvoerig aangetoond, dat het
alleszins billijk is, dat de opbrengst van bouwterrein aan
hot Nieuwe Kanaal jaarlijks, tot een bedrag als evenredig
is aan de aflossing en rente der aangegane schuld, onder
de gewone ontvangsten wordt gebracht, en met dit stelsel
heeft de raad zich vereenigd.
En om nu terug te komen op „de mooie bron van
inkomsten." Daarin wordt o.a. gewezen op Hamburg,
Ylaardingen en Kampen. Nu, Hamburg en Leeuwarden
zullen wel niet met elkander vergeleken kunnen worden.
Maar Vlaardingen. De zaak is deze. In 't laatst der
vorige en in 't begin der tegenwoordige eeuw is die ge
meente in 't bezit gekomen van gronden, waarop, onder
verschillende namen, zakelijke rechten werden geheven.
Later, in 1833, is zij eigenares geworden van een belang
rijke oppervlakte grond, die in die tijden wel niet veel
zal hebben gekost. En nu is er in den laatsten tijd zeer
veel aanvraag gekomen om bouwterrein. Nu heeft het
gemeentebestuur van Vlaardingen besloten, alleen bouw
terrein in altijd durende erfpacht uit te geven het kan
dit stelsel volhouden om dc vele aanvraag, en het handelt
hiermede zeer verstandig en volgens een zeer gezond
financieel stelselwant de gemeente verkeert in dit opzicht
in hetzelfde geval als Leeuwarden met hare boereplaatsen
al die terreinen zijn in het onbezwaard bezit van de
gemeente er rust geen cent schuld meer op het zou dus niet
goed zijn ze te vervreemden en de opbrengst voor de
gewone huishouding der gemeente te gebruiken. Moest
of wilde men verkoopen, dan zou men toch de opbrengst
weer rentegevend moeten vastzetten. Handelde men anders,
dan zou men het komende geslacht onbillijk benadeelen.
En Kampen verkeert in 'tzelfde geval; die gemeente
heeft uitgebreide bezittingen van jaren her.
Zoo zijn de bepalingen omtrent den afzet van de ter
reinen om het Nieuwe Kanaal na ernstige overweging en
op zeer deugdelijke gronden vastgesteld. En dat de Raad
ook op het niet geprijsde terrein hetzelfde stelsel wil toe
passen, blijkt hieruit, dat hij aan de boterfabriek terrein
in erfpacht heeft afgestaan, omdat deze daaraan de voor
keur gaf. Door te dien aanzien vrijheid te laten, bevor
dert men den afzet.
Ik ben het overigens wel met den heer Middelkoop
eens, dat niet te spoedig, althans niet voor eene groote
oppervlakte, tot openbaren verkoop moet worden overgegaan.
Met eenigen grond toch mag verwacht worden, dat ook
de aan te leggen trambaan de waarde van den grond
zal verhoogen.
Voorts bedenke men, dat het niet zoo erg wenschelijk
zou zijn, dat de gemeente in eens in 't bezit kwam van
b.v. 60 i\ f 70,000 wegens verkoop van terrein, tenzij