52
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 April 1902.
geval met regenachtig weer, dan is de toestand aldaar
bepaald slecht.
Ten opzichte dezer zaak neemt spr. dit standpunt in,
dat al naarmate een bebouwde kom zich uitbreidt, de
daar gelegen grintwegen ook in straatwegen moeten wor
den veranderd.
Ook hier geldt het verlenging van den bestaanden
straatweg en daarom gaat het niet aan om, gelijk de
heer Peddema wil, een gedeelte over te slaan en den weg
voor het terrein van Lachniet te bestraten.
Trouwens tot dit laatste kan toch niet worden over
gegaan, zoolang de eigenaren dier panden niet aan hunne
verplichtingen ten opzichte van slootdemping en rioleering
hebben voldaan.
Iiesumeerende komt spr. tot de conclusie, dat de straat
weg geleidelijk doorgetrokken moet worden en dat de
Raad dus goed zal doen het aanhangige voorstel aan te
nemen.
De heer Feddema merkt op, dat de wethouder van
publieke werken toegeeft, dat de toestand niet ongun
stig is, en al is er nu door vroegere bewoners gezondigd,
dan gaat het toch niet aan voor de latere bewoners
strafexercitie te houden. Een eind verderop is de weg
veel slechter en ernstige dingen gaan voor minder ern
stige. Daarom wenscht spreker, dat eerst het slechtste
gedeelte van den weg onder handen wordt genomen, al
sluit dat dan ook niet aan den bestaanden straatweg aan.
De heer Beekhuis wenscht nog even te antwoorden.
Dat verdere gedeelte van den weg kan voorloopig niet
verbeterd worden, daar de gemeente nog geen eigenares
is van de gedempte sloot. Bedoelde sloot behoorde half
om half aan den eigenaar van den grond en de gemeente.
De bedoeling was eertijds dien grond bij den weg te trek
ken, maar de daarvoor gestelde voorwaarden zijn niet
nagekomen.
Maar ook al was dat zoo, dan zou het toch niet aan
gaan eerst tot het bestraten van een volgend gedeelte
over te gaan en er een stuk tusschen uit te laten.
Geleidelijk moet men verder gaan en spreker geeft
gaarne de verzekering, dat hij zal meewerken om ook
het volgend gedeelte in straatweg te veranderen, zoodra
de aangrenzende eigenaren aan hunne verplichtingen
hebben voldaan.
De heer Wolff komt ter vergadering.
De Voorzitter merkt op, dat er gesproken wordt over
een onderwerp, dat niet aan de orde is, over een gedeelte
weg, dat in het voorstel niet is genoemd.
Spreker deelt mee, dat burgemeester en wethouders
indertijd het verzoek hebben afgewezen, omdat er toen
geen geld beschikbaar was.
Het is raadzaam dit gedeelte weg van klinkertbestra-
ting te voorzien, en volgens het rapport van den direc
teur der gemeentewerken is een straatweg ook goedkooper
in onderhoud dan een grintweg.
M anneer men de menschen helpt met straatjes naar
hun woning, dan is dit iets particuliers. Daartoe kunnen
belanghebbenden zich wenden tot burgemeester en wet
houders met een verzoek om gebruik van gemeentegrond,
doch zij dienen die straatjes voor eigen rekening aan te
leggen.
De beraadslaging wordt gesloten, en het voorstel van
burgemeester en wethouders in stemming gebracht, wordt
aangenomen met 17 tegen 1 stem, die van den heer
Peddema.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan
meg. A. L. 'ollard eervol ontslag te verleenen als leerares
in de wiskunde aan de middelbare school voor meisjes met
ingang van 1 September a. s. en haar een jaar lij ksch pen
sioen te verleerfen van f 720.
Het voorstel van burgemeester en wethouders is van
den volgenden inhoud:
Bij adres d.d. 24 Maart 1902 verzoekt mej. A. L.
Collard, leerares in de wiskunde aan de middelbare school
voor meisjes, om redenen van gezondheid, met ingang
van 1 September e. k. als zoodanig eervol ontslag.
De commissie van toezicht op het Middelbaar Onder
wijs, door ons over dit verzoek gehoord, adviseerde bij
missive d.d. 25 Maart 1902 no. 929 tot inwilliging van
het verzoek, waarbij zij tevens in overweging geeft, haar
zoo mogelijk een pensioen te verleenen van f 800.
Omtrent het bedrag van het toe te kennen pen
sioen meenen wij te kunnen volstaan met eene verwij
zing naar de verordening van 1893, waarbij de hoegroot
heid van het pensioen is bepaald, waarvan naar onze
meening niet kan worden afgeweken.
Onder overlegging van dit advies en van eene ver
klaring van Dr. S. Meindersma, dat mej. Collard wegens
lichaamsgebreken, bij voortduring ongeschikt zal zijn
hare betrekking waar te nemen, hebben wij, onder ver
wijzing naar art. 1 der verordening omtrent het verlee
nen van pensioen (Gemeenteblad 32 van 1893) en den
hierbijgaanden staat van dienst, de eer u voor te stellen
te besluiten
Aan mej. A. L. Collard
eervol ontslag te verleenen als leerares in de wiskunde
aan de Middelbare school voor meisjes, met ingang van
1 September a. s.
II. een jaarlijksch pensioen toe te kennen van 720.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig de conclusie van het voorstel besloten.
5. Praeadvies van burgemeester en wethouders op een
adres van A. G.v. d. Meijverzoekende goedkeuring van een
bouwplanvaststelling der rooilijn, ruiling van grond enz.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Haverschmidt maakt de opmerking, dat bij
dit voorstel een belangrijk punt onopgelost blijft, namelijk
de overdracht der straat, in sprekers oog van zooveel
gewicht, dat hij niet met het voorstel kan meegaan. Adres
sant vroeg 7 Maart naar de voorwaarden, verbonden aan
de overname en die waren van dien aard, dat hij ver
klaarde zijn verzoek voorshands in te trekken.
In de gegeven omstandigheden weten we, wat dit be-
teekent.
Wanneer adressant in alles zijn zin heeft gekregen,
aansluiting aan den gemeenteweg, ruiling van grond,
demping van een sloot, dan zal er verder geen sprake
meer zijn van de straat, die natuurlijk eene particuliere
straat zal blijven met alle ellende daaraan verbonden,
zooals verkoop van de perceelen volgens plaatselijk ge
bruik met eenige meters straat, geen onderhoud, geen
gasbuizen van gemeentewege en misschien wel met een
hek dwars over de straat, zooals hier bij particuliere stra
ten wel meer voorkomt. Zoolang de zaak op dit punt
onbeslist blijft, wenscht spr. door aanneming van dit voor
stel niet mede te werken het getal particuliere straten
nog met een te vermeerderen.
Spr. heeft in de stukken niet veel gemerkt van over
leg met adressant en hij wenscht door eene motie dit
overleg burgemeester en wethouders aan te hevelen. Uit
eene vroegere discussie is het bekend, dat spr. een voor
stander is van kostelooze overdracht, maar hij wil bur
gemeester en wethouders, die het Groningsch systeem
zijn toegedaan, namelijk een som voor onderhoud en een
fonds voor vernieuwing, een stap nader treden, en hen
in overweging geven, adressant te doen betalen een be
drag voor onderhoud en verlichting, zijnde 150. Spreker
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 April 1902.
53
vleit zich, dat met een adressant, die zulk een goed bouw
plan aa ibiedt, wel eene overeenkomst in dien geest is te
treffen.
Sprekers motie luidt als volgt:
De Raad
gezien het praeadvies van burgemeester en wrethouders
op een bouwplan enz. van A. G. van der Meij,
besluit het voorstel aan te houden en burgemeester en
wethouders te verzoeken met adressant in nader overleg
te treden in zake de overdracht van de straat.
De motie, ondersteund wordende, komt in beraadslaging.
De heer Beekhuis wenscht met een enkel woord de
motie van den heer Haverschmidt te bestrijden.
Hij zal vertellen wat er in deze zaak is gebeurd.
Het bouwplan is bij burgemeester en wethouders her
haaldelijk besproken en met adressant is gemeen overleg
gepleegd. Zijn adres heeft hij ingediend, in overleg met
den directeur der gemeentewerken opgemaakt, opdat daar
over geen verschil van meening zou ontstaan.
Toen adressant vroeg om de straat direct aan de ge
meente over te dragen, werd in het belang der zaak daar
over vooruit onderhandeld, hoewel volgens de verordening
een straat eerst kan worden overgedragen na hare vol
tooiing, en toen werd gevraagd, op welke voorwaarden
dat zou geschieden om in dien geest een voorstel te doen.
De directeur der gemeentewerken werd verzocht na te
gaan, hoeveel v. d. Meij zou moeten betalen. De direc
teur heeft daarvan een begrooting opgemaakt, die bij bur
gemeester en wethouders ernstig is overwogen.
Het door den directeur genoemde cijfer werd in het
algemeen niet te hoog geacht, maar burgemeester en
wethouders besloten niet al te hoog te gaan, omdat het
hier betrof een eerste toepassing van het systeem, dat bij
het overnemen van straten door de gemeente van par
ticulieren eene som zal worden toebetaald om in het
voortdurend onderhoud daarvan te kunnen voorzien.
"Wij vroegen daarom 10 cents per M2, wat een totaal
bedrag gaf van f 5500. Daarvan werd afgetrokken het
bedrag der kosten voor het leggen der gasbuizen, die de
heer van der Meij bereid was, voor zijne rekening
te nemen, maar die altijd door de gasfabriek gedragen
worden en dus ook nu niet op den heer v. d. Meij zou
den behoeven te rusten, wat een verschil geeft van f 1000
zoodat hij summa summarum,4500 aan de gemeente zou
moeten betalen.
De heer van der Meij vond dien eisch op zichzelf niet
onbillijk, maar vreesde toch dat zij te hoog zoude zijn
om zijn terreinen met winst te kunnen verkoopen.
Daarom nam hij zijn voorstel terug, om, wanneer de
verkoop der terreinen soms meeviel, de straat alsnog
aan de gemeente over te dragen.
Daarom heeft de heer Haverschmidt geen gelijk en zijn
zijn bezwaren, dat de straat niet onderhouden zal worden
en er misschien wel een hek in geplaatst zal worden,
niet gegrond. Dat kan in die straat niet gebeuren en het
is volstrekt niet onmogelijk, dat de heer van der Meij
zich later nog met een voorstel als bovenbedoeld tot den
Raad wendt.
De Voorzitter vraagt, of de motie-IIaverschmidt wel
kan worden aangenomen, daar zij strijdt met de bouw
verordening.
"Wanneer de raad de motie in verband met de toelich
ting aanneemt, dan wordt artikel 6 der bouwverordening
feitelijk op zij gezetdat artikel luidt
Straten, met inachtneming van de door den raad
„gestelde voorwaarden, op particulieren grond aangelegd
„en ingericht, kunnen, op hiertoe strekkend verzoek
„door hem voor de gemeente, hetzij in eigendom, hetzij
„in onderhoud en beheer worden overgenomen."
De bedoeling nu van dit artikel is duidelijk. Van over
nemen kan eerst sprake zijn, wanneer er een straat is
aangelegd.
Naar de bedoeling der motie zou ieder reeds bij zijn
aanvraag om een straat of buurt aan te leggen, moeten
komen met een aanvraag om overname en zou daarop
dan dadelijk beslist moeten worden, en dit is in strijd
met art. 6.
Burgemeester en wethouders zouden echter, had adres
sant het advies om overname niet ingetrokken, aan den
raad een voorstel hebben gedaan dat hem nu reeds het
uitzicht op overname opende, omdat uit alles bleek, dat
bestrating, rioleering enz. solide zou worden gemaakt
en adressant dat met het oog op de 66 perceelen, die er
gesticht kunnen worden, wenschelijk acht.
De motie is echter van veel te verre strekking ook,
daar zij bindt voor het vervolg. Spr. moet dus aanne
ming der motie ontraden.
De heer Haverschmidt meent, dat niet de raad maar
adressant, die haast schijnt te hebben, voorbarig is
burgemeester en wethouders hebben trouwens zelf reeds
onderhandeld over deze straat, die nog in wording is.
Men dient met eene beslissing over den geheelen aanleg
eigenlijk te wachten tot de straat gereed is. Nu staat
men voordeelen toe en geeft men alles uit handen in het
vertrouwen, dat de overname later van zelf wel in orde
komt, maar over de voorwaarden is men het niet eens.
Spreker is zoo gekant tegen particuliere straten, dat hij
zelfs de risico niet wil loopen, dat de overdracht later
mislukt. Het is ook nog de vraag, of men ter zijner tijd
alleen met den heer van der Meij, als eigenaar van den
weg te doen heeft. Sprekers voorwaarden zijn milder
dan die van burgemeester en wethouders. De zijne wor
den wellicht aangenomen, terwijl het Groningsch systeem
van burgemeester en wethouders in onze stad het bou
wen feitelijk onmogelijk maakt. Spreker blijft zijne motie
aanbevelen en verwijst inmiddels naar de belangrijke
discussie over eene dergelijke zaak in Januari 1900 en
in het bijzonder naar de wenken van wijlen den heer
Bekhuis over stratenaanleg.
De heer Duparc sluit zich geheel aan bij het door den
voorzitter gesprokene. Hij doet een beroep op den heer
v. Ketwich Verschuur, met hem nog het eenige hier
overgebleven lid van de verordenings-commissiedoor
welke de verordening van 1898 is ontworpen, die gaarne
met hem zal willen erkennen, dat niet alleen de letter,
maar ook de geheele geschiedenis van art. 6 duidelijk
aanwijst, dat slechts aangelegde, niet ontworpen straten
door den raad, hetzij in eigendom, hetzij in onderhoud
en beheer, kunnen worden overgenomen.
De heer van Ketwich Verschuur is het geheel met den
Voorzitter eens en dat niet alleen met het oog op de ge
schiedenis der bouwverordening, waar toch de woorden
van haar artikel 6 zoo duidelijk zijn.
Op dit oogenblik bestaat er nog geen aangelegde straat;
van den kant van burgemeester en wethouders is alles
gedaan om de zaak in orde te krijgen, de straat zal inge
richt worden geheel conform de eischen, die de verorde
ning stelt en spreker wenscht dus eenvoudig af te wach
ten, wat de adressant of burgemeester en wethouders
nader zullen voorstellen.
Ofschoon de heer Konter volstrekt niet den weg op
wenscht te gaan bij de overname van straten, door bur
gemeester en wethouders gevolgd bij het stellen van hun
voorwaarden aan adressant v. d. Meij, zal spreker toch
ook niet voor de motie kunnen stemmen om de redenen
door de lieeren Troelstra, Duparc en van Ketwich Ver
schuur opgegeven.
Over de overname zal later evengoed onderhandeld
kunnen worden als nu; er is dus geen enkele reden om