Morii van Diste 11 Dinita 1900. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 11 December 1900. 155 Tegenwoordig 19 leden. Afwezig de heeren J. E. Kiers, S. J. van Messel, W. J. Oosterhoff en S. Jansma. Voorzitterde heer Jhr. Mr. A. Röellburgemeester. I. De notulen van de gewone vergadering op 27 No vember 1900 en die van de buitengewone vergadering op 4 December d.a.v. worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat zijn ingekomen berichten van afwezigheid van de heeren J. E. KiersS. J. van Messel en W. J. Oos terhoff 2. een adres van Haring Schaap en 82 anderen, hou dende verzoek om bij de herstelling van de Noorderbrug zorg te willen dragen, dat eene noodbrug worde gelegd welke in de behoeften van het verkeer daar ter plaatse kan voorzien. Dit adres zal tegelijk met punt 4 der agenda van heden worden behandeld 3. Een adres van het Dagelijksch Bestuur der Arbeiders Kiesvereeniging te Leeuwarden houdende adhaesie-betui- ging aan het ingediende adres inzake schoolvoeding en kleeding. De Voorzitter meent hieromtrent te moeten opmerken dat hij het overbodig heeft geacht het prae-advies van burgemeester en wethouders omtrent deze zaak op de agenda van heden te plaatsen daar toch na de uitbren- ging daarvan de Leerplichtwet is ingevoerd en de regelen waarnaar, volgens artikel 35 dier wet, voeding en kleeding kunnen worden verstrekt, bij algemeenen maatregel van bestuur zijn vastgesteld. Het uitgebracht prae-advies is door deze gewijzigde omstandigheden niet voor aanneming vatbaarweshalve hij machtiging verzoekt om het in te trekken en diligent- verklaring terzake vraagt. Dienovereenkomstig wordt besloten. III. Wordt ter tafel gebracht: 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche verpachting van de opbrengst van het pont- veer bij het Stads-ziekenhuis aan H. Dolstra. 2. Idem om de vernieuwing van ruiten enz. in ge meente-gebouwen over de jaren 1901, 1902 en 1903 op te dragen aan Th. Zandleven. 3. Een adres van Gebroeders Tulp, alhier, houdende verzoek tot verbetering van den Harlinger Trek weg. 4. Idem van T. van der Werf, alhier, vergoeding ver zoekende voor de hem door de Politie, hij het verzenden van wild, berokkende schade. Punten 1 en 2 zullen in eene volgende vergadering worden behandeldterwijl het onder 3 vermelde adres in handen wordt gesteld van burgemeester en wethouders ten fine van prae-advies en het adres onder 4 vermeld wordt gerenvoieerd aan den burgemeester ten fine van beschikking als betreffende eene politiezaak. IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten 1. Benoeming voor een lid voor de Commissie van administratie der Stads-Bank van Leening. Voor de vacature door periodieke aftreding van den heer A. Ottema worden door de Commissie aanbevolen de heeren: A. Ottema en Mr. I. Wolff, welke aanbeveling door burgemeester en wethouders is vermeerderd met de heeren Mr. A. Burger en B. L. C. de Haan. De heer A. Ottema wordt met 16 stemmen herbenoemd, 3 stemmen worden uitgebracht op den heer C. W. Bolman. 2. Benoeming van een Curator van het Gymnasium. Voor de vacature door periodieke aftreding van den heer Mr. H D. van Ketwich Verschuur worden aanbevo len de heeren 1. Mr. H. D. van Ketwich Verschuur. 2. Mr. A. C. C. Folkersma. 3. Mr. D. Z. van Duyl. De uitslag der gehouden stemming is dat eerstgenoemde met 16 stemmen wordt herbenoemd, 2 stemmen worden uitgebracht op den heer Ds. G. H. Wagenaar en 1 op den heer Mr. A. C. C. Folkersma. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders om hun een blanco crediet te verleenen ten einde I. de Noorderbrug voor rekening en op risico der ge meente te doen lichten II. indien daarna blijkt, dat genoemde brug op afdoende en weinig kostbare wijze kan worden hersteld en weder gemakkelijk draaibaar gemaakt, de noodige herstellingen te doen uitvoeren III. zoodra dit noodig blijktdoor het leggen van een noodbrug in de behoeften van het verkeer te voorzien. Door den Directeur der Gomeentewerken werd in Mei j.l. medegedeeld dat de Noorderbrug sedert eenigen tijd moeilijk door één persoon kon worden bediend en het bij onderzoek was gebleken dat de eigenaardige constructie van die brug „eene noodzakelijke verbetering daarvan in eigen beheer" in den weg stond. Omtrent deze zaak zijn verschillende correspondentiën gevoerd en onderscheidene firma's uitgenoodigd betreffende de herstelling eene bepaalde aanbieding te doen. Het eindresultaat is geweest dat alleen de firma Molema en Landeweer zich bereid verklaarde onder de daarbij ge stelde voorwaarden het werk te verrichten voor eene som van ƒ2450. De Directeur der Gemeentewerken geeft in overweging om de door die firma voorgestelde overeenkomst aan te gaan en ook twee leden der Commissie voor openbare werken hebben daartegen geen bezwaar, terwijl een derde lid dier Commissie zich daarmede kan vereenigen onder voorwaarde echter dat vooraf zekerheid worde verkregen, dat, indien de onderneming zóó aflooptdat de contrac tante beduidende schade ondervindt, haar dan in geen ge val eenige vergoeding of bijslag zal worden gegeven. Twee leden dier Commissie zijn daarentegen eene geheel andere meening toegedaanzij zijn van oordeel dat de gemeente geene overeenkomst mag aangaan waarvan de groote risico voor den aannemer vooraf niet is te voorzien. Burgemeester en wethouders zijn na ernstige overwe gingen tot hetzelfde resultaat gekomen zij zijn met die leden van oordeel dat de lichtinggeheel voor rekening en op risico der gemeente behoort te geschiedenvandaar hun voorstel. De beraadslaging wordt geopend. De heer Haverschmidt zegt, dat de raadsleden bij het lezen der stukken zeker wel den indruk hebben gekregen, dat de meeningen over deze zaak zeer uiteenloopen. Sprekererkennendedat hij een der leden van de bouwcommissie isdie het werk aan de zoo gunstig be kende firma Molema en Landeweer wenschte op te dragen, verklaart bij eene aandachtige herlezing van het dossier bekeerd te zijn tot het denkbeeld door burgemeester en wethouders in hun voorstel belichaamd. Wat toch is het geval? Uit de stukken blijktdatwaar in gewone omstandig heden de spil van eene brug bijna het geheele gewicht draagt en de looprollen slechts een gering deelbij de Noorder brug door slijtage juist het omgekeerde plaats vindten bovendien alles wat het loopwerk betreft in defecten staat verkeertwaardoor de brug zich zoo moeilijk laat af draaien. In 't algemeen kent men dus de kwaalmaar den juisten omvang weet men niet. Om bij de spil te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1900 | | pagina 1