70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 Juni 1900.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van onderwijzeressen aan de gemeente
scholen «os. 6, 9 en 11.
Op de voordrachten zijn geplaatst
Gemeenteschool no. 6, (vacature mej. B. Boersma)
No. 1 Mej. W. van Solkema, te Wier.
2 J. Dijkstra, Driesum.
3 C. J. Beerenboek Marssum.
Gemeenteschool no. 9 (vacature mej. C. Rommerts)
No. 1 Mej. W. van Solkema, te Wier.
2 J. Dijkstra, Driesum.
3 A. van Slooten, Cornjum.
Gemeenteschool no 11 (vacature mej. S. H. de Jong)
No. 1 Mej. W. van Solkema, te Wier.
2 A. C. S. W. Urijber, Leeuwarden.
3 A. van Slooten, Cornjum.
De uitslag der gehouden stemmingen isdat worden
benoemd
Mej W. van Solkema aan gemeenteschool no. 6 met
17 stemmen;
Mej. J. Dijkstra aan gemeenteschool no. 9 met 18
stemmen en
Mej. A. C. S. W. Drijber aan gemeenteschool no. 11
met 16 stemmen.
2. Rapport der raadscommissie belast geweest met het
onderzoek der rekening en verantwoording van het Stads
ziekenhuis over 1899.
Conform de conclusie van dit rapport wordt zonder
discussie of hoofdelijke stemming besloten
de bovengenoemde rekening en verantwoording
goed te keuren tot een bedrag van 12,045.47, in ont
vang en uitgaaf beideen
b. de commissie van beheer van het Stads-ziekenhuis
's Raads dank te betuigen voor haar zorgvuldig gevoerd
beheer.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onin-
vordcrbanrverkluring van eenige aanslagen in de belasting
op het inkomen, dienst 1898 en 1899. aanslagen in de
hondenbelasting over 1899 en wegens schoolgeld voor on
derwijs aan gemeentescholen over 1898 en 1899.
Wordt zonder discussie besloten, den gemeente-ontvan
ger te machtigen, als oninvorderbaar in zijne rekening
over 1899 te verantwoorden
1. een bedrag van 102.48s wegens onbetaalde be
lasting op het inkomen over 1898
2. een bedrag van 460.10 wegens onbetaalde be
lasting op het inkomen over 1899 en hem te kennen te
geven, dat voorsbands geene termen bestaan het door
belastingschuldigen, op den ingezonden staat voorkomende
onder volgno. 1, 5, 6, 7, 8, 19, 25, 27, 29, 32, 38, 49,
52 en 73 verschuldigd bedrag ad f 124.19 als onin
vorderbaar af te schrijven
3. een bedrag van 153.wegens onbetaald geble
ven belasting op het houden van honden over 1899
4. een bedrag van f 45.21' wegens onbetaald geble
ven schoolgelden over 1898;
5. een bedrag van 137.783 wegens onbetaald geble
ven schoolgelden over 1899;
6. een bedrag van 216.58 wegens onbetaald geble
ven schoolgelden voor onderwijs aan de gem. bewaar
scholen over 1899.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver
hooging van den gasprijs. (Zie bijlage no. 13 tot het
verslag van 's Raads handelingen.
Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten
a. met ingang van 1 Juli a.s. en dus wat de gewone
meteropnemingen betreft, voor het eerst met de opne
mingen over die maand en verder tot en met de meter
opnemingen over December 1900, den gasprijs te bepalen
op 8 cent per M3.
b. over gelijk tijdvak het muntmeter-gas te bepalen
op 9 cent per M3.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Duparc zegt, dat zeker geen enkel lid van f
den Raad zal zijn verrast geworden door een voorstel tot I
verhooging van den gasprijs de zeer belangrijke stijging I
van den prijs der steenkolen deed reeds lang een derge-
lijk voorstel voorzien.
Toch zullen zeker velen bezwaar maken, mede te gaan
met dit voorstel, waarbij ineens de zeer belangrijke ver
hooging met 2 ct. per M3. wordt voorgesteld.
Althans bij spr. is de vraag gerezen, of een verhooging
met de helft niet voldoende zal zijn En hij meent
hierop volmondig toestemmend te mogen antwoorden, als
hij in aanmerking neemt, dat de exploitatie van de gas
fabriek aan de gemeente over de eerste helft van het
loopendé jaar reeds een winst heeft opgeleverd van 13,600.
Te eerder komt een verhooging als de door Burg. en
Weth. voorgestelde spr. onnoodig te hoog voor, daar het
bij het opmaken der begrooting voor de gasfabriek de
gewoonte isde uitgaven te hoogde inkomsten te laag
te ramen.
Dit is sedert 1865 het jaar, waarin de gemeente
de exploitatie in handen nam altijd zoo gebeurd.
Sedert dat jaar is de meerdere winst dan de geraamde
altijd aanzienlijk geweest.
Van 1865 1879 bedroeg deze ƒ204,555 ruim, terwijl
ze van 1880 '99 niet minder beliep dan 827,721. In
34 jaren alzoo samen aan winst een bedrag van 1,0.32,000
of per jaar gemiddeld meer dan 3",000.
Er is echter nog een andere factordie bij het bepalen
der winst zeker niet over het hoofd mag worden gezien,
en waarop spr. herhaaldelijk heeft gewezen.
De gasfabriek betaalt voor het geld, te haren behoeve
geleend, steeds 5 0/0 aan de gemeente, terwijl deze laatste
door conversie van de ten behoeve der gasfabriek aange
gane geldleeningen niet meer dan 3 of 3'/j °/0 betaalt.
Door aflossing dier leeningen, waarvoor de gelden steeds
werden gevonden uit de overwinsten der fabriek is haar
bedrag thans nog slechts 150,000, waarvoor de gemeente
aan rente betaalt p. m. 5000. De gasfabriek wordt
nochtans door de gemeente steeds gedebiteerd voor het
geheele bedrag der sinds 186'< ten haren behoeve gesloten
geldleeningen, zijnde een bedrag van ongeveer 6% ton,
en vergoedt daarvoor aan de gemeente een rente a 5
ad ƒ31,650. Dit geeft voor de gemeente een voordeel
van ruim ƒ26,000 per jaar. Dit bedrag, gevoegd bij
de winst van ruim ƒ33,000 over 1899 geeft voor de
gemeente omstreeks ƒ60,000 winst over dat jaar.
En zoo ging het van jaar tot jaarin weerwil spr.
bij elke gelegenheid zijn stem daartegen verhief.
Men kan gerust zeggen dat de fabriek van de exploi
tatie in 1865 af voor de gemeente geweest is eene melk
koe. Als zoodanig is ze dan ook steeds becchouwd en
nu is blijkbaar het streven het zoo te doen blijven.
Het onderwerpelijke voorstel ligt geheel in die lijn.
In 1895 was de winst iets minder dan vorige jaren.
Sedert dat jaar was ze echter steeds stijgende en hooger
dan ze geraamd was. Merkwaardig is als illustratie hier
voor de laatste begrooting, op welke de winst geraamd
was op f 20,000 terwijl ze het bracht tot 33,000.
Nu wordt in het voorstel van burgemeester en wet
houders als motief voor de voorgestelde verhooging
gezegd, dat een tekort op de zuivere inkomsten der
gasfabriek vermindering van het eventueel batig saldo
der gemeente-rekening en bijgevolg eene voor 1902
hoogere heffing van belasting tengevolge zal hebben.
Maar dit mag hier niet de vraag zijn. YVij hebben
alleen met den dienst van 1900 te doen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 Juni 1900.
71
De geest van het advies van burgemeester en wethou
ders is, dat de gasfabriek de kurk moet zijn, waarop de
gemeente-financiën drijven.
Het zou echter noch voorzichtig, noch verstandig zijn,
de belastingen te regelen naar een zaak, die eigenlijk niets
anders is dan eene industrieele onderneming der gemeente.
Om al het aangevoerde gelooft spr., dat de leden van
den Raad verstandig zullen handelen, met niet op het voor
stel, zooals het daar ligt, in te gaan, en dat ieder gerust
zijn hoofd zal kunnen neerleggen, als hij tot een verhoo
ging van 1 ct. per M3. medewerkt.
Voor zich persoonlijk zou spr. het zelfs aandurven, om
den prijs op 6 ct. te laten blijven.
De prijs der steenkolen is echter buitengewoon geste
gen, en er kunnen omstandigheden zich voordoen, welke
niet te voorzien zijn.
Verhoogt men den prijs met 1 ct. per M3., dan blijft
men bovendien in de lijn, waarin men zich tot nu toe
steeds heeft bewogen, dat n.l. de prijs van het gas zich
schikt naar dien der steenkool.
De heer Beucker Andreae wenscht den vorigen spr.
niet geheel te volgen, waar deze, als gewoonlijk, wanneer
de gasfabriek ter sprake komt, met groote cijfers komt aan
dragen.
Zeker, de heer Duparc weet dat heel goed, die groote
cijfers zijn voor het publiek pakkend, maar, en dat is
hier ter plaatse reeds dikwijs gezegd, niet alleen door spr.
maar toch door anderen, die cijfers geven niet de juiste
winst aan. De saldo's der jaarrekeningen vertegenwoor
digen de bruto winst en niet de netto.
Dus aan die cijfers moet men een niet te groot gewicht
hechten. Wel is spr. het met den heer Duparc eehs, waar
deze zegt, dat verhooging der gasprijzcn noodig is. Hij
betreurt evenwel, dat eerst nu in het midden van het
dienstjaar het voorstel tot verhooging van den gasprijs
wordt gedaan, waar men reeds bij de behandeling der
Begrooting voldoende zekerheid kon hebben, dat zulks met
het oog op de stijgende prijzen der steenkolen zou moeten
geschieden.
Indien direct met 1 Januari eene verhooging met 0.01
ware toegepast geworden, had men hetzelfde resultaat ver
kregen als nu met de verhooging van 0.02 aan te vangen
1 Juli, en vrij zeker had een dergelijk voorstel minder
tegenkanting ontmoet, dan het tegenwoordige schijnt te
zullen hebben.
Daarom betreurt spr. het, dat zijn denkbeeld bij gelegen
heid van de behandeling der begrooting ontwikkeld, toen
geen ingang vond bij het Dagelijksch Bestuur, noch bij de
commissie.
Dat spr. nu voor het voorstel van burgemeester en
wethouders zal zijn is duidelijk. De vraag moet z.i. alléén
gesteld worden Mag de gemeente als eigenares van de
gasfabriek, ten bate van de gemeenschap, een behoorlijke
winst uit de exploitatie genieten, en dan antwoordt hij
daarop volmondig van ja. En het komt hem voor, dat
ieder, welke die meening is toegedaan, het voorstel van
burgemeester en wethouders dient te steunen, want het
is duidelijk, dat, worden de gasprijzen niet met 0.02
verhoogd, de winst der gasfabriek niet zal bereiken het
cijfer bij de Begrooting aangewezen. Men zal dan komen
voor een tekort, dat uit vermeerdering van den hoofde-
lijken omslag zal moeten worden gevonden. Het gevolg
hiervan zal zijn, dat de belastingbetalers zullen moeten
betalen wat anders door de gasverbruikers zou zijn ver
schuldigd. En spr. vraagt, zou dat billijk en rechtvaardig
zijn Men moet niet vergeten dat tegenover nog geen
1500 gasverbruikers, ruim 3500 personen staan die in
den hoofdelijken omslag zijn aangeslagen, en onder deze
belastingbetalers zijn vele kleine burgers; zal men dan deze
laten betalen voor wat ze niet genieten
Spr. wenscht hiertoe niet mede te werken en is derhalve
voor verhooging van den gasprijs, gelijk door burgemeester
en wethouders wordt voorgesteld.
De heer Haverschmidt acht het geoorloofd, waar de
gemeente als producente van het gas optreedt, dat zij na aftrek
van alle productiekosten eene redelijke ondernemingswinst
overhoudt. Ze kan dit doen zonder onrecht te plegen
aan werklieden of afnemers en geen wetsartikel verbiedt
het. Uit eene aanteekening bij art. 254 gemeentewet,
die spr. voorleest, blijkt, dat een voorstel tot controle der
tarieven door de 2de Kamer niet is aangenomen en het
tarief voor gasfabrieken en dergelijke inrichtingen dus
blijft overgelaten aan den gemeenteraad.
Waartoe zou anders het streven dienen van den laat-
sten tijd tot gemeente-exploitatie van gas- en waterleiding,
tram en telephoon
Die vrijheid om den prijs te regelen mag niet leiden
tot het hoog opvoeren van den prijs, te meer niet, daar
in onze stad voor industrieel gebruik geen lager tarief
wordt gebezigd.
De grootste afnemers, en er zijn er van 600, 500 en
400 'gulden^ zijn juist degenen, die ter wille van hunne
zaken en niet uit weelde goede klanten van de fabriek
zijn, en dan drukt eene verhooging van 2 cent zwaar.
Omdat er iets gedaan moet worden zal spr. eene ver
hooging met 1 cent steunen, maar ook alleen, omdat die
verhooging weer op 31 December een einde neemt.
Het tekort is daarmee niet gedekt, maar spr. sluit zich
aan bij de opmerking van den heer Duparc, dat de gas
fabriek elk jaar ruime overwinst geeft, waarop bij de be
grooting niet was gerekend In 1899 was het 13 mille,
in '98 4 mille, in '97 6 mille, in '96 11 mille en zoo
gaat het steeds door en het zou al opmerkelijk zijn als
er dit jaar niet meer winst werd gemaakt dan de zuinig
berekende 13600 gulden.
Spr. wijst eindelijk op de cokes, die steeds ver beneden
de markt wordt verkocht. Weinige dagen geleden was
het verschil 15 cent. nu nog altijd 10 cent, terwijl eene
prijsverhooging van 5 cent over een half jaar 3500 gul
dén opbrengt.
Nu weet spr. wel, dat gebrek aan ruimte, het euvel,
dat veel verbeteringen aan de fabriek in den weg staat,
waardoor de gemaakte cokes dadelijk moot opgeruimd, de
schuld draagt, maar 5 cent verschil met den handelaar
vindt spr. voldoende.
Spr. wil nu maar niet weer wijzen op de Kanaal
terreinen, die thans zoo vlot van de hand gaan, maar hij
zal, in de stellige verwachting dat van een tekort voor
1900 geen sprake zal zijn, zijne stem enkel verleenen
aan eene verhooging met 1 cent.
De heer Jansma zal zich niet in bijzonderheden ver
diepen, doch uitsluitend het standpunt aangeven, dat hij
ten opzichte van de aanhangige zaak inneemt. Terecht
heeft de heer Duparc opgemerkt, dat de Gasfabriek voor
de gemeente sedert vele jaren een melkkoetje is geweest.
Nu er door de hooge kolenprijzen een tekort dreigt te
ontstaan, wil men het onmiddellijk weer op de gasver
bruikers verhalen, terwijl gedurende een reeks van jaren
alle belasting-betalenden van de winst hebben geprofiteerd.
Het onbillijke, dat daarin is gelegen, moet onmiddellijk
in het oog springen.
Daarbij komt nog, dat de grootste inkomens het meest
van de winst hebben geprofiteerd. Desniettemin durft
men thans nog voorstellen, om de groote gasverbruikers,
dat zijn neringdoenden en industrieeien, dus lieden, die
dagelijks voor hun bestaan moeten strijden, dat tekort
door verhooging van den gasprijs te doen dekken. Met
deze opvatting kan spr. zich niet vereenigen de belas
tingplichtige ingezetenen hebben gezamenlijk van de winst
geprofiteerd, hun door de gasverbruikers bezorgd, laten de
eersten nu ook broederlijk het eventueel te ontstane déficit
stoppen.
De heer Andreae zeide zooeven, dat groote cijfers altijd
„pakken." Dat bevat waarheid. Doch als zij niet te weer
spreken zijn, moet men ze aannemen. En dit is inder
daad het geval met de cijfers, door den heer Duparc
meegedeelddie zijn aan ufficieele bescheiden ontleend.