80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juni 1902. Toen spreker het rapport hoorde lezen, dacht hij, dat de conclusie luiden zou het rapport aan te houden en nadere inlichtingen te vragen, maar niet, dat er na die opmerkingen een gemeenplaats, een dankbetuiging, zou volgen. Wat moet de Raad nu doen De commissie heeft bij haar rapport geen conclusie gevoegd en daarom meent spreker, dat de Raad in deze het beste zal doen door het voorstel der commissie te volgen en de rekening en ver antwoording goed te keuren. Ieder lid is dan nog vrij, indien hij dat wenscht, een onderzoek in te stellen. Er is een beroep gedaan op spreker in den loop van het debat, maar zijn herinneringsvermogen was op dit punt niet meer zoo sterk, anders was de kwestie hem niet onopgemerkt voorbijgegaan. In 1866 was de de commissie ook van meening, dat de rekening en verant woording moesten worden goedgekeurd. Wat zal de Raad ook anders doen dan goedkeuren en zich er bij neerleggen De heer van Ketwich Verschuur heeft de stukken niet kunnen inzien, toen zij ter visie lagen, maar uit de ge voerde discussien en de lectuur van het betrekkelijk ge deelte van het testament blijkt hem, dat het standpunt van de heeren Feddema en Middelkoop onjuist is. Spreker meent dat, waar de bedoeliug van den erflater is om aan oude lieden boven 60 jaren, een soulaas te geven boven den gewonen trek, dit soulaas uit ziju karakter van bijslag niet grooter bedoeld is dan de trek zelf. Ging de uitlegging van genoemde heeren op, dan ware het niet ondenkbaar, dat alle revenuen aan één enkel persoon zouden moeten worden uitgekeerd. Dit is onjuist en nooit de bedoeling van den erflater geweest, 't geen blijkt ook uit de laatste woorden van dit deel van het testament, „dat de voogden der armen- „lcamer zooveel mogelijk overeenkomstig het oogmerk „van den erflater zullen handelen", en dat zal toch wel niet zijn om van bedeelden te maken personen, die ver der geen trek zelfs meer zouden behoeven en waardoor zij zouden ophouden bedeelden te kunnen blijven. Daaruit blijkt voldoende, dat nooit de bedoeling is ge weest, dat één bedeelde aanspraak zou kunnen maken op alle revenuen, daar dan het gewilde karakter van toe gift op den trek verloren gaat en de bedeelde op eens in het bezit van honderden guldens zoude geraken. De heer Mildelkoop is het niet eens met den heer van Ketwich Yerschuur. De extra-uitkeering uit het fonds-Gravius zal dienen als soulaas bij den trek, zegt de heer van Ketwich Ver schuur, maar dat staat niet in het testament. De inhoud daarvan is, dat het zal zijn een soulaas in den ouderdom, boven den gewonen trek. Het is dus een buitengewone bedeeling en er bestaat ruimschoots gelegenheid aan de armen soulaas te geven. De heer van Ketwich Verschuur wees op de bedoeling van den erflater en al wil spreker de woorden van het j testament niet geheel en al wegcijferen, hij wil zich er toch ook niet aan vastklampen en er te veel waarde aan hechten. Spreker beroept zich op het Burgerlijk Wetboek, artikel 1378„Indien de bewoordingen eener overeenkomst „duidelijk zijn, mag men daarvan door uitlegging niet „afwijken." i Dit artikel slaat alleen op overeenkomsten en is hier niet van toepassing. Dit is het groote verschil tusschen ons recht en het Fransche, dat bij ons het in de eerste plaats op de ge bezigde woorden aankomt. Eerst wanneer die onduide lijk d.i. dubbelzinnig zijn, moet uit die dubbelzinnigheid de bedoeling worden opgespoord. In den C. N. miste men een art. als ons art. 1378. Van daar dat men daar in de eerste plaats te rade ging met de bedoeling. Prof. Opzoomer wijst terecht op dit verschil tusschen ons recht en het Fransche. Bij ons worden de bewoordingen voor op gesteld. Daarnaast stelt spreker artikel 932 van het Burgerlijk Wetboek: „Indien de bewoordingen eener uiterste wils beschikking duidelijk zijn, mag men daarvan door uit legging niet afwijken." Dit artikel bepaalt dus voor testamenten hetzelfde als art. 1378 voor overeenkomsten. Spreker meent, dat de woorden van het testament duidelijk zijn en zich beroepend op deze artikelen, acht hij zijne straks geuite opvatting de juiste. Deze opvatting klemt te meer, waar de erflater wèl vrijheid heeft gegeven in de verdeeling van het daarvoor bestemde fonds, maar die vrijheid niet heeft uitgestrekt tot andere beschikking dan voor het aangewezen doel, d.i. de uitkeering aan behoeftigen boven de (iO jaar als soulaas (ondersteuning) in hun ouderdom. De heer van Ketwich Verschuur meent, dat de heer Middelkoop zicli schuldig maakt aan letterknechterijhij houdt zich vast aan artikel 932 burgerlijk wetboek, maar naast artikel 932 bestaan de artikelen 933/4, dat bij mo gelijk onderscheiden opvattingen de bedoeling des erf laters, in verband met den aard der beschikking en haar onderwerp, moet worden opgespoord. Dat artikel is hier toepasselijk en dat de erflater dacht als spr. aangeeft, blijkt uit de woorden van het testament, zooeven door hem verkort weergegeven. De Voorzitter meent, alvorens aan andere sprekers nog het woord te geven, naar aanleiding der opmerking straks door den heer Duparc gemaakt, als zou de conclusie in strijd zijn met den inhoud van het rapport, te moeten zeggen, dat dit niet juist is. De conclusie van het rapport kan zeer goed worden aanvaard, ook al is men hef eens met de daarin gemaakte bedenkingen. De opmerkingen, die de commissie meende te moeten maken, wenscht zij, blijkens het rapport, alleen aan hee ren voogden te zien medegedeeld. Maar deze opmerkingen betreffen in hoofdzaak de uitlegging van het testament en niet het financieel beheer, zoodat die z. i. geenerlei bezwaar opleveren om de conclusie ongewijzigd aan te nemen. De heer Duparc meent, dat de bezwaren aangaande do posten van bedeeling door den eersten spreker zijn weer legd. Spreker wil daarover dus geen opmerkingen meer ma ken, hij had een ander rapport verwacht van deze com missie dan dit rapport van melk en water, maar men is afgedwaald. De heer Middelkoop heeft het burgerlijk wetboek te hulp geroepen en een en ander medegedeeld over de overeenkomsten. Spreker zal hem op dat terrein niet volgen, daar zich dan een lang debat kan ontspin nen over de vraagwat is een overeenkomst, een woord, waarop spreker drukt. Waar de commissie zoo overtuigd is, dat voogden niet juist hebben gehandeld en in die opinie zoo vast staan, daar wil spreker niet voorstellen, dat voogden uitgenoo- digd zullen worden zich naar die opmerkingen te ge dragen. Voogden zouden die opmerkingen naast zich neerleggen, dat is het groote bezwaar er tegen. De heer Trcslstra herhaalt, hetgeen door hem zoo straks is gezegd. Zoolang men niet weet, hoeveel er wordt uitgedeeld en aan hoeveel personen, is oordeelen lastig. Spreker gaat mee met den heer van Ketwich Ver schuur, dat de uitkeering een toelage moet zijn. Er was ruim f 2300 disponibel en het is duidelijk, dat de erflater niet heeft bedoeld, die som telken jare aan een zeer klein getal personen uit te keeren. De vraag is maar, wat als soulaas moet beschouwd worden. Zoolang er geen bijzonderheden over een en ander bekend zijn, acht spreker den Raad niet bij machte over deze kwestie een bepaald oordeel uit te spreken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 J uni 1902 81 De heer Feddema als rapporteur van rechtswege voor de derde maal het woord verkrijgend, heeft den heer Duparc het rapport der commissie een rapport van melk en water hooren noemen. Dat rapport heeft ook al weer een lijdensgeschiedenis, eene uitdrukking, die in den laatsten tijd met betrekking tot andere zaken dikwijls is gehoord. De rapporteurs waren het oorspronkelijk lang niet eens en om nu voogden toch kennis te doen dragen van hetgeen rapporteurs meenden te moeten opmerken, is die opmerking opgenomen in dezen vorm. De heer Duparc noemt het een melk-en-water-rap- port, eene uitdrukking, waaromtrent spreker het oordeel laat aan den Raad, maar naar aanleiding van dit ge voelen stelt spreker voor de behandeling van het rap port uit te stellen tot de volgende vergadering, opdat zijne mederapporteurs de verdediging mede op zich kun nen nemen. De motie luidt als volgt De Raad besluite de behandeling van het rapport omtrent het onderzoek der ïekening en verantwoording der stads armenkamer en van het stads-armenhuis uit te stellen tot de volgende vergadering. Deze motie, ondersteund wordende, komt in behande- ling- De Voorzitter meent de aanneming der motie te moe ten ontraden. Immers alle licht is verspreid en over het testament is uitvoerig van gedachten gewisseld. De slotsom is, dat het voor verschillende uitleggingen vatbaar is. De voogden der armenkamer kunnen een afschrift krijgen van het rapport en zullen zeker ook kennis nemen van het in deze vergadering besprokene en daar mee hun voordeel doen. Aanneming van de motie-Feddema zou tot niets leiden dan tot herhaling van het debat over dezelfde zaak een volgend maal en dit acht spreker van geen belang. Zoo als hij straks reeds zeide, betreffen de discussiën de op vatting, die de voogden zijn toegedaan over het testa ment en verschil van gevoelen daarover behoeft niet te beletten, dat de beslissing over de rekening nog heden wordt genomen. Niemand meer het woord verlangend wordt de motie- Feddema in stemming gebracht en verworpen met 14 tegen 2 stemmen, die der heeren Feddema en Jansen. Dientengevolge blijft het rapport der commissie aan de orde, dat thans in stemming wordt gebracht en aan genomen wordt met 12 tegen 3 stemmen, die der heeren Jansen, Middelkoop en Lautenbach. De heer Menalda onthoudt zicli van medestemmen op grond van art. 46 der gemeentewet. 5. Idem der commissiebelast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van de kamer van koophandel en fabrieken over 1901. Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aan genomen. De heer Duparc heeft tot het nemen' van dit besluit niet medegewerkt. 6. Idem der commissiebelast geweest met het onder zoek van een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der gemeentebegrootingdienst 1902. Do conclusie van het rapport wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. De voorzitter sluit de vergadering. Stoomdrukkerij van C. Jongbloed Az. te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 3