ty "WfftFJ'-if* J. K" mir'. 16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 11 Februari 1902. De heer Middelkoop is het, bij nalezing van het ver slag der vergadering van 26 November j.l. opgevallen, dat de heer Melchers zich niet in alle opzichten even nauwkeurig heeft uitgedrukt en enkele dwalingen heeft verkondigd, welke te vermijden beter ware geweest; voor het doel, dat die geachte spreker op het oog had, heeft •'ij echter wel sympathie. De heer Melchers bracht destijds ter sprake de ver houding tusschen gemeente en werklieden, daarbij zeide hij „dat hij gaarne zou zien, dat nu reeds de gemeente „in de organisatie dor werklieden de rechtspersoon wilde „erkennen", deze zinsnede zou nu den schijn verwekken, als of de gemeente bedoelde vereeniging niet als rechtsper soon erkende, maar spr. wil dan doen opmerken, dat deze rechtspersoon geheel iets anders is, dan treden met die organisatietot dit laatste erkenning als het in overleg is het bestaan persoonlijkheid lieer Melchers toch allicht tot Onmiddellijk als vereeniging, afgescheiden van de rechts voldoende, deze dwaling wel niet van reeds is verkeerde na de den betoog van ling deze dwaling van groot belang, maar zou conclusies aanleiding geven, ingehaalde zinsnede volgt: „en tevens de werklieden niet als koopwaar beschouwde" maar dit heeft met de erkenning als rechtspersoon even min iets te maken. De vergelijking van den hoogleeraar met den werk man gaat ook nogal mank. Tusschen die catagoriën is een hemelsbreed verschil, vooral in speciale bekwaamheid. Spr. kan zich voorstellen, dat de arbeid voor de gemeente te verrichten, bijv. het schoonhouden der straten, aan groepen van werklieden wordt uitbesteed, maar het wil er bij hem niet in 0111 aan den minst biedende uit te besteden het geven van colleges in de wijsbegeerte van Spinoza of in de leer van Marx. De grootste onnauwkeurigheid, die voortdurend in het den heer Melchers voorkomt, is de gelijkstel van de verhouding tusschen gemeente en hare werk lieden of ambtenaren met het gewone arbeidscontract; daartusschen bestaat een groot verschil, immers de ver houding van den ambtenaar tot de publieke autoriteit is een geheel andere. Dij het gewone arbeidscontract staan twee particulieren tegenover elkander, en dan kan, gelijk bij de meeste burgerlijke contracten, bij de minste afwijking der bepalingen ontbinding geëischt worden, dit is niet liet geval bij de verhouding van den ambtenaar tot de publiekrechtelijke corporatie; doorvoering n.l. van dien regel zou onmogelijk zijnals voorbeeld haalt spr. aan de invoering van de vermogens- en bedrijfsbe lasting, de eerste werd opgedragen aan de ambtenaren der registratie en domeinen, omdat die op de hoogte waren van registratie en successie, zij waren de eenige ambtenaren voor die taak geschikt en berekend. Stel, dat bedoelde ambtenaren nu slechts door een gewoon pri vaatrechtelijk arbeidscontract gebonden waren geweest, dan hadden zij kunnen zeggen: in onze instructie is geen sprake van vermogensbelasting, en had de regeering in de onmogelijkheid verkeerd die wetten in te voeren. In verband met de nieuwe belastingverordening had de ge meente zoo op gelijke wijze tegenover hare ambtenaren kunnen staan. Spr. s conclusie is dus, dat, als alle betrekkingen in de verhouding der publiekrechtelijke corporatie tot de ambtenaren voor goed geregeld waren, op den duur niets voortgang zal hebben. Er moet een eenzijdige dwang zijn, waarbij de ambtenaar of werkman verplicht is zich neer te leggen. Even onnauwkeurig als de toelichting van de motie is, zoo is ook de motie zelve. Deze gewaagt van een loon regeling, waarbij tegelijk „gelijk loon voor gelijken arbeid wordt betaald' en „eene geregelde promotie plaats heeft", nu is het een feit, dat bij het overgrootc deel der amb tenaren de promotie afhangt van de anciënniteit, wil men dus geregelde promotie, dan maakt men gelijke betaling van gelijken arbeid onmogelijk. Op grond van het vorenstaande komt spr. tot de con clusie, dat de motie-Melchers niet voor aanneming vat baar is. Spr. wenscht daarom deze als volgt te amen- deeren, met een ruimere redactie, (plotselinge wijziging zou niet wenschelijk zijn, alleen bij gevoelde behoefte), waarbij de nadruk wordt gelegd op het wenschelijke van overleg tusschen beide „partijen". De Daad, van oordeel zijnde, dat het wenschelijk is, om de rechten en verplichtingen tusschen de gemeente en hare ambtenaren en werklieden, na onderling overleg vast te stellen; noodigt burgemeester en wethouders uit, om bij de vaststelling of wijziging der betrekkelijke instruction dat overleg te bevorderen." De beteekenis van die motie is, dat, naarmate er be hoefte bestaat van wijziging, burgemeester en wethouders daaromtrent met de belanghebbenden in overleg treden. Spr. koos het woord „overleg" en niet „onderhandeling" omdat de verhouding anders is dan tusschen particulie ren. Hier hangt alles af van „onderhandelen" daar van „overleggen". Spr. legt er den nadruk op, dat ten slotte de gemeente te beslissen heeft, hoe de rechten en Verplichtingen zullen worden geregeld. Spreker vertrouwt, dat de motie in dezen vorm wel de goedkeuring van den raad zal kunnen wegdragen. De Voorzitter is door den heer Middelkoop niet over tuigd, dat zijne motie, gelijk hij het noemde, een amen dement is op die van den heer Melcherstenzij dus laatst genoemde de motie mocht na eventueele verwerping aan de orde stellen. overnemen, zal hij haar eerst de motie-Melchers kunnen van De heer Melchers verklaart de motie van den heer Middelkoop over te nemen. De heer Troelstra zegt vele punten te hebben aange- teekend, om de stellingen van den heer Melchers en diens toelichting op de motie te weerleggen, maar de heer Mid delkoop heeft zich reeds zoo goed gekweten van deze taak, dat spr. het niet zou kunnen verbeteren. Alleen over bijzonderheden zou spr. kunnen uitweiden, maar nu de motie van de baan is, is ook dat overbodig. De motie-Middelkoop heeft nu tot strekking het over leg tusschen het gemeentebestuur en de ambtenaren en werklieden aan te wakkeren. Vele instructies voor ambtenaren zijn door den raad vastgesteld, bijv. de instructies voor de directeuren der verschillende takken van dienst, de boekhouder der gas fabriek, de doodgravers, voor zoo ver voor hen eene in structie voor bestaat. Voor zoo ver door burgemeester en wethouders in struction worden vastgesteld, worden die aan den raad medegedeeld of in het gemeenteblad opgenomen, zoodat de raad daarmede bekend is en er aan- of opmerkingen over kan maken. Spr. zou zich nu kunnen voorstellen, dat er eene vaca ture is ter secretarie. Is nu de bedoeling, dat men in overleg met den voor de benoeming in aanmerking ko mende zal treden, of dat, als burgemeester en wethouders de instructie voor de ambtenaren ter secretarie meenen te moeten herzien, zij aan hen het concept eens ter be oordeeling gavenzoo dit laatste het geval is, dan oordeelt spr. de motie onschuldig. Hetzelfde zou zich spoedig kunnen voordoen met de instructies voor de werklieden, die Burgemeester en wethouders en de directeuren heb ben vastgesteld. Natuurlijk zullen dan niet alle werklie den geraadpleegd kunnen uit hen. Als dit nig bezwaar tegen de motie de beslissing blijft bij Intusschen meent spr. hier de zjjde van burgemeester der werklieden zijn in acht vereenijring „Ons Belang" aan den raad een adres in worden, maar eene deputatie eenvoudig de bedoeling is. burgemeester zou spr. wei hebben, daar in elk geval en wethouders, te mogen zeggen, dat van en wethouders de belangen lil 190U diende de raad een adres waarin korte arbeidsdag gevraagd werd algemeene loonsverhooging, ver door vermeerdering van personeel, Zon- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad dagsrust, recht op verlof enz.burgemeester en wethou ders hebben bij hun prae-advies nominatieve staten over gelegd, waarop waren aangegeven de bezoldiging met emolumenten, het al of niet gehuwd zijn en aantal kinde deren van elk werkman en uit de conclusie van het praeadvies, dat burgemeester en wethouders toen hebben ingediend, blijkt dat zij voornemens waren op verschil lende o-euitte wenschen te letten, al sprak de raad, over eenkomstig hun voorstel ook met groote meerderheid van stemmen uit, dat in algemeene loonsverhooging en ver kortin0, van arbeidsduur door vermeerdering van perso neel' niet kon worden getreden. Toen toch is nog datzelfde jaar door burgemeester en wethouders eene instructie vastgesteld en is in de aan schrijvingen aan de verschillende directeuren met de ge opperde bezwaren rekening gehouden. leder werkman heeft een gedrukt exemplaar van de instructie door zijn directeur onder goedkeuring van bur gemeester en wethouders vastgesteld. Dat is dus al een stap geweest in de richting, die men wenscht. De heer Melchers zeide, dat de werklieden toch niet „gehoord" waren, dat is zoo, maar daartegenover staat, dat zij tal van adressen hebben ingediend, waardoor bur gemeester en wethouders met verschillende klachten be kend waren en die onder de oogen konden zien. Zij heb ben hun stem dus wel, doen hooreu; inderdaad zijn zij in dit opzicht volstrekt niet scrupuleus. De geachte voor steller der motie beklaagde zich over art. 4 der instruc tie voor de werklieden van de gasfabriek, maar het valt toch niet te betwijfelen, dat er omstandigheden zich kun nen voordoen, dat de werklieden werkzaamheden moeten verrichten die niet tot hunne gewone taak behooren, b. v., als er eens iets bijzonders in de fabriek gebeurt, zal de directeur toch het recht moeten hebben om alle werk lieden zoo noodig tijdelijk ander werk te laten doen; er bij staat nogdat voor die werkzaamheden vergoeding kan worden gegeven, als zij buiten den gewonen werk tijd vallen. Dan beklaagde de heer Melchers zich er nog over, dat wanneer tijdelijk voor de stokers soms toepassing van het het tweeploegenstelsel noodig mocht zijn, zij voor den langoren werktijd geeu vergoeding krijgen, maar men moet aan den anderen kant niet vergeten, dat, niettegen staande de vermindering van den arbeidsdag met 4 uren de loonen voor de stokers dezelfde zijn gebleven. Is het dan zoo onbillijk, dat voor dien eventueel meerderen werk tijd geen vergoeding wordt gegeven De heer Middelkoop wees er reeds op, dat geregelde promotie niet mogelijk is bij het stelsel van gelijk loon voor gelijken arbeid. Dat strijdt tegen elkaar. Spr. herhaaltals de bedoeling van de motie-Middel koop eenvoudig is het overleg met de werklieden te be vorderen, dan heeft hij daartegen geen bezwaar, maar de eindbeslissing blijft bij burgemeester en wethouders. De heer Melchers verklaart zijne motie ingetrokken te hebben, omdat hij meende dat die van den heer Middel koop meer kans van slagen had, daar deze minder detail leert, alleen zou hij den wensch willen uitspreken, dat burgemeester en wethouders een betere salarieering voor stonden. Spr's. wensch „geregelde- promotie" nam zijn oorsprong uit de z. i. bestaande onbillijkheid, dat gelijke dienst jaren ongelijk beloond worden. Het blijft intusschen mogelijk, dat de heer Hijlkerua ook tegen de motie-Middelkoop zal stemmen. De Voorzitter doet opmerken, dat de motie van den heer Melchers niet meer aan de orde is en dus evenmin repliek op de bestrijding daarvan. De heer Melchers acht toch wel geoorloofd de bezwa ren van den heer Hijlkema, die een algemeene standpunt karakteriseeren, te weerleggen. van Leeuwarden, van Dinsdag 11 Februari 1902. 1 7 De heer Hijlkema dan zeide, dat het niet aanging de hoogere finaneieele lasten tengevolge van betere salari eering te leggen op de schouders van de belastingschul digen, en maakte er bezwaar tegen, door het bepalen van een goed loon, den particulieren werkgever te brengen tot betere betaling van zijn eigen personeel. Maar uit is een gevolg van diens sprekers grootere sympathie voor de werkgevers. Een vrijheid om te dingen naar de betrek kingen, zooals verder door dienzelfden spr. werd gezegd, bestaat niet, wel een nood om te arbeiden. Wat de door den heer Hijlkema opgenoemde loonen voor het aschland en den reinigingsdienst aangaat, spr. hoopt dat er te dien opzichte geen soortgelijke vergissing be gaan is, als eenige jaren geleden, ten minste hij weet niet, waar een loon van f 910 verdiend wordt, mis schien komt men op dit cijfer door fooien er bij op te tellen, maar zoo dit liet geval is, moet spr. daartegen op komen, want dat aannemen van fooien van het publiek door de gemeente eigenlijk, is beneden hare waardigheid. Als die looien bij het loon geteld worden, krijgt feitelijk de gemeente de fooien. De heer Middelkoop had zijne bezwaren tegen de ver gelijking tusschen do positie van een hoogleeraar met die van den werkman niet behoeven uit te spinnen. Spr. wilde met die vergelijking alleen aantoonen, dat men bij salarieering van een hoogleeraar niet met vraag en aan bod te rade gaat, evenmin bij die van onderwijzers. Het gewone koopmansstandpunt, waarop de heer Hijlkema blijkt te staan is eenigszins onbarmhartig. De geschiedenis-Vrij dal blijft spr. handhaven ondanks de tegenspraak, zij is niet maar een praatje. De heer Middelkoop maakte een geheel overbodige onderscheiding van spitsvondigheden, ounoodig, omdat het beginsel, dat de arbeider gelijke rechten moet hebben als de werkgever, juist is. Spr. geeft toe, dat de intensiteit van den arbeid ver schillend kan zijn, maar hij wil dan toch bij de loonre geling rekening houden met den levensstandaard. Al geeft de motie-Middelkoop niet alles aan, wat spr. wenscht, hij hoopt toch, dat ook een regeling der pro motie zal gemaakt worden en een regeling, waarbij voor gelijken arbeid gelijk loon wordt gegeven. De Voorzitter heeft den heer Melchers gelegenheid tot repliek willen geven, maar zal nu het debat over de motie- Melchers sluiten, daar deze is ingetrokken. De heer Middelkoop zegt dat, al moge de heer Melchers meenen, dat zijne motie minder omvat, zij toch alles vraagt, wat zij vragen kanals men in aanmerking neemt de betrekking van de gemeente tot hare ambtenaren en werklieden. Spr. zou, als hij in de positie van den heer Melchers was geweest en gemeend had, dat de nieuwe motie niet zoo sterk was of minder omvatte, diens motie gehand haafd hebbendat is een betere wijze van handelen, dan het op te geven, omdat de kans van slagen minder groot was. Spr. verkeerde dikwijls in hetzelfde geval als de heer Melchers nu, n.l. dat hij vooruit wist, dat zijn motie of voorstel zou worden verworpen, maar daarom verliet hij de eenmaal ingenomen positie niet, hij stelde dan zijne overtuiging van het recht hooger dan de beslissing van den raad. Aan den heer Troelstra zou spreker nog kunnen ant woorden, dat het natuurlijk de bedoeling is, dat de be trokken personen gehoord worden bij eene opnieuw vast stelling der instructiën, en niet zooals onlangs geschied de, dat die instructiën worden uitgereikt zonder overleg bij de vaststelling. De heer Van Ketwich Verschuur zegt met aandacht den heer Melchers te hebben gevolgd in de uiteenzetting van diens systeem, hij drukte daarbij de hoop uit, dat iets voor de werklieden bereikt zal worden. Men bedenke echter, dat de Daad nu eenmaal de regeling van de loonen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 3