66 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 Juni 1900. behoorende gummislangen en verdere voor de brandweer gewenschte inrichtingen, enz. De beraadslaging wordt geopend. Het doet den heer Wilhelmy genoegen, dat burgemees ter en wethouders aanneming der schenking sub b voor stellen. Met het college brandmeesters is hij het eens, dat eene stoomspuit voor Leeuwarden niet wenschelijk, in elk geval niet noodzakelijk is. Dit geldt te meer, omdat hem uit een schrijven van den adjunct-directeur der brandweer te Rotterdam blijkt, dat op de begrooting dier gemeente over 1900 voorkomt voor het gewone onderhoud van 7 stoomspuiten 18000, en komt hier nog bij 5370 voor slangen, onderhoud der paarden enz., zoodat die stad elke stoomspuit per jaar kost 3400.—, Werd dus de 25000 aangenomen en kocht men daarvoor een stoombrandspuit van misschien f 11000.— of 12000. dan zoude de gemeente uit de rente van het overschietende kapitaal op verre na de onkosten van het gewone onderhoud niet kunnen dekken. Daarom gaat hij gaarne mee met het voorstel. Nu heeft spr. echter bij de stukken gevondèn een briefje geteekend S. H. H., waarbij de onbekende schrijver als zijne meening uitspreekt, dat heeren brandmeesters wel wat lichtvaardig over het onderwerpelijke aanbod sub a zijn heengesprongen. Spr. meent, dit met klem te moeten tegenspreken. Reeds in het laatst van liet vorige jaar bestond bij de Brandwaarborg-maatschappij het plan tot eene schenking aan de gemeente. Er is toen overleg gepleegd met den opperbrandmeester, en dezen verzocht een nauwkeurig onderzoek in te stellen omtrent de in richting der brandweer in andere plaatsen, het blusschings- materiaal enz. Welwillend heeft deze ambtenaar daaraan voldaan en een uitgebreid rapport ingediend. Daarna heeft het bestuur der maatschappij nog eene conferentie gehad met den opperbrandmeester en daarin is overlegd, wat der gemeente zou worden aangeboden. Maar hierbij bleef het niet. Toen het voorstel tot de aanneming der schenking bij den Raad tor tafel kwam, waren reeds vooraf bij bet college brandmeesters ernstige besprekingen daaromtrent gehouden. Unaniem luidde het oordeel, dat de aanschaffing van handspuiten voor de ge meente het meest verkieselijk was; ook bij eene tweede samenkomst bleef dit gevoelen ongewijzigd. Spr. geeft overigens toe, dat er geen dringende haast bij is, zooals op het kladje stond, maar het is toch wen- schelijk, dat de oude en verouderde brandbluscbmiddelen der gemeente met het oog op mogelijke gebeurtenissen door meer modern materieel worden vervangen, vooral nu daarvoor geene kosten behoeven gemaakt. Het is spr's. ernstige overtuiging dat de gemeente met één stoomspuit minder gebaat zal zijn, dan met eenige handspuiten, en daarom kan hij de aanneming van het onderwerpelijke voorstel ten sterkste aanbevelen. De heer Hijlkema wil wel mededeelen, dat hij de schrijver is van de bij de stukken verdwaalde opmerking en eveneens, dat hij in het Dagelijksch Bestuur do eenige tegenstander was van de aanschaffing der handspuiten. Hij zal bier nader de gronden uiteenzetten, die zijne opinie hebben bepaald. De Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij biedt ƒ25.000 aan voor de aanschaffing van eene automobile-, electrische of stoompuit, terwijl de rente van het bedrag dat na aan koop overblijft, voor onderhoud en bediening van de spuit moet worden aangewend; of 15.000 voor aankoop van handspuiten. Burgemeester en wethouders vroegen het college brand meesters om advies en dit achtte het laatste verkieselijk, waarna het Dag. Bestuur een voorstel in dien geest ter tafel bracht. Nu wil spr. allerminst twijfelen aan de kunde en de ervaring onzer brandmeesters. Maar hij had liever gezien, dat zij bovendien informatiën hadden genomen bij autori teiten van het brandweerwezen. Zeker heeft het college met nauwgezetheid de voor- en nadeelen overwogen van een stoomspuit. Maar dit neemt niet weg, dat zij alleen hun eigen inzicht hebben weergegeven. En dit betreurt spr. In Juli of Augustus zal te Parijs eene tentoonstelling worden gehouden van alles, wat op de brandweer betrek king heeft. Men kan verzekerd zijn, dat daar voor des kundigen veel zal zijn te zien. Nu had spr. het wenschelijk geacht, dat b.v. een of twee brandmeesters naar Parijs waren afgevaardigdom een onderzoek in te stellen. Ware dit aan een keuze voorafgegaan men zou meer zekerheid hebben. Thans heeft men alleen het advies van b.h. brandmeesters, dat bijna uitsluitend het eigen inzicht in da zaak weergeeft. Het is waar, dat, indien het bezoek te Parijs geen effect sorteerde, de kosten vergeefs zouden zijn gemaakt. Maar dat ware van ondergeschikt belangbovendien, in menig opzicht zou de blik zijn verruimd en de kennis uitgebreid. De heer Wilhelmy haalt als voorbeeld Rotterdam aan. Doch de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de stoom spuiten daar ter stede min of meer verouderd zijn. Men leeft tegenwoordig snel, en elk jaar brengt verbeteringen in de werktuigen. Spr. las onlangs in de „Huisvriend" een artikel over automobiele-brandspuiten. Een dergelijk toestel zou ongeveer 400U kosten het zou te Parijs reeds met succes worden gebruikt en meerdere in bestel ling zijn. Het artikel stelde eene groote omwenteling van het brandweerwezen in het vooruitzicht, omdat de paarden hierbij kunnen worden gemist. Hoe dit ook zij, spr. achtte een grondig onderzoek noodig. Nu dit niet is geschied, staat men op te minder bekend terrein. Spr. heeft gemeend, te moeten motiveeren zijne stem, die ook thans niet vóór het voorstel van burgemeester en wethouders zal zijn. De heer Kiers wijst er op, naar aanleiding van hetgeen de heer Hijlkema heeft gezegd, dat eene commissie uit bet college brandmeesters voor ongeveer drie of vier jaar, bij gelegenheid van eene tentoonstelling van brandbluscb middelen te Amsterdam, zich toen reeds op de hoogte stelde van de nieuwste verbeteringen en dat het college brandmeesters daarvoor voortdurend een open oog heeft. Steeds bleek spr., dat voor steden van omvang en bouw orde als Leeuwarden eene stoombrandspuit te kostbaar van onderhoud zou blijken te zijn, zonder dat daarmede de veiligheid wordt verhoogd. Hun besluit is dus geenszins zonder ernstig onderzoek genomen. Spr. ondersteunt dus gaarne het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer Hijlkema betwijfelt het, of de redeneering van den heer Kiers wel opgaat. Gesteld, dat brandmeesters te Parijs door hetgeen zij daar zagenin hunne meening aan het wankelen werden gebracht, en per slot van reke ning kwamen met een gecombineerd voorstel (aanschaffing van stoom- en handbrandspuiten), dan zou de Brandwaar borgmaatschappij wel niet blijven vasthouden aan eene letterlijke opvatting van haar aanbod. Daarvoor hebben bestuurderen te veel getoond te zijn mannen van prak tischer: aard en met een te helderen blik, zoowel wat betreft het belang der gemeente, als dat der maatschappij zelve. De heer Wilhelmy merkt op, dat de opperbrandmeester de zaak in alle opzichten ernstig heeft onderzocht, en dat de redeneering van den heer Hijlkema berust op eene verkeerde voorstelling der feiten. Het is waar. dat den 10 April het college van brand meesters werd gevraagd om advies en reeds den 25 April was ze met het uitbrengen er van gereed. Maar die spoed was alleen het gevolg van het feit, dat het college reeds klaar was, voor zij gevraagd werd. Het behoefde niet meer te onderzoeken en te overwegenhet had dit reeds lang te voren en zeer ernstig gedaan. Als de heer Hijlkema meent dat het college zijn advies Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 12 Juni 1900. 67 alleen op eigen inzicht, op eigen kennis heeft gebaseerd is hij de plank glad mis. De opperbrandmeester heeft informatiën ingewonnen overal waar iets te vernemen viel. Opgemerkt moet nog worden, dat het advies unaniem werd genomenafgevaardigden naar Parijs zijn niet noodig spr. kan dus gerust in overweging geven, het voorstel van burgemeester en wethouders aan te nemen. De Voorzitter zegt, dat toen de betrekkelijke stuk ken bij de leden van het dagelijksch bestuur circu leerden, door den heer Hijlkema daar bij de nota is ge voegd, waarvan de hoofdinhoud door den heer Wilhelmy is besproken. Dat stuk schijnt verdwaald te zijn geraakt onder de bijlagen bij het voorstel aan den Raad. Het geacht medelid van het dagelijksch bestuur heeft op dezelfde gronden als in de nota zijn aangegeven en door hem zoo even nader mondeling toegelicht, zich ver klaard tegen het thans in behandeling zijnde voorstel. De meerderheid van het college plaatste zich echter op het standpunt van de heeren Wilhelmy en Kiers. De keus moest gedaan worden tusschen een stoom brandspuit of meerdere handbrandspuiten. Koos men een stoombrandspuit, dan zou men ongetwijfeld nog een groot deel van het bestaande materieel moeten aanhouden en onderhouden, terwijl een stoombrandspuit, zal zij naar eisch bediend worden, groote uitgaven vordert. Een stoombrandspuit is misschien onontbeerlijk in groote steden waar tevens kolossale gebouwen zijn, maar de afstanden te Leeuwarden zijn betrekkelijk gering en met flinke gewone spuiten kan men hier, op een enkele uitzondering na, de daken van alle gebouwen zeker wel bereiken. Te Groningen met het dubbele getal inwoners van Leeuwarden is de stoombrandspuit in het vorige jaar slechts tweemaal uitgerukt. De meeste bezwaren, door den heer Hijlkema in het midden gebracht, betreffen zoo meende men de uitvoering. Het bestuur der Leeuwarder Brandwaarborg maatschappij zal er echter niet tegen hebben dat, zoo noodig, aan de spuiten eene mechanische beweegkracht wordt aangebracht en dan belet niets om na aanneming van dit voorstel een onderzoek in te stellen naar de beste soort spuiten. Zelfs zal. zoo dit noodig wordt geacht, dan even goed een commissie naar de Parijsche tentoonstelling kunnen gaan om daarnaar onderzoek te doen. De heer Hijlkema geeft toe, dat er te allen tijde gelegen heid bestaat, naar Parijs te gaan, en daar de brandbluscb middelen op de tentoonstelling in oogenschouw te nemen. Als echter de beslissing gevallen is tot aankoop van hand spuiten, geeft dit met het aanbod sub een verschil van 10.000. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel in stemming gebracht. Het wordt aangenomen met 16 stemmen tegen l stem, die van den heer Hijlkema. Alzoo is besloten van de Directie der onderlinge brandwaarborg-maat schappij voor de gemeente Leeuwarden aan te nemen, de onder letter b van het adres d.d. 6 April 1900 aangebo den schenking tot een maximum van 15.000 voor de aanschaffing van een voldoend aantal nieuwe handbrand spuiten van de laatste constructie, met de bijbehoorende gummislangen en verdere voor de brandweer gewenschte inrichtingen, een en ander zooals het college van brand meesters, in overleg met burgemeester en wethouders wenschelijk zal achten. 4. Rapport der raadscommissiebelast met het onder zoek van de rekening en verantwoording der Kamer van koophandel en fabrieken over 1899. Overeenkomstig de conclusie van dit rapport wordt besloten de rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1899 goed te keuren en in ontvang en uitgaaf vast te stellen tot een bedrag van 333.72. Wordt opgemerkt, dat de heei Duparc tot het nemen van dit besluit niet heeft medegewerkt. 5. Benoeming van een leeraar in de Nederlandsche taal- en de aardrijkskunde aan het Gymnasium. Op de aanbevelingslijst van curatoren zijn geplaatst 1. Dr. K. Poll, tijdelijk leeraar aan het gymnasium alhier. 2. Dr. J. Heynsius, leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Gouda. 3. A. J. Fehr, doctorandus in de Nederlandsche Let teren, leeraar aan de Middelbare School voor Handel en Administratie te 's Gravenhage. De uitslag der gehouden stemming is, dat met 15 stemmen wordt benoemd de heer Dr. K. Poll. De heer Fehr verkrijgt 2 stemmen. De voorzitter sluit de vergadering. Stoom lioek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co. Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 2