160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901.
zal kunnen worden te bovengekomen opgrond van de wet van
9 Juli 1900 (Stbl. 118), welke evenwel nog niet in werking
is getreden. Intusschen kan hij den heer Haverschmid-
verzekeren, dat de aandacht van burgemeester en wethout
ders voortdurend op deze quaestie gericht blijft.
De heer Konter zegt, dat rapporteurs nog niet bevredigd
zijn door het antwoord van den heer Beekhuisde ge-
heele begrooting van den directeur der gemeentewerken
wordt door burgemeester en wethouders nagezien en dan
worden er allicht door hen posten geschraptgeheel het
zelfde willen rapporteurs nu zien toegepast betrekkelijk de
vervloering van straten de directeur legge een staat over,
waaruit burgemeester en wethouders, zoo noodig, een keus
doen. Dat dit onmogelijk of zelfs moeilijk zoude wezen,
*Y* o r>4".«nrfoH ''O f vwn•f1 r\n
De Voorzitter meent uit het gesprokene te mogen con-
cludeeren, dat de bedoeling van rapporteurs is, dat bur
gemeester en wethouders bij de toelichting van den betrek-
kelijken post globaal zullen aangeven, welke straten of
pleinen naar hun gevoelen in de eerste plaats voor ver
vloering in aanmerking komen, zonder dat die opgave nu
juist voor hen verbindend zij. In dat geval zegt hij
gaarne toedat burgemeester en wethouders bij eene
volgende begrooting het verzoek van rapporteurs in ernstige
overweging zullen nemen.
De heer van Ketwich Verschuur moet tot zijn spijt
weer eenige opmerkingen maken naar aanleiding van het
tramverkeer hier ter stede.
Het is een feit, dat telkens de Harlingersingel gebruikt
wordt voor het rangeeren van tramsdaarvoor is de
openbare weg niet bestemd bovendien loopt de wachter,
die de tram moet loodsen, lang niet altijd mede of ver
genoeg vóór den tram uit.
Op den hoek van de Willemskade en de Sophialaan
maakt de tram een vrij scherpe bocht, die het zeer wen-
schelijk doet zijn, dat, althans op marktdagen, aldaar een
wachter aanwezig is.
Verder voldoet het trambestuur niet aan de bepalingen
der concessie, wat de geoorloofde snelheid van rijden
binnen de bebouwde kom der gemeente aangaatdeze is
dikwijls veel meer dan de geoorloofde 5 KM. per uur
dat is de snelheid van een flink aanstappend persoon.
Spr. heeft gisteren nog een trein, bestaande uit locomotief
en 2 open goederenwagens, zeker tweemaal zoo snel aldaar
zien rijden.
Dikwijls worden zijns inziens te veel wagens tegelijk
vervoerd het gevolg is dan, dat de locomotief grooter
vaart moet zetten, om den zoo langen trein door de bochten
heen te krijgen, dewijl er alsdan veel wrijving van de
wielen tegen de rails te overwinnen is.
Gedurende de eerste 14 dagen, dat de tram tot het
stationsplein doorreed, heeft de directie een man met een
vlag voorop laten loopen, zeker om het publiek er aan te
doen gewennen daarna vond men het zeker niet noodig
dien maatregel voort te zetten maar de veiligheid dient
toch gewaarborgd te worden.
Ten slotte, de instapplaats bij het spoorwegstation is
slecht verlicht; een weinig licht komt slechts van de
groote lantaarn, die midden op het plein staat.
Spr. heeft deze opmerkingenwaarop de artt. 2022
25, 26 en 27 der concessievoorwaarden betrekking hebben
en waarin de middelen tot herstel worden aan de hand
gedaan, aan de aandacht van burgemeester en wethouders
willen onderwerpen, niet uit vitzucht, maar om voor zich
verantwoord te zijn door tijdig, vóórdat ongelukken ont
staan, te hebben gewaarschuwd, en dewijl het Dagelijksch
bestuur ten slotte het College is, waarop alle verantwoor
delijkheid in deze rust.
De Voorzitter dankt den heer van Ketwich Verschuur
voor de gemaakte opmerkingendie ongetwijfeld aanlei
ding zullen geven tot nader ingrijpen vanwege burge
meester en wethouders.
Wat het rangeeren op den Harlingersingel betreft, dit
is niet alijd te vermijdenzooals spr. is gebleken bij de
laatste conferentie met den Directeur der maatschappij,
daar de wissels op het eigenlijke rangeerterrein niet al
tijd voldoende zijn.
De directeur is er reeds meermalen op gewezendat
de seinwachter op den Harlingersingel bij het rijden der
trams niet altijd behoorlijk zijne plichten vervult en on
getwijfeld zullen burgemeester en wethouders in deze ver
der aandringen op handhaving der aangegeven maatrege
len voor de veiligheid.
Wat het rijden betreft op het onlangs in exploitatie
gebrachte baanvak, dit hebben burgemeester en wethou
ders, alvorens speciale voorschriften te geven, aanvankelijk
willen aanzien, maar als het blijkt, dat er gegronde klach
ten uit zijn ontstaan, zegt spr. gaarne toe, dat ook in
deze daaraan zal worden tegemoet gekomen.
De heer Hijlkema belooft den staat van verlichting van
de uitstapplaats te laten onderzoeken en bij gebleken be
hoefte daarin verbetering aan te brengen.
De heer Beucker Andreae kan, voor zooveel noodig,
de opmerkingen van den heer van Ketwich Verschuur
bevestigen, trouwens vóór den aanvang dei vergadering
had hij den Voorzitter er over gesproken, die daarop ook
toezegging had gedaan om aan de geuite klachten tege
moet te komen.
Volgn. 112 wnrdt daarop ongewijzigd aangenomen.
Volgn. 113.
Het uitgetrokken bedrag wordt verhoogd met f 640 en
gesteld op 5840. In de toelichting wordt voor het leiken
van grachten enz. het cijfer f 1000 vervangen door f 1400
en de volgende post nog aa ngebrachl
Hekwerk op den walmuur van de Sneekerkade bij de
Harlingervaartsbrug f 240.
Het totaal van afdeeling hoofdstuk III wordt nader
uitgetrokken op f 61014.
De heer Wilhelmij geeft in overweging bedoeld hek
zoo spoedig mogelijk te plaatsen.
De Voorzitter deelt mede, dat eene spoedige uitvoering
in het voornemen ligt.
De heer Haverschmidt doet opmerken, dat het late najaar,
wanneer de sluizen geopend zijn, eigenlijk geen geschikt
moment is om te spreken over den stank der grachten,
maar hij wenscht toch even terug te komen op zijne be
wering in de sectie, dat men ten einde raad eerlang zal
moeten besluiten tot demping der binnengrachten.
„Dit radicale denkbeeld is ons nog te machtig", zeggen
burgemeester en wethouders, maar spreker vindt, dat men
zich langzamerhand toch met dat denkbeeld vertrouwd
moet maken. Nieuw is het trouwens niet. Reeds de
heer van Sloterdijck wees er op in 1898, toen 6000 gul
den aan de Lange pijp moesten worden besteed en de
Voorzitter verklaarde bij deze gelegenheid, dat deze uitgaaf
geen beletsel zou zijn om eventueel tot demping over te
gaan.
Afgescheiden van de stankkwestie heeft demping vele
voordeelen. Men denke toch aan de 15400 gulden, die
eene radicale verbetering van de Korfmakerspijp moet
kosten, aan den vervallen toestand der hooge Kelders, aan
de adressen van de bewoners van het Naauw, aan den
gevaarlijken afrit bij de Gouden Bril, om niet te spreken
van de onderhoudskosten van wallen en pijpen, en men
stelle zich eens voor de prachtige boulevard, die er van
de Nieuwestad kan worden gemaakt. Spreker meent te
weten, dat de wethouder voor de openbare werken wel
iets voor zijn denkbeeld gevoelt, en hij beveelt hem de
zaak ter overweging aan, wanneer de walmuren weer een
aanzienlijk offer van de gemeentekas komen vragen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901. 161
De heer Beekhuis zegt, dat de heer Haverschmidt hem
niet ten onrechte eenige sympathie voor het plan van dem
ping van binnengrachten toeschrijftde groote schaduw
zijde is het hooge kostenbedrag, indertijd voor de Nieuwestad
alleen reeds geraamd op ongeveer ƒ250,000.een uitgaaf,
waartoe men niet zoo licht besluit. Trouwens met de
eischen van het verkeer te water valt ook rekening te
houden.
Gaarne intusschen wil spr. toezeggen, dat, ingeval van
belangrijke reparaties aan de walmuren, burgemeester en
wethouders het denkbeeld nader overwegen zullen.
Volgn. 113—115 worden ongewijzigd aangenomen.
Volgn. 116.
De heer van Messel bracht in de sectie ter sprake de
quaestie van doorspoeling van de urinoirsrapporteurs
zeggen daaromtrent, dat, waar de urine in tonnen wordt
opgevangen, eene geregelde doorspoeling niet mogelijk is
en alleen dan zou kunnen plaats hebben, wanneer zij in
de riolen werd geloosd daarin wordt niet de wensche-
lijkheid bestreden, maar alleen bezwaar geopperd daarom
zou spr. wenschen een uitloozing in de riolen, gelijk ook
in andere plaatsen het geval is, om te kunnen komen tot
doorspoeling.
De Voorzitter herinnert er aan, dat de raad in 1893
bij politieverordening bepaald heeft, dat geene faecale
stoffen in openbare wateren mogen worden geloosd. Het
zal dus niet aangaan, dat de gemeente zelve dit verbod
overtreedt.
De heer van Nlessel dankt voor de verkregen inlichting,
maar zou dan willen komen tot eene opheffing van bedoeld
verbod.
De Voorzitter belooft deze zaak ter sprake te brengen
bij de commissie voor de strafverordeningen.
De heer van Ketwich Verschuur vestigt de aandacht
op den toestand van het urinoir bij de Vrouwenpoorts-
brug; het pad daarlangs is onbegaanbaar tengevolge
van de urine-afloop van de helling, waarop het urinoir
staat, reden waarom hij in overweging zou willen geven,
tegen dien waterafloop, de bevloering met een opstaande
steenen rand te omgevenzooals reeds elders is geschied.
De heer Hijlkema kan mededeelen, dat verbetering van
bedoeld urinoir reeds in onderzoek is en voor uitvoering
slechts gewacht wordt op betere weersgesteldheid.
Het volgn. wordt ongewijzigd aangenomen.
Volgn. 117.
De heer van Messel heeft eveneens in de secties be
sproken de wenschelijkheid om het bestrooien der straten,
bij vorstig weder, niet meer aan de ingezetenen op te
dragen, maar dit vanwege de gemeente te doen plaats
hebbenhij is het eens met het antwoord door Rappor
teurs gegeven, dat de moeite voor elk ingezetene indivi
dueel gering is; wenschelijk zou het stelsel dus zijn, als
het maar werd gehandhaafd. Het opmaken van proces
verbaal wekt nu juist geen aangename stemming onder
de burgerij, daarom ware het wellicht beter van gemeen
tewege een zandsproeiwagen in dienst te stellen. Spr.
vindt, dat de veiligheid der ingezetenen boven alles moet
gaan.
De heer Oosterhoff durft niet uitmaken, of het bestrooien
der straten met een soort sproeiwagen zal kunnen plaats
hebben, maar meent er op te moeten wijzen, dat het be
oogde doel dan niet zal worden bereikt, daar op die wijze
wel de rij- maar niet de voetpaden bestrooid zouden wor
den, waarvoor het toch in het belang der voetgangers in
de eerste plaats noodig is.
De heer Hijlkema gelooft, dat de opmerking van den
heer Oosterhoff afdoende is. De meest vlugge manier is,
dat de bewoners zelf voor de bestrooiïng zorgen, en voor
de nakoming waakt de politiewat de pleinen betreft,
daarvoor zorgt de gemeente zelveuitbreiding van die
taak zou te veel kosten.
De heer van Messel gelooft, dat het hier niet zoozeer geldt
eene quaestie van uitvoering (immers in andere plaatsen
wordt ook van gemeentewege zand gestrooid), als wel een
quaestie van beginsel.
De heer Wolff acht het raadzaam den bestaanden toe
stand te handhaven, in de meeste andere plaatsen bestaan
verordeningen gelijk als de hier geldende, in Groningen
o.a. ook, en waar nu deze stad zoo dikwijls als voorbeeld
wordt aangehaald, daar is het beter haar ook nu te volgen.
Voor de rechtsgeldigheid zij men bovendien niet bevreesd,
daar de Hooge Raad onlangs in een arrest de Groningsche
verordening als rechtsgeldig heeft erkend.
Het volgn. wordt ongewijzigd aangenomen.
Volgn. 118.
De heer Wilhelmij heeft in de sectie besproken de
verlichting van de beursklok, ook gedurende de vroege
morgenuren in den winterniet alleen voor de omwo
nenden is dit van belang, maar vooral voor hen, die naar
den eersten trein gaan een dergelijke maatregel behoeft
ook maar weinig te kosten.
Spr. beveelt deze zaak aan in de aandacht van den
voorzitter der gascommissie.
De heer Hijlkema deelt mede, dat reeds besloten is
de bedoelde gaspit altijd te laten doorbrandenmeer dus
nog, dan de heer Wilhelmij gevraagd heeft, wordt gegeven.
De volgns 118—133 worden goedgekeurd; het laatste
no. aldus gewijzigd
het uitgetrokken bedrag wordt verlaagd met f 4700 en
gesteld op f 92000.
In de toelichting wordt het cijfer 8S vervangen door
84; het cijfer f 94.776 door f90.468 het cijfer f96 704
door f 92.396 en het cijfer f 96.700 door f 92.000.
Het totaal van afd. IV van hoofdstuk III wordt
nader uitgetrokken opt f 177.380.
Het totaal van hoofdstuk III wordt nader vastgesteld
op f 324.829.
Volgn. 134.
De heer Melchers wenscht na de indiening van eene
motie in het begin der beraadslagingen geen voorstellen
te doen, die daarvan het uitvloeisel zouden zijn.
Afgescheiden van die motie wenscht hij echter eene
poging te doen om eenige misstanden weg te nemen.
Vooreerst wenscht hij de aandacht van burgemeester
en wethouders er op te vestigendat de stokersbazen niet
allen een gelijk loon verdienen n.l. f 16.50, f 14.en
13.50, dit vindt hij een gebrek in de salarieering.
De jaarwedden dei stokers aan de gasfabriek zijn in 6
jaren achteruitgegaan tot staving daarvan haalt spr. eenige
voorbeelden aan