I belang invloed op den gang van zakeneen gezonde
I reden om hem te brengen in de rij der belastingschuldi-
I gen, omdat het algemeen belang, ook het zijne, op ge-
meenschappelijke kosten dient te worden bevorderd. In
1890 heeft men 1400 van de 4137 aangeslagenen als
niet belanghebbenden bij de instandhouding van de ge
meente afgevoerd."
1
42
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 2 April 1901.
dementen gedaan alsof zij tegen de parlementaire usan-1 spr., dat, met de idéé voor oogen, dat ware beschaving ook
tiën hadden gehandeld en op dathem in het bijzonder grootere plichten oplegt, niemand zich aan eene billijke
gedaan door den heer Duparcdat hij in de sectieverga- lastenverdeeling zal onttrekken. Spr. zal zich hiertoe be-
dering niets gezegd had over een mogelijke indiening der palen, anders zou hij alleen in herhalingen moetentreden
amendementen spr. wil daartegen aanvoerendat niet j van hetgeen de heer Middelkoop reeds gezegd heeft,
iedereen zoo lang zitting in den Raad heeft gehad als j
de heer Duparc en dat het natuurlijk is, als een jong lid De heer Konter wil nog trachten aan te vullen het-
eerst in de sectie zich op de hoogte stelt van de zaak geen door den heer Beucker Andreae namens de Com-
door andere sprekers te hooren; na daargeleerd te hebben, missie van Rapporteurs is gezegd.
kan hij dan beter alles voor zich zelf uitwerken. Deze heeftnadat zij met veel belangstelling de lijnen
Daarom moet spr. nu eens voor zich zelf verklarenvan geleidelijkheid" volgens de grafische voorstellingen
dat hij bij de sectiebehandeling nog geen plan had om de van den heer Middelkoop e. c. had beschouwd, overwogen
amendementen in te dienen daar opperde hij het denk- of die geleidelijkheid althans ten deelezonder bezwaar
beeld, om als laagste klasse te nemen de inkomens boven zoude kunnen worden aanvaard maar het resultaat was ne-
500, en ook heeft hij aldaar gezegd, dat meer toename gatief. Wat men bij deze grafische voorstellingen zoo licht uit
van belastingen bij de groote inkomens hem gewenscht het oog verliest is, dat de belastingplichtigen en het
voorkwam maar een voorstel maakte hij daarvan niet. bedrag der aanslagen zeer ongelijk over de verschillende
klassen zijn verdeeldzoo vindt men alleen in de 3
laagste klassen, meer dan van het geheele aantal
aangeslagenen.
Zooals bekend is, heeft spr. zich een voorstander van
het voorstel van burgemeester en wethouders getoond,
omdat daardoor een deel van hetgeen nu de 18 laagste
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 2 April 1901. 43
Spr. wil gaarne practisch zijn maar gelooft toch dat
tegenover de uiteenzetting van den heer Troelstra, welke
hierop neerkomt, dat burgemeester en wethouders bij de
uitwerking van hun voorstel vooral rekening hebben ge
houden met de opinie van den Raad, bij vroegere behan
delingen van dit onderwerp bekend geworden en waardoor
natuurlijk de kans van aannemen van de aanhangige voor- klassen opbrengen, in verhouding tot de draagkracht
stellen beheerscht zou worden eene andere meening is wordt overgebracht naar de hoogere klassen. Eene ver
te plaatsen, eene ideale opvatting: hij wil zich niet alleen door dere doorvoering der progressie, zooals de amendementen
nuttigheidsoverwegingen, maar ook door een groot beginsel bedoelen, komt hem, vooral voor een gemeentelijke belas-
laten leiden, dat van de meest rechtvaardige progressie, ting, ondoelmatig voor. Hij zou vreezen dat men er de
Spr. heeft eens scherp nagedacht, hoe het mogelijk was grootere inkomens door afschrikt. Welgestelde menseben b.v
het stelsel van progressie te verdedigen zonder iets ge- zooals er zich hier nogal uit de provincie komen ves-
lezen te hebben daaromtrent en zoo kwam hij tot deze tigen en die bij voorkeur aan den buitenkant der stad
grondgedachteBetrekkelijk kleine inkomens moeten in wonen zouden allicht aan de Schrans de voorkeur geven
hun geheid (na aftrek natuurlijk van het voor noodzakelijk wanneer de belasting daar beduidend lager was^
levensonderhoud benoodigde) om nieuwe inkomsten te Spr.'s conclusie is dus, dat het gematigd stelsel van
scheppen, in ééne zaak of onderneming gestoken worden, burgemeester en wethouders te waardeeren is rapporteurs
terwijl grootere inkomens splitsing toelaten, en dus daar- hebben nagerekend, of het niet mogelijk was wat meer
voor in meer dan éene onderneming plaatsing mogelijk is. geleidelijkheid te brengen in de progressie door het
Waar nu mislukking van wat wordt ondernomen niet percentage van het accres te verhoon-en° telkens met 0 1
I rlünr IC fr\r»Vi r\r»lr woo»- rl o f 4-.. rw-J in nlnoto won »>-»/-»*• AO i
is uitgesloten, daar is toch ook waar, dat het totaal dei
kansen voor verlies vermindert, naarmate het deel van
het jaarlijksch inkomen, dat aangewend kan worden, groo-
ter is, wat eveneens de kansen op winsten vermeerdertwant
ééne onderneming kan fout loopendoch het is niet zoo
licht denkbaar dat b.v. tien ondernemingen allo
lukken.
Gebruik te kunnen maken van splitsing verhoogt dus
de vruchtbaarheid, het maakt de inkomens intensiever.
Zoo kwam spr. te staan tegenover èn het stelsel van
burgemeester en wethouders èn dat der amendementen
de lijn van progressie door hem aangeduid is te zien op
de grapbische voorstelling, maar als men die omkeert.
De progressie moet voorgesteld worden, door eene lijn,
die, als het ware voortkomende uit eene horizontale lijn,
voortdurend en in toenemende mate stijgt zonder ooit tot
de loodlijn over te gaan
in plaats van met 0,2, maar de uitvoerige berekeningen
daarvan gemaakt door den rapporteur der 3de sectie
toonden aan, dat dan het percentage op bijna 4 in plaats
\an 3 ,/j moest gebracht worden om een gelijke opbrengst
te verzekeren, zoodat men bij de kleinere inkomens, die
mis- men wilde ontlasten, met de eene hand zoude geven, wat
met de andere teruggenomen moest worden.
Spr. haalt dit aan om erop te wijzen, dat rapporteurs
door de zaak van vele kanten te bekijken, hunne inge
nomenheid met het voorstel zagen toenemen.
Met de door den heer Troelstra geciteerde overwegin
gen, waarmede de regeering eene matige progressie ver
dedigde, kon spreker zich wel vereenigen. De voornaamste
quaestie is daarbij echter, welk cijfer kan worden aange
nomen, waarboven de draagkracht dezelfde blijft. Zonder
te willen beweren, dat deze theorie op voor allen bevre
digende wijze is neergelegd in het voorstel van burgemees-
"'6™ Vj'-e is ueoigeiegu in net voorstel van burgemees-
Spr. rs eenter practisch geweest en vond, dat men moest ter en wethouders, meenen rapporteurs toch met vertrou-
deren tot de werkeliikheid. Als mpn nn Hp erra nhicfhn OTPn rlnf vnnrofül lr. ii i
naderen tot de werkelijkheid. Als men op de grapbische
voorstellingen de hoekige lijnen van burgemeester en wet
houders en die der amendementen vergelijkt, dan ziet
men, dat die laatste eene grootere geleidelijkheid aanwijzen,
spr. vindt het beter de middenklassen te ontheffen ten
koste van de hoogeren gene, de nijvere klassen hebben
het niet het minst zwaar te verantwoorden en vaak moeite
genoeg om de belasting bij elkander te krijgen. Dat enkele
der lagere klassen door de voorstellen der amendementen
in ongunstiger positie zouden komen dan door dat van
burgemeester en wethouders is door den heer Middelkoop
in verband met de
doende toegelicht.
Wat betreft de vrees, dat de groote inkomens de stad
zullen verlaten bij het doorvoeren van eene hooge progres
sie, spr. deelt die niet, daar velen van hen toch gebonden
zijn door familiebetrekkingen, beroep enz. Maar bovendien,
al is het waar, dat geld alleen niet adel of aristocratie in
den goeden zin des woords meebrengt, toch vertrouwt
wen dat voorstel te kunnen aanbevelen, vooral om zijne
practisehe geschiktheid.
De heer Haverschmidt deelt vele bezwaren van den
heer Duparc, maar hij komt tot eene geheel andere con
clusie. Spreker is maar een matig voorstander van het
ontwerp. Zijne bedenkingen zijn van tweeërlei aard. In
de eerste plaats stelde hij zich de vraag, waarom zulk
een groot getal werklieden en kleine ambtenaren worden
buitengesloten, die toch zonder bezwaar 87'/, cent ge-
- r j meentelasten per jaar kunnen betalen. Spreker bedoelt
voorgestelde kinderaftrek reeds vol- eene klasse van 400—450 gulden, terwijl het nu begint
met 450 gulden, dat is 9 gulden per week, een loon, dat
in vasten dienst lang niet algemeen genoten wordt. Het
geeft wel wat administratieven omslag, maar spreker
vindt toch zeer juist, wat in het rapport van Januari 1899
als volgt geschreven staat
„Hij, die f 400 inkomen heeft, voldoet aan den eisch
van welstand en is kiezer, heeft dus uit hoofde van zijn
Men zou in dat geval een aftrek moeten nemen van
400 maar toen spreker ging rekenen bleek hem, dat
v de laagste klassen, wanneer men geen kinderaftrek toe-
I stond, in ongunstiger positie zouden verkeeren en op dit
practisch bezwaar is zijn plan afgestuit.
Toch wekt het bevreemding, dat van de 203 gezinnen
y van Werkmanslust en Eigen Brood bovenal, waar de
élite van den werkmansstand heet te wonen, 116, dat is
57 Seen cen* in de gemeentelasten bijdragen.
Sprekers tweede bedenking, ook die van andere leden,
v geldt de belangrijke verhooging van sommige klassen. Wan-
neer men weet, dat de drie hoogste aanslagen even groot
3 zijn, als de zeven eerste klassen, dat is 2322 aanslagen, met
2elkaar, dan houdt men zijn hart vast bij het denkbeeld,
■^dat een der drie ons ontvalt. En daarvoor bestaat kans.
Een der drie is iemand op hoogen leeftijd en een tweede
heeft zijn vertrek reeds aangekondigd. De heer Middel
koop maakt het nog erger door één belastingschuldige
B'/jj van den gebeelen hoofdelijken omslag te doen betalen.
Op den duur moet dit tot eene groote misrekening leiden.
In elk geval is het hoogst gevaarlijk spel, wanneer men
te veel op één kaart zet. Men berekende de stijging van
percentage reeds van 3.5 op 3.8 bij het verlies der drie
hoogste aanslagen, maar hoe hoog zou dat cijfer niet
«worden in het stelsel-Middelkoop. Nu is dit natuurlijk
ifleen bezwaar, dat ook de bestaande verordening geldt,
maar het bezwaar is er niet minder ernstig om.
Aannemelijker zouden de amendementen er zeker uit
zien, wanneer die enkele groote vermogens niet op het
kohier voorkwamen.
Bovendien strekt de heer Middelkoop zijne beschermende
'Jhand uit over inkomens tot 11000 gulden en die hebben
zijne hulp waarlijk niet noodig.
Burgemeester en wethouders laten de meerdere belas-
Hing betalen door 174, de heer Middelkoop door 42 per
sonen en nu is het duidelijk, dat vertrek of sterfgeval in
het eene geval weinig gevoeld wordt, in het andere
merkbare verhooging van percentage tengevolge heeft.
Spreker zal het hierbij laten. Hij vreest anders argu
menten te ontleenen aan de gedrukte stukken. Het sectie-
verslag, althans van zijne sectie, geeft trouwens uitnemend
weer, wat aldaar is ter sprake gebracht.
Alléén dit nog. Yolgens spreker vinden burgemeester
en wethouders in den heer Middelkoop een bondgenoot,
(in dien zin, dat hij, door een tweede ontwerp naast dat
■van burgemeester en wethouders te leggen, de raadsleden
•■onwillekeurig eene keuze laat doen en velen hunner, ook
spreker, met terzijdestelling der bezwaren, de stem zal
■doen geven aan het voorstel van burgemeester en wet
houders.
Het komt den Voorzitter voor, dat het op zijn weg
Bigt, den scherpen aanval, door den heer Middelkoop tegen
8de Nota gericht, kortelijk te beantwoorden. Hij behoeft
■tegenover de heftigheid van den heer Middelkoop zijner
zijds geen gelijke heftigheid te stellen, omdat zijns inziens
((het standpunt van burgemeester en wethouders zooveel
sterker is dan dat van dien spreker. Bevatte toch de
Nota slechts half zooveel onjuistheden, als de heer Middel
koop daarin gelieft te lezen dan had deze zijne krasse
uitdrukkingen door krachtige argumenten kunnen ver
vangen.
Mat nu het betoog van den heer Middelkoop zelf betreft,
meent spr. allereerst te kunnen tegenspreken, dat hij
door het dagelijksch bestuur niet behoorlijk zou zijn be
handeld.
In de vorige raadsvergadering toch heeft spr. tegenover
het toen door den heer Middelkoop uitgesproken voorne
men om de Nota schriftelijk te beantwoorden, zijn voor
nemen gesteld, om de ontwerpen op 2 April af te doen.
Bij de korte discussiedie zich hierover ontsponheeft spr,
gezegd, dat, tenzij een ander voorstel werd gedaan, die
datum voor de openbare behandeling bepaald bleef. Niemand
ook de heer Middelkoop niet deed zoodanig voorstel,
zoodat toen mocht worden aangenomen, dat met de open
bare behandeling op heden algemeen genoegen werd ge
nomen. Trouwens, een schriftelijk antwoord van de voor
stellers der amendementen had wellicht weder een repliek
van burgemeester en wethouders uitgelokt en wanneer
was dan het einde van de schriftelijke behandeling te
voorzien
De heer Middelkoop maakte straks eene vergelijking
met de behandeling in de Staten-Generaalen nu meent
spr., die vergelijking overnemende, te mogen constateeren,
dat, waar het regeerings-voorstellen geldt, bij het schrif
telijk debat het laatste woord steeds aan de regeering
verblijft.
En nu de aanvallen op de Nota.
Allereerst heeft de heor Middelkoop groote bezwaren tegen
den overgelegden staat van vergelijking, dien hij deels onjuist
noemt, deels gecopieerd van de door de amendementen
geleverde cijfers. Wat het laatste betreft, is het duidelijk,
dat bij de samenstelling van dien staat gebruik moest
worden gemaakt van de verschillende cijfers, die in de
vele gedrukte stukken voorkomen, dus ook van die der amen
dementen doch daarom is de staat daarvan nog geen
copie. Integendeel, hij vertoont met de staat B der voor
stellers dit kenmerkende onderscheid, dat, terwijl hierbij
eene verdeeling van 125 klassen is aangenomen, burge
meester en wethouders de vergelijking hebben gemaakt
naar de bestaande indeeling in 66 klassen en met spre
kende cijfers daardoor konden aantoonen, welken invloed
het tarief der voorstellers tegenover het hunne zou uit
oefenen op de bestaande inkomens. Dat die invloed in
de laatste kolom in woorden en niet in cijfers is uitgedrukt,
neemt de heer M. zeer kwalijk, omdat de verschillen voor
de lagere klassen gering zijn en dus niet blijkt, hoe
veel ongunstiger het tarief der amendementen voor die
klassen is. Hiertegenover voert spr. aan, dat het bezwaar
lijk aanging in den staat, wat ongunstig en wat gunstig
wasanders dan ongunstig en gunstig te noemendoch
dat ook burgemeester en wethouders in de conclusie, die
zij in de Nota uit den staat trekken, zeggen, dat hun
tarief voor de inkomens van 550 1600 nog iets gun
stiger is dan dat der amendementen.
Maar burgemeester en wethouders hadden, volgens
den heer Middelkoopniet mogen zeggendat het tarief
der amendementen die inkomens in ongunstiger conditie
brachtomdat bij de amendementen ook kinderaftrek is
voorgesteld, en deze de ongunstige verschillen ruimschoots
zou opheffen.
Spreker doet evenwel opmerkendat in de Memorie
van Toelichting tusschen de amendementen op het tarief
en tot invoering van kinderaftrek geen verband is gelegd
en voor het betoogdat dit verband door burgemeester
en wethouders niet kon worden gezochtheeft de heer
Middelkoop zooeven zelf het wapen in de hand gegeven
door te verklaren dat kinderaftrek past in elk stelsel.
De voorstellers der amendementen hebben derhalve, of
den kinderaftrek voorgesteld onafhankelijk van hun tarief
en dan gaat het zooeven genoemde bezwaar van den heer
Middelkoop niet op, öf daarmede in verband en dan moe
ten zijconsequent redeneerende, den kinderaftrek laten
vallen, indien hun tarief niet mocht worden aanvaard.
Burgemeester en wethouders spreken trouwens tegen,
dat kinderaftrek ook zou passen in hun stelsel. Hun
tarief is toch opgemaakt met terzijdestelling van dien
aftrek. Hadden zij dien gewild, dan zouden zij een andere
schaal van opklimming hebben gemaakt, omdat zij onder
geen beding de hoogste klassen nog zwaarder willen be
last zien dan volgens hun ontwerp, en dit zou noodwendig
het gevolg zijn van de toepassing van kinderaftrek naast
het door hen voorgedragen tarief.
I