126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1902. goed figuur, wat natuurlijk minder aangenaam voor de ouders is. En bovendien, de ouders die werkelijk belang in het onderwijs van hunne kleintjes stellen hebben alle dagen gelegenheid, de scholen te bezoeken. De hoofd onderwijzeressen zijn in dat opzicht zeer welwillend. Spreker zal zich daarom tegen het art. verklaren. Den heer Beucker Andreae komt het voor, dat de heer Tromp het oog heeft op eene der bewaarscholen door hem zeiven bezocht. Maar wat de vijf andere betreft, daarvan kan spreker-de verzekering geven, dat de open bare les een feestdag is, „de dag der dagen Men moet de ouders zien, met welk een belangstelling zij de spelen van hunne kinderen gadeslaan, liet zou inderdaad be treurenswaardig zijn, indien dit genot ouders en kinderen word onthouden. Spreker is er zeer voor dat dit artikel in de verordening blijft bestaan. De heer Tromp zegt, dat de aangevoerde motieven nog niet hebben aangetoond, dat de openbare les in het belang van het kind is, wat dan toch den doorslag moet geven, en daarom is hij nog niet overtuigd van het nut der bepaling. Do beraadslaging wordt gesloten en het artikel, op verzoek van den heer Tromp in stemming gebracht, aan genomen met 20 stemmen tegen ééne stem, die van den heer Tromp. Art. 18 wordt onveranderd goedgekeurd. Artikel 19. De jaarwedden bedragen: a. van de hoofdonderwijzeressen 800. I). van de onderwijzeressen, hij een dienst tijd als zoodanig van minder dan vijfjaren- 400.i vijf en meer, doch minder dat tien jaren. - 450. tien en meer jaren- 500. c. van de hulponderwijzeressenbij een diensttijd als zoodanig van minder dan drie jaren- 100.— drie en meer, doch minder dan zes jaren - 150.— zes en meer, doch minder dan negen jaren - 200.— negen en meer jaren- 250.— d. van de hulponderwijzeressen, die eene acte van toelating als bewaarschoolhouderes bezitten, 100. meer dan onder c bepaald e. van de oppassters- 150. Kweekelingeningevolge het laatste lid van artikel 7 tijdelijk belast met de werkzaamheden van hulponderwij- zeresgenieten eene toelage, berekend naar 50.per jaar. De Voorzitter stelt bij dit art. mede aan de orde het heden aangebrachte adres van de hoofdonderwijzeressen der gemeentebewaarscholen, waarin zij verzoeken ook haar jaarwedden periodiek te verhoogen, zoodanig dat zij een maximum-traktement van 900,— kunnen krijgen. Spreker heeft dit adres eerst gisteren ontvangen, doch is in de gelegenheid geweest, daarover met burgemeester en wethouders en de commissie voor de bewaarscholen van gedachten te wisselen. Na overweging van de aangevoerde motieven is het eenstemmig oordeel, dat er redenen bestaan, 0111 de hoofd onderwijzeressen voor periodieke verhooging van salaris, zooals bij lager onderwijs is en thans bij voorbereidend onderwijs wordt ingevoerdte doen in aanmerking komen. Burgemeester en wethouders stellen daarom, in overleg met de commissie voor sub a van art. 19 te lezen a. van de hoofdonderwijzeressen hij een diensttijd als zoodanig van minder dan vijf jaren ƒ800. vijf en meer, doch minder dan tien jaren -850. tien en meer jaren-900. b. enz. Voorts achten burgemeester en wethouders het wen- schelijk, ter voorkoming van verkeerde gevolgtrekkingen dat in dit artikel duidelijk wordt aangegeven, wat in den zin der verordening onder diensttijd is te verstaan. Zij zijn van oordeel, dat bij gemis aan eene wettelijke regeling van het voorbereidend onderwijs en wegens het groote onderscheiddat hier en elders tusschen bewaar scholen bestaat, de regeling van het lager onderwijs, welke ook den dienst in andere gemeenten voor de bepaling der jaarwedden laat gelden, niet moet worden gevolgd, doch dat uitsluitend de dienstjaren bjj het voorbereidend onderwijs aan de scholen dezer gemeente in aanmerking moeten komen. Daarom stellen burgemeester en wethouders voor achter e van het art. te doen volgen „Als diensttijd komt in aanmerking de tijd, in vasten dienst aan eene openbare bewaarschool dezer gemeente doorgebracht." Het aldus aangevulde artikel wordt zonder discussie vastgesteld. Art. 20. Alle verhoogingen van jaarwedden, ingevolge het vorige artikelgeschieden door burgemeester en wethouders. Dit college is bevoegd eene periodieke verhooging niet toe te kennen, indien de onderwijzeres of hulponderwij zeresdie voor verhooging in aanmerking komt, geen voldoende blijken van geschiktheid, ijver en toewijding mocht hebben gegeven. Behoudens toepassing van het voorgaande lid, gaat elke verhooging van jaarweddezoowel wegens volbrachten dieustri|d als wegens bet verkrijgen der acte van toelating als bewaarschoolhouderesin met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is ver kregen. Do heer Van Ketwich Verschuur wijst er op, dat in het 2e lid van dit artikel, in den 2den regel tusschen „de" en „onderwijzeres" ook de „hoofdonderwijzeres" moet worden genoemd. Doch dit is slechts van onder geschikt belang. Meer opvallend is het feit, dat geene bepaling is opgenomen, welke de voor tractements-ver- hooging gepasseerde onderwijzeres deswege een beroep bij den raad toestaat. Bij art. 7 der verordening tot regeling der jaarwedden van de onderwijzers bij het lager onderwijs (Gemeenteblad no. 19 van 1901) is hierin irel voorzien. Dit artikel luidt „Alle vehoogingen van jaarwedden ingevolge de arti kelen 1 of 3 geschieden door burgemeester en wethouders. „Dit college is bevoegd, mits met inachtneming van „van de minima bij art. 26 der wet tot regeling van het „lager onderwijs bepaald en behoudens beroep van den betrokkene op den raad eene verhooging niet toe te „kennen, indien enz." Het is volgens spreker een eisch van billijkheid, dat ook het onderwijzend personeel der bewaarscholen, het welk niet door de wet wordt beschermd, zich bij het passeeren voor tractements-verhooging tot den raad kan wenden. Op grond van deze overwegingen stelt spreker voor achter het woord „bevoegd" in den eersten regel van de 2e alinea van art 20 in te voegen „behoudens beroep van de betrokkene op den raad" en naar aanleiding van zijne eerste opmerking, achter „indien de" aan den 2en regel dezer alinea, toe te voegen de woorden „hoofdonderwijzeres, de". De Voorzitter neemt namens burgemeester en wet houders het voorstel over, om ook „de hoofdonderwij zeressen" in het 2e lid op te nemen dit is een gevolg van de aanneming van het nieuwe voorstel op art. 19. Ten aanzien van het voorstel, om in deze alinea voor Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuw arden van Dinsdag 14 October 1902. 127 de betrokkenen beroep op den raad open te stellen, doet hij opmerken, dat dit ook door burgemeester en wet houders is overwogen, doch dat, waar volgens de artikelen tl en 9 dit college ontslaat en schorst, geoordeeld werd, dat de macht die tot het meerdere bevoegd was, ook het mindere moest kunnen verrichten. I Tactisch heeft spreker echter tegen het voorgestelde beroep geen bezwaar, daar hij hoopt en vertrouwt, dat burgemeester en wethouders de bepaling toch zelden of nooit zullen hebben toe te passen. Hij wil daarom het amendement desnoods wel overnemen, tenzij de heer Van Ketwich Verschuur, zwichtende voor de theoretische bedenking, er de voorkeur aangeeft het in te trekken. De heer Van Ketwich Verschuur ziet wel in, dat hij in dezen met zijn billijkheidsprincipe alleen blijft staan, en de raad ook, blijkens de weinige belangstelling hij zijn vorig amendement, geene wijzigingen in dat opzicht in het ontwerp wenscht aan te brengen, waarom hij zijn amendement intrekt. Art. 20 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming vastgesteld, evenals art. 21. Artikel 22. Deze verordening treedt in werking met den lsten Januari 1903. Met ingang van genoemden datum hebben alle op 31 December t.v. in functie zijnde hulponderwijzeressen aan spraak op eene benoeming tot onderwijzeres en worden hare jaarwedden met het bepaalde bij art. 19 litt. b in overeenstemming gebracht, waarbij haar diensttijd wordt gerekend aan te vangen met het tijdstip, waarop zij als hulponderw ijzeres zijn in functie getreden. De alsdan in functie zijnde hulponderwijzeres aan be waarschool no. 4 ontvangt boven hare aldus vastgestelde jaarwedde eene persoonlijke jaarljjksche toelage van f 50.—. Met ingang van genoemden datum hebben voorts alle op 31 December t.v. in functie zijnde kweekelingen, voor zoover zij geen leerlingen zijn van den alhier ge- vestigden cursus tot opleiding van kweekelingen bij het bewaarschoolonderwijs, aanspraak op eene benoeming tot hulponderwijzeres en worden hare jaarwedden met het bepaalde bij artikel 19, litt. c en d in overeenstemming gebracht, waarbij haar diensttijd wordt gerekend aan te vangen met den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin zij het diploma van genoemden cursus hebben verkregen. De jaarwedde van haar, die dat diploma niet bezitten, wordt bepaajd op 250. De Voorzitter zegtdat nu naar aanleiding van het adres der hoofdonderwijzeressen art. 19 sub a is gewijzigd, in dit artikel eene bepaling moet worden ingelascht waardoor de tegenwoordige titularissen van de nieuwe regeling profiteeren. Burgemeester en wethouders stellen daarom voor, tus schen het eerste in tweede lid van dit artikel in te voegen de volgende alinea „Met ingang van genoemden datum worden de jaar- wedden van de op 31 December t.v. in functie zijnde „hoofdonderwijzeressen met het bepaalde bij art. 19, litt. „o in overeenstemming gebracht, waarbij haar diensttijd „wordt gerekend aan te vangen met het tijdstip, waarop „zij aan het hoofd van eene der openbare bewaarscholen „dezer gemeente zijn gesteld." Art. 22 en 23, en daarna de verordening in haar ge heel worden vervolgens goedgekeurd. 7. Rapport der commissiebelast geweest met het on derzoek aer begrooting van de dienstdoende schutterij dienst 1903. Overeenkomstig de conclusie van dit rapport wordt zonder hoofdelijke stemming besloten de begrooting goed te keuren tot een bedrag van 4896in ontvang en uitgaaf. 8. Rapport der commissieheiast geweest met het on derzoek van de rekening van ontvangsten en uitgaven der gemeente over het, dienstjaar 1901. liet rapport is van den volgendei inhoud: Leeuwarden, 22 September 1902. Aan den Raad! Bjj besluit van Uwe vergadering van den 12 Augustus 1902 is ons opgedragen, de door burgemeester en wet houders den raad aangeboden rekening van ontvangsten en uitgaven over het dienstjaar 1901 in onderzoek te nemea en van onze bevindingen rapport uit te brengen. In de eerste plaats kunnen wij rapporteerendat de ontvangsten alle door de vereisclite bijlagen zijn gedekt. De uitgaven zijn gestaafd door de kwitantiën met hunne mandaten. De overschrijvingen en de afschrijvingen mee rekenende, zijn ook de uitgaven binnen de grenzen, door deze wijzigingen ten slotte gesteld. Waar echter als eerste ontvangpost op de rekening over genoemd dienstjaar voorkomt een bedrag van 65157.65 en het saldo bedraagt de som van ƒ60638.92 kan Uwe commissie slechts constateeren dat met 4518.73 de gewone uitgaven de gewone inkomsten hebben over schreden. Eensdeels erkennende, dat formeel de taakons door U opgedragen hiermede als geëindigd kan beschouwd worden, omdat niet alléén ontvangsten en uitgaven door de noodige bewijsstukken zijn gedekt, maar bovendien de af- en overschrijving door besluiten van Uw college zijn goedgekeurdmeenen wij anderzijds dat juist de inzage der bewijsstukken, eene commissie de gelegenheid biedt, enkele opmerkingen te kunnen maken. In het algemeen is deze daarvan de eerste, dat de af- en overschrijvingen eerst dan den raad ter goedkeuring worden aangebodenwanneer de betrekkelijke begroo tingen reeds lang zijn overschreden niet alleen, maar ook de rekeningen reeds zijn betaald. In deze lijn kan de raad slechts achteraf goedkeuren, die zaken, die in vele gevallen hem voor de uitvoering hadden kunnen worden voorgelegd. Om deze hare meening te staven, wil Uwe commissie er op wijzen dat hoofdzakelijk „publieke werken" aan den bovengenoemden achteruitgang der fondsen debet is. Zoo heeft het onderhoud aan bruggen stalten enz. de begrooting overschreden 1514.94 waaronder een som van 413.03 de wederhelft van de restitutie door de Ned. Tramweg-Mij. betaald in de kosten van herstelling der I larlingcrvaartsbrugongerekend ƒ610 voor één lichtraam in Gemeenteschool no. 3 heeft het onderhouds werk aan scholen de begrooting overtroffen met 1483.05 -het onderhoud van den Ilarlingertrekweg bedroeg 1529.69 meer dan de begrooting en dat van wegen en pleinenƒ1910. Behalve deze posten, komt nog ten laste van de gasfabriek, volgens de rekeningen alléén voor teekenwerk betaald aan 11. de Groot 633.55 Alle deze uitgaven wij haalden dit reeds aan zijn gevonden door af- en overschrijvingen in de maanden Maart en April 1902, in elk geval dus goedgekeurd na dat ze reeds voor geruimen tijd waren betaald. Naar aanleiding hiervan meenen wij ons de opmerkingen te mogen veroorioovendat het streven de begrootingen zoo zeldzaam mogelijk te overschrijdende gemeente- financiin slechts kan ten goede komen. In het belang onzer gemeente het achtende, deze bemer- kingin te hebben gegeven, stellen wij U overigens voor 1. de den raad door burgemeester en wethouders

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1902 | | pagina 3