-
60
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 13 Mei 1902.
'I
op voldoende wijze gereed te maken voor de som, door
den directeur der gasfabriek genoemd.
De heer van Messel meende, dat men den directeur
der gasfabriek dankbaar zijn moest, dat hij een architect
heeft genomen, daar het werk anders zonder architect
zoude zijn uitgevoerd. Dit is niet juist. Hem was op
gedragen aan burgemeester en wethouders mede te dee-
len, op welke wijze hij zijn plan dacht uit te voeren.
Had hij nu, aan die opdracht voldoende, ons medege
deeld, dat hij zelf het werk zoude uitvoeren zonder ar
chitect, dan zou dit door ons niet zijn goedgekeurd.
Het saat dus niet aan te zeggen, dat men dien direc
teur dankbaar moet zijn, dat hij een architect heeft ge
nomen.
De heer Schoondermark woonde vijf weken geleden
zijne eerste vergadering bij. Hij vernam daar een be
wering van den wethouder van openbare werken, waar
over hij verbaasd was.
Het betrof het antwoord aan den heer Haverschmidt
gegeven aangaande het bouwen van een brugwachters
woning.
De wethouder van openbare werken zeide toen dat,
als de directeur der gemeentewerken zegt: dat werk kost
zoo veeldan kan de wethouder niet zeggen go moet
het voor minder doen.
Hu wordt de zaak
ander gegaan.
omgekeerd en men is naar een
Spreker begrijpt deze consequentie niet.
De heer Beekhuis antwoordt, dat den heer Schoonder
mark zijn geheugen parten speelt.
De heer Haverschmidt had den eisch gesteld, dat de
wethouder tot den directeur der gemeentewerken zeggen
zou: bouw die brugwachterswoning voor b.v. f 2500, en
toen heeft spr. geantwoord, dat hij daaraan niet kon vol
doen, omdat daarvan het gevolg zoude zijn, dat er dan
geen voldoende waarborg voor de degelijkheid van het
werk was, waarvoor hij de verantwoordelijkheid niet op
zich wil nemen.
Dit is dus geheel iets anders, als wat de geachte laat
ste spreker hem nu in den mond legt.
De heer Van Messel heeft den heer Jansen hooren
zeggen, dat de zaak niet in orde is m.a.w. dus, hier
wordt schuld bekend. Dit doet spr. groot genoegen en
wordt door hem op hoogen prijs gesteld
Verder heeft deze geachte spreker aangevoerd, dat hij
op deze zaak niet te diep wilde ingaan, omdat hij dan
de verhouding tusschen de beide personen zou moeten
bespreken spr. noemt dit zeer correctwant personen-
kwesties behooren niet tot de competentie van den Raad.
Tegen de bewering, dat de directeur der gemeentewer
ken niet kan worden belast met het dagelijksch toezicht,
wenscht spr. aan te voeren dat het stichten van een
nieuw gebouw niet kan worden gerangschikt onder da
gelijksch toezichtdaaronder behoort alleen het gewoon
onderhoud der gemeente-gebouwen.
Door den heer Beekhuis wordt nog gereleveerd als
zou spr. te kennen hebben gegeven, dat burgemeester en
wethouders dankbaar moesten zijn aan den directeur der
gasfabriek, dat deze een architect heeft genomen spr.
blijft persisteeren bij datgene, wat door hem daaromtrent
straks is gezegdImmers de Voorzitter heeft dui
delijk doen uitkomen, dat de uitvoering van het werk
aan den directeur der gasfabriek is opgedragenmaar
dat deze voor zijne eigen zekerheid een architect heeft
gesteld.
De Voorzitter verbaast er zich over, dat een zoo eenvou
dige zaak zoo lange discussiën en zoo scherpe critiek kan
uitlokken.
Hij wijst er nogmaals op, dat deze zaak aldus werd
gedaan èn op advies van de commissie voor de gasfa
briek on op die voor openbare werken.
Door den heer Jansen is reeds gezegd, dat de directeur
der gasfabriek zelf zorgt voor liet dageljjksch toezicht.
Aan de gasfabriek- worden werken uitgevoerd bijeenge
nomen somtijds grooter dan het schaftlokaal.
Hu ligt zeker het bouwen van dat schaftlokaal meer
op den weg van den directeur der gemeentewerken
maar de kwestie heeft in deze vooral eene practische
zijde. Wanneer deze practische weg niet was gevolgd,
dan ware het best mogelijk, dat liet schaftlokaal er nog
niet kwam en daarom moest de knoop worden doorge
hakt en de uitvoering opgedragen aan den directeur der
gasfabriek. Er moest een eind komen aan dat zaakje.
Het aanstellen van een architect diende alleen tot
zekerheidstelling van den directeur. Overigens is het
het plan van den directeurdeze moet het uitvoeren en
met hem alleen hebben wij dan ook in deze te maken.
De heer Middelkoop vraagt den voorzitter, of op dit
oogenblik aan de orde is de vraag van den heer Fedde-
ma of diens motie.
De Voorzitter antwoordt, dat
motie toe is.
men nog niet aan de
De heer Feddema heeft van den voorzitter vernomen,
dat er aan de gasfabriek wel meer werken uitgevoerd
worden, die meer uitgaven vorderen dan dit schaftlokaal
en dat de directeur een technicus is. Volgens spreker
gaat dit moeilijk samen met het feit, dat er voor dit
schaftlokaal dan nog een architect noodig was.
De commissie voor de gasfabriek is, zoo geredeneerd, dan
óók veel te meegaand voor den directeur der gasfabriek, al
léén om hem ter wille te zijn. Maar de commissie wist
er geen tittel of jota van, wie de deskundige achter den
directeur was en zoolang zij dat niet wist, kon zij ook
zeggen, dat er nog iemand anders was. Waarborgen wa
ren er op die manier niet, omdat spr. er bij blijft, dat de
directeur der gasfabriek geen deskundige is.
De directeur der gemeentewerken moet voor bouwwer
ken de man zijn van burgemeester en wethoudersdat
is het cardinale punt, en liet gaat niet op met zulk een
werk den directeur der gasfabriek te belasten.
De heer van Messel heeft de motie ondersteund op
de door hem in zijn eerste rede ontwikkelde gronden.
Door den heer Duparc is reeds vóór de behandeling der
motie gezegd, dat hij er zich tegen zal verklaren, omdat
hier een bijzonder geval bestaat en burgemeester en
wethouders geen vingerwijzing noch lesje behoeven te
hebben.
Spr. vraagt, waar zijn de waarborgen dat geene her
haling voorkomt; bovendien ligt het niet in de bedoeling
der motie, aan burgemeester en wethouders een lesje te
geven; de Raad spreekt slechts een verzoek en een wenscli
uit.
De heer Duparc wil alleen dan nog opmerken, dat hij
heeft gesproken, niet van „vingerwijzingen", maar alleen
dat het niet noodig was, aan het dagelijksch bestuur
„lesjes" te geven.
Het onderwerpelijk geval is een unicum en het dage
lijksch bestuur zelf zal wel blij zijn geweest, er uit te
zijn geraakt en zal nu in het gesprokene genoegzaam
aanleiding vinden om in het vervolg, zoo noodig, anders
te handelen.
Daarom vindt spreker een motie, welke ook, onnoodig
en zal hij tegenstemmen.
De heer Feddema zegt, dat hij den Raad eenvoudig
een verzoek doet. Dit geval is volstrekt geen unicum,
zooals de heer Duparc beweert. Het is meer voorgeko
men en spreker brengt in herinnering de kwestie met
het gebouw van de Bank van Leening.
Spreker weet niet juist, wanneer dit is gebeurd, maar
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1902.
61
het was onder denzelfden architect en nu stelde hij zijn
motie voor juist om in het vervolg dergelijke gevallen
te voorkomen.
De heer Konter wenscht een paar opmerkingen te maken.
In de eerste plaats, dat de heer Feddema zich op de hoogte
heeft gehouden van hetgeen in den Raad over deze zaak
is voorgevallen daaraan behoeft niet te worden getwij
feld, maar de burgers van Leeuwarden, die geen raads
leden zijn, krijgen geen inzage van de stukken, die niet
gedrukt worden. De stukken nu over deze kwestie zijn
niet gedrukt en spreker stemt in met den heer Jansen,
die gezegd heeft, dat als de heer Feddema dat alles ge
weten had, hij dan veel meer gevoelen zou voor het
moeielijke van de kwestie. De bouwcommissie is, als spre
ker zich wel herinnert, alleen over deze plannen geraad
pleegd.
Dit plan nu voldeed aan alle eischen, het was goed-
kooper dan de andere en daarom hechtte de commissie
voor openbare werken er éénstemmig hare goedkeuring
aan, zonder te vragen, van wien het afkomstig was.
De vraag, wie met de uitvoering zou worden belast,
was voor burgemeester en wethouders uiterst moeielijk.
Inderdaad gelooft spr., dat hier, zooals straks gezegd is,
een unicum aanwezig is. Met het gebouw van de Bank
van Leening betrof het een ander geval. Dit was geen
eigendom der gemeente't gebouw behoort, meent spr.,
aan de administratie.
Daarom zal hij niet meegaan met de motie. Burge
meester en wethouders zullen hun voordeel doen met het
gesprokene.
De heer Jansen wil naar aanleiding van het gespro
kene door den heer van Messel opmerken, dat men niet
te ver moet gaan en geen woorden verdraaien. De heer
van Messel spreekt van schuld bekennen.
Spr. heeft geen schuld bekend, en behoeft dat niet te
doen, alleen is door hem gezegd, dat de toestand werke
lijk niet is, zoo als dat naar zijn meening behoortook
hij heeft de opvatting, dat alle verbouwingen aan gemeen
tewerken onder toezicht en beheer van den directeur der
gemeentewerken moeten uitgevoerd worden.
Doch hier was het een bizonder geval.
Over de motie van den heer Feddema kan hij kort
zijn. Wanneer deze het eerste gedeelte van zijn motie
weglaat, vooral de woorden meegaand systeemis de
motie onschuldig, en kan hij, indien het debat niets
nieuws brengt, er wel voor stemmen.
In tegenstelling met den heer Jansen acht de heer
Beekhuis do motie-Feddema niet zoo onschuldig, juist
omdat in de motie staat, dat burgemeester en wethou
ders niet zullen voortgaan met hun meegaand svsteem.
Dit geval was een exceptie, een afwijking van den ge
wonen regel.
Van meegaandheid jegens een ambtenaar is geen kwestie
geweest. Het was alleen gedaan om de wille van de zaak
zelve. Daarom keurt spreker de motie af en ontraadt
de aanneming.
De heer Feddema constateert, dat de wethouder van
openbare werken erkent, dat er een onregelmatigheid
is gebeurd. .Juist het feit, dat burgemeester en wethou
ders daartoe zijn overgegaan, wijst op een systeem van
meegaandheid. Om dit nu voor liet vervolg te voorko
men daarom heeft spreker dit verzoekin een motie
vervat, tot het dagelijksch bestuur gericht.
De Voorzitter wijst er nogmaals op, dat burgemeester
en wethouders de commissie voor de gasfabriek en die
voor openbare werken als het ware tezamen deze schik
king hebben getroffen om de zaak practisch op te lossen.
Het spreekt als van zelf, dat ook burgemeester en wet
houders overigens een dergelijk plooien niet aangenaam
isen zij het in dit speciale geval hebben gedaan
om uit de „impasse" te geraken. Waar dit echter zoo
bij herhaling is gezegd en gebleken, daar acht spreker
de motie ten eenen male misplaatst en ontraadt de aan
neming er van.
De heer Van Ketwich Verschuur wenscht zijn stem
tegen de motie te motiveeren.
Het is waardat de zaak een ongeregelmatig verloop
heeft gehad. Burgemeester en wethouders gevoelden
zich echter gedwongen om een anderen dan den gewonen
weg te volgen. Om de zaak, die wij allen wensehen en
die lang hangende is, tot een goed einde te brengen daar
voor was deze thans de eenige oplossing. Daarvoor ver
dienen burgemeester en wethouders niet de minste afkeu
ring, die toch volgens spreker zonder eenigen twijfel in
de motie ligt.
Ook de directeur der gemeentewerken is tevreden met
den loop, die deze zaak genomen heeft, zooals spreker vernam,
en de voorzitter beaamt dit door zijn toestemmend knikken
en waar de genoemde directeur zich niet gelaedeerd
gevoeltwaarom zullen dan de raadsleden 't zwaard
daarover trekken
Daarom stelt spreker voor de motie te verwerpen.
Het blijkt den heer Van Messel uit de discussies, dat
enkele leden van den Raad bezwaar hebben tegen de
woorden: „met hun systeem van meegaandheid te breken"
derhalve heeft hij de eer de volgende motie voor te
stellen
De Raad
verzoekt burgemeester en wethouders hunne hoofd
ambtenaren voortaan te belasten met datgenewat tot
hunne functie behoort.
De heer Feddema trekt hierop zijn motie in.
De motie-Van Messel, ondersteund wordendkomt in
stemming en wordt verworpen met 12 tegen 6 stemmen,
die der heeren Jansen SchoondermarkFeddemaVan
Messel, Middelkoop en Lautenbach.
De heer Lautenbach wenscht een vraag te doen, even
eens vreemd aan de orde van den dag en wel over het
verslag van de gasfabriek in het pas verschenen gemeen
teverslag.
Bij inzage van de boeken van den heer gemeente-ont
vanger zag hij zich bevredigd, maar merkte op, dat onder
don post „onderhoud gebouwen" circa f 900 salaris over
een gedeelte van 1900 en 1901 was uitbetaald aan den
particulieren opzichter den heer de Groot en liij wenscht
te vragen, welke ambtenaar is dat?
Spreker heeft alle vergaderingen bijgewoond, maar her
innert zich van diens aanstelling niets.
De Voorzitter antwoordt, dat de Groot is een opzichter,
onder anderen werkzaam geweest voor het maken van
teekeningen en plannen van het schaftlokaal en kolen-
loodsen. Hij is reeds een paar jaar werkzaam en deed
o.a. onderzoekingen naar de bodemgesteldheid in verband
met de veelvuldig voorkomende verzakkingen.
Ook bleek, dat de groote kolenloods alles behalve
solide was. Het onderzoeken en herstellen nam veel tijd
in beslag van de vaste opzichters en daarom werd met
onderzoek een speciaal persoon belast en wel genoemde
heer de Groot.
De heer Lautenbach dankt den Voorzitter voor de ge
geven inlichtingen, maar is dan toch verbaasd, dat er nog
/'9ÜÜ noodig is voor een opzichter, terwijl er toch cok
is een bureau van gemeentewerken.
Op een begrootingssom van f 4000 nog f 900 voor
teekeningen enz. is kras.
Spreker zou willen vragen in verband met het ge-