2 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1903. overweging en bespreking daarvan bij voortduring getui gen van waardeering voor elkanders bedoelingen, bovenal van ware belangstelling in het welzijn onzer stad! Doe ik, bij den aanvang onzer werkzaamheden in het nieuwe jaar, een vernieuwd beroep op Uw aller steun en welwillendheid, om mij de moeilijke taak te helpen ver lichten, mijnerzijds wensch ik U, Mijne Heeren! van ganscher harte toe eene goede gezondheid, voorspoed en zegen in Uwe gezinnen en betrekkingen, lust en opge wektheid om met mij en allen, die het gemeentebestuur behulpzaam zijn en dienen, de gewichtige belangen onzer gemeente naar eisch te behartigen, opdat de zóó noodige eendrachtige inspanning van alle krachten moge strekken tot bestendig heil van de goede stad onzer inwoning! III. "VVordt medegedeeld: 1. dat bericht van afwezigheid is ingekomen van de heerenvan MesselJansen Lautenbach Menalda en Wolff; 2. dat Dr. J. J. van Rijn zijne benoeming tot voogd der Stads-Armenkamer aanneemt 3. dankbetuiging van M. Oosten voor zijne benoe ming tot onderwijzer aan gemeenteschool no. 11 4. dat blijkens resolutie van Gedeputeerde Staten d.d. 31 December 1902, no. 58, 2e afdeeling, de veror dening, regelende den werkkring van de commissie voor de gemeentelijke bewaarscholen voor notificatie is aan genomen 5. dat bij.-resolutie van Gedeputeerde Staten d.d. 31 December 1902, no. 38, 2e afdeeling F, de rekening der gemeente is vastgesteld met de daarbij behoorende rekening der schutterij G. dat bij resolutie van Gedeputeerde Staten d.d. 31 December 1902, no. 20, 2e afdeeling F, de vastgestelde begrooting der gemeente voor 1903 en het raadsbesluit tot het aangaan eener tijdelijke geldleening zijn goed gekeurd 7. dat door den directeur der Nederlandsclie Tram weg-Maatschappij bij missive d.d. 29 December 1902, no. 6678/8F95 is bericht, dat in verband met den finan- cieelen toestand der Maatschappijhet niet mogelijk is een termijn op te geven, binnen welken zij zich verbindt den stoomtramweg tusschen het station van den staats spoorweg te Leeuwarden en Quatre-Bras in exploitatie te brengen 8. dat door den sectie-ingenieur der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen op eene desbetreffende vraag bij missive d.d. 30 December 1902, no. 106G/1 is geantwoord, dat reeds een voorstel is gedaan den overgang aan den Weg achter de Hoven te voorzien van wipsluitboomen met afhangend traliewerk, maar dat eerst de ministerieele vergunning voor de uitvoering moet zijn verkregen; 9. Adres van F. van der Meer en Iv. Visser Cz. houdende verzoek do ontwerp-verordening op het heffen van eene belasting op tooneelvertooningen enz. niet aan te nemen. Wordt besloten dit adres te behandelen bij het be trekkelijke punt der [agenda. IY. In verband met eene mededeeling van den voor zitter wordt, zonder discussie of hoofdelijke stemming, besloten, met wijziging in zooverre van het raadsbesluit van 23 December 1902, den datum van ingang van het eervol ontslag verleend aan H. C. Heinerals onder wijzer aan gemeenteschool no. 5, te wijzigen en te stel len op 1 Februari 1903. Y. Wordt ter tafel gebracht: 1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onder- liandsche verhuring van eenige gemeente-eigendommen. 2. Idem om aan G. C. Schoneboom alhier gratis in gebruik af te staan den zuid-oostelijken hoek van het AYaagplein tor plaatsing van eene meteorologische zuil. 3. Idem tot verkoop van een gedeelte van bouwblok 1Y aan F. van der Heide. 4. Idem tot verkoop van een gedeelte van bouwblok XY aan J. F. Weerstra. 5. Idem tot het verleenen van vergunning aan J. van Althuis tot het leggen van straatjes in den Weg achter de Hoven. 6. Idem tot het verleenen van vergunning aan E. Lap tot het leggen van eene stankvrije kolk in gemeente grond. 7. Idem tot het stichten van eene stelpliuizinge op het perceel land, ten kadaster bekend gemeente Leeu warden in sectie F no. 274. 8. Antwoord van Mr. A. Menalda op het praeadvies van burgemeester en wethouders d.d. 18 December 1901 inzake de verplaatsing van het aschland. 9. Idem tot wijziging van de voorwaarden, waarop het gas door de gemeentelijke gasfabriek aan particulieren wordt geleverd en bepalingen voor den aanleg en het gebruik van de gemeentetoestellen (gemeenteblad no. 7 van 1893). 10. Idem tot aankoop van land, ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie D no. 1014, gelegen aan d en Harlingertrekweg. 11. Idem om aan Hare Majesteit de Koningin te ver zoeken de gemeente Leeuwarden toe te laten zelve het risico te dragen der bij de Ongevallenwet 1901 geregelde verzekering van werklieden. 12. Tweede suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1902. Wordt besloten punten 17, 1012 in eene volgende vergadering te behandelen, punt 8 te stellen in handen van burgemeester en wethouders om consideration en advies en punt 9 te doen drukken als bijlage van 's Raads handelingen. Y. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten 1. Benoeming van eene leeraren in den zang aan de Middelbare school voor meisjes. Aanbevolen worden 1. Mej. S. Tigler "Wijbrandi, te Leeuwarden. 2. H. de Koe, te Groningeu. 3. A. C. Jungius, te Leeuwarden. Met 14 van de 17 stemmen wordt, voorloopig tot 1 Ja nuari 1934 benoemd, mejuffrouw S. Tigler Wijbrandi te Leeuwarden, terwijl 3 stemmen worden uitgebracht op mejuffrouw de Koe te Groningen. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verkoop van een perceel grond van bouwblok IV aan G. Tuinstra. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig de conclusie van het voorstel besloten. 3. Idem op een adres van J. Drent alhierverzoekende grond te mogen overnemen aan de W ester plantage en aan zijn huis uitgang op dien weg te mogen verleenen. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt, over eenkomstig de conclusie van het voorstel, bovengenoemd verzoek gewezen van de hand. 4. Idem op een adres van T. Kingma e. bewoners vcm huizen in de Torenstraathoudende verzoek om uit gang aan de Wester plantage en vergunning om in den weg aldaar straatjes te leggen. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt, over eenkomstig de conclusie van het voorstel, besloten dit verzoek te wijzen van de hand. 5. Ontwerp-verordening tot het heffen en op de invorde Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1903. 3 ring van eene belasting op hmieelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden.^f 2J De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Duparc gelooft geen tegenspraak te zullen ondervinden, als hü beweert, dat als aan den raad wordt aangeboden eene nieuwe belasting-verordening, daarbij had moeten worden overgelegd eene raming van de opbrengst, opdat de leden van den raad hadden kunnen beoordeelen, of de druk, die door de nieuwe belasting den ingezete nen wordt opgelegd, de zaak wel waard is. De memorie van toelichting zwijgt echter bijna geheel over dit punt, en wat zij er van zegt, strekt allerminst tot aanbeveling. Op bladzijde 4 toch staat te lezen: „of schoon nu van de uitbreiding dezer heffing tot alle tijden „van het jaar geen belangrijke stijging der ontvangsten „moge zijn te verwachten, zoo schijnt er toch geen reden „meer te bestaan om deze belasting te beperken tot „de jaarmarkt". Waarom, als er geen belangrijke stijging der opbrengst is te verwachten, vraagt spreker, dan over te gaan tot de heffing over het geheele jaar Bovendien moet hier vooral goed worden gedacht aan hen, die door deze nieuwe belasting zullen worden getroffen. In de kermis zijn het voor verreweg het grootste gedeelte vreemdelingen, die aan de ingezetenen openbare vermakeljjkheden aanbieden. Dat zij daarbij wel varen, blijkt genoegzaam uit de belangrijke sommen, die zij voor de standplaatsen betalen en uit hun jaarlijksche terugkomst. Zij, die van deze gelegenheden gebruik maken, zijn voor een groot deel ook al niet-ingezetenen. Dóór de voorgestelde belasting zullen echter in de eerste plaats worden getroffen de in de gemeente zelve wonende ondernemers van publieke vermakelijkheden, die toch reeds op zware lasten zitten en lang niet altijd zijde spinnen bij elke voorstelling, die zij aanbieden. Het ligt dus voor de hand, dat zij zullen trachten de belasting te verhalen op hen, die van die voorstellingen gebruik maken. In vele lokaliteiten zijn het intussehen mccren- deels personen uit standen, die hun genoegen slechts met een klein bedrag kunnen betalen. Het is hier de zooge naamde „kleine man". Spreker is er nooit voorstander van geweest, om de kunst te belasten. Hij zal niet in beschouwingen treden over het begrip „kunst", of wat als zoodanig wordt ge- genoemd, en vaak lage kunst, soms in het geheel geen kunst is. Het ligt echter, zijns inziens, veeleer op den weg van het gemeentebestuur de kunst te bevorderen, zelfs door het verleenen van subsidie'. De kunst, welke ook, behoort niet te worden belast. Spreker zal op grond van deze zijne bezwaren tegen het voorstel stemmen. De heer Oosterhoff hadevenals de heer Duparc gaarne vernomen, wat de opbrengst van deze belasting te Groningen is en nog liever, hoeveel de voorgestelde belasting volgens raming van burgemeester en wet houders hier zal opbrengen. Spreker geeft toedat dit cijfer slechts bij benadering is op te geven maar acht die opgaaf niet van belang ontbloot, omdat de raadsleden daardoor in staat worden gesteld te beoordeelen, of de opbrengst eenigszins zal opwegen tegen de lasten, ver bonden aan de in- en uitvoering der verordening. Overigens is spreker het niet met den hoer Duparc eens; hij heeft geen bezwaar tegen de voorgestelde be lasting, mits zij worde eene belasting op het genot. De lieer Duparc vraagt, wie er door getroffen zullen worden en is van meening, dat het de ondernemers zijn, die het echter op de bezoekers zullen verhalen. Dit laatste komt spreker niet wel doenlijk voor. Als maatstaf toch moet gelden het aantal staan- en zitplaatsen, onverschillig of zij al dan niet bezet zijn. De verhooging van de entree zou dus willekeurig, soms te hoog, soms te laag zijn. Het eerste zal het geval zijn, indien de zaal flink bezet is, het laatste bij een slecht bezoek. Spreker wil deze belasting dan ook beschouwd hebben als eene op liet genot, die betaald moet worden door hen, die van de voorstellingen profiteeren, te meer, daar zulk eene belasting billijk is en gemakkelijk wordt be taald. Zal dit echter het geval zijn, dan moet, in navolging van Amsterdam en Groningen, belasting worden geheven van de bruto-opbrengst. Stelt men evenals in genoemde plaatsen de belasting op 5 pCt. van de bruto-opbrengst, dan heeft de ondernemer de entreeprijs met 5 pCt. te verhoogen, wat op de opkomst zeker geen invloed zal uitoefenen, terwijl het risico, dat hij in ieder geval loopt, niet verhoogd wordt. Burgemeester en wethouders hebben bezwaren tegen deze heffing en zijn van meening, dat zij alleen daar kan worden toegepast, waar avond aan avond voorstellingen worden gegeven. Spreker meent er op te moeten wijzen, dat zulks in Amsterdam wel, in Groningen echter even min als in Leeuwarden het geval is. Wat de andere be zwaren betreft, het komt hem voor, dat, wat in Gronin gen mogelijk is, hier ook kan worden toegepast. Voor het oogenblik is spreker dan ook voor de hef fing van 5 pCt. van de bruto-opbrengstmogelijk dat zijne opinie in den loop van het debat nog wijziging ondergaat, maar naar zijne meening behoort deze belasting niet te drukken op den ondernemer, maar op de bezoekers, die zieh die kleine uitgave voor hun genot gaarne zullen getroosten. De heer Middelkoop heeft met belangstelling kennis genomen van dit ontwerp en heeft het plan gehad het te bespreken in verband met den algemeenen financieelen toestand der gemeente, maar heeft daarvan afgezien, omdat zich daartoe later de gelegenheid wel zal aan bieden. Zooals het ontwerp daar ligt, gelijkt het veel op do patentbelasting, waarvan de grootste deugd hierin bestaat, dat zij afgeschaft is. Met de bedrijfsbelasting verschilt deze heffing hierin, dat daar rekening gehouden wordt met de kosten van verkrijging, terwijl hier genomen wordt over de bruto-ontvangst, althans zoo wordt gezegd. Straks zal blijken, dat dit eene fictie is. Spreker deelt de bezwaren van de heeren Duparc en Oosterhoff, wat betreft het ontbreken, van eene schatting der opbrengst, waar burgemeester en wethouders in hunne memorie van toelichting verklaren dat geen be langrijke stijging te wachten is. De vraag is bij spreker gerezen, of er aanleiding be staat voor een bepaald beroep, zooals dat van ondernemers van openbare vermakelijkheden, eene afzonderlijke heffing in het leven te roepen. De inkomsten zijn niet vast en het percentage wordt genomen over een bedrag, waaruit de opbrengst niet te herkennon is. Met de kosten, die door den ondernemer gemaakt moeten worden, wordt geen rekening gehouden. De algemeene strekking van het voorstel vindt men be lichaamd in artikel 1 en er is aanleiding dit artikel nauer te bezien. Kaast tooneelvertooningen worden daar ook genoemd „voordrachten." Nu is het kwestieus, wat daaronder moet worden verstaan. Valt daaronder eene gewone lezing of eene lozing, waar als verklaring lichtbeelden worden vertoond Zoo ja, dan vallen ook gewone spreekbeurten onder de nieuwe belastingen. Het is merkwaardig, dat deze altijd met verlies werken b.v. de volksvoordrachten in Amicitia. Nog kort geleden is hem dat uit een toegezonden verslag gebleken. Ver leden jaar hield spreker eens eene voordracht over Ten- in sin's Enoch Arden. Ter verduidelijking werd die ook met lichtbeelden opgehelderd. Daarvan moet dan ook belasting worden betaald, terwijl het niet te doen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 2