4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1903. is om met die voordrachten winst te behalen, integendeel liet is vooraf zeker, dat er verlies zal zijn. Devereeni- ging, die zulke voordrachten organiseert, rekent er op, dat er verlies geleden wordt. Ilaar doel is dan ook de volksontwikkeling te bevorderen. Spreker vindt het be zwarend, dat daarvan belasting moet betaald worden. Met den heer Duparc zag spreker liever aanmoediging dan belasting voorgesteld. Spreker wijst op de tooneelvertooningen. Het succes der voorstelling is niet afhankelijk van het gehalte. Verleden Zondag woonde spreker do opvoering bij inde Harmonie van „Die tote Stadt.". Wat er vertoond werd, wras hooge kunst. De zaal was voor o4 gedeelte bezet. Of daar met verlies is gewerkt, weet spreker niet, maar toch zal er belasting voor moeten worden betaald. En op de voordrachten, verleden jaar alhier gegeven door Mevrouw Mann—Bouwmeester, waar eveneens hooge kunst werd gegeven en de zaal slechts voor 1 /io w as bezet. Volgens den ondernemer, kostte die avond hem geld, wat spreker gelooft, omdat hij het geringe bezoek heeft gezien en toch zou de belasting dan betaald moeten worden. Nu bevat art. 9 wel de verzachtende bepaling, dat wanneer »/4 gedeelte van de zaal onbezet is gebleven, eene teruggave van bi lading kan worden verleend, maar het minimum van f 3.moet toch worden betaald, hoewel er verlies is geleden. In den aanhef van art. 3 wordt gesproken van 1 p('t. van de bruto-opbrengst. Dit lijkt heel aardig, maar de wijze, waarop de bruto-opbrengst wordt berekend, heeft tot resultaat een cijfer, dat er niets mee te maken heeft, het is eene fictie; evenals het aantal plaatsen eene fictie is, dat weer dienen moet tot berekening van de opbrengst. AYe hebben hier te doen met progressie in omgekeerde richting, zoodat van de slechtste plaatsen de meeste be lasting wordt geheven. De heeren Duparc en Oosterhoff hebben gewezen op de afwenteling der belasting van de ondernemers op de bezoekers. Spreker meent, dat hier moeieljk van af wentelen kan worden gesproken, omdat hier geen kans bestaat met behulp van alle regelen der rekenkunst vast te stellen het bedrag, dat de ondernemer moet verhalen op de bezoekers. Daarvoor zou men het aantal bezette plaatsen moeten weten en die houden met de opbrengst geen verband, omdat het aantal plaatsen en niet de be zette voor de belasting in aanmerking komen. In Amster dam kan dat wel berekend worden, omdat daar op de billetten gedrukt staat de entreeprijs en het bedrag voor stedelijke belasting. Ook zal er volgens art. 5 belasting worden geheven van de abonnementskaarten voor den Prinsentuin. De opbrengst daarvan vloeit in de gemeentekas, zoodat de gemeente belasting heft van haar eigen inkomsten. Dit nu strijdt met de regelen eener goede belastingheffing. Art. 8 noemt eenige vrijstellingen bv.de voorstel lingen, waarvan de onzuivere opbrengst ten volle bestemd is voor een weldadig doel. Deze vrijstelling heeft geen beteekenis, omdat men daar altijd met eene zuivere op brengst te doen heeft. AVanneer de kosten voor inrichting enz. de zoogenaamde noodzakelijke onkosten niet worden afgetrokken, dan zouden die er moeten bijgelegd worden, door dengene, die de voorstelling op touw zette en die onkosten zijn vaak niet het kleinste deel. Daarom is het overbodig eene vrijstelling te verleenen, die geene vrijstelling is. Van de harddraverijen worden vrijgesteld die op de korte baan. Waarom "f Wanneer het een genot is, voor spreker is het dat niet om beesten te zien tempteeren op do lange baan, dan zal het dat op de korte ook wel wezen. Art. 6 der verordening op de invordering geeft den ambtenaar, met de inning belast, de bevoegdheid een borgtocht te vorderen tot zekerheid voor de betaling dei- belasting. Uit den aard der zaak zal deze zekerheid het meest gevorderd worden van de artiesten van lageren rang en zoo zal een liedjeszanger, voor hij zijn lied aanheft, een zeker bedrag moeten storten, waartoe juist dit soort ver- tooners het minst in staat is. Hij zal het dus eerst met zingen moeten verdienen en al zingende de gemeente verlaten, zoodat deze naar haar centen duiten kan. Den ambtenaar, met de controle belast, is het verbo den vrijkaarten aan te nemen, terwijl hij toch voor het toezicht vrije toegang heeft. Wat beteekent nu zulk een verbod geen vrijkaarten te mogen aannemen? Die ambtenaar heeft krachtens art. 4 ook toegang tot besloten gezelschappen zooals b.v. bruiloften wanneer die gegeven worden in gewoonlijk voor het publiek toe gankelijk gestelde lokalenten einde zich tè verzekeren, dat aan deze verordening worde voldaan. Spreker kan zich voorstellen, dat die ambtenaar, als gezellig inensch, in zulk een kring welkom ismaar meestal zal zijne aanwezigheid storend werken op de feestvreugde. Al die overwegingen maken, dat spreker zal stemmen tegen de verordening. Het is eene belasting op een be paald bedrijf, dat strekken moet tot veredeling en ont wikkeling van het volk en dus niet door eene belasting behoort te worden gedrukt. De heer Troelstra meent in tegenstelling met den heer Duparc, dat men hier niet te doen heeft met eene nieuwe belasting, maar zooals reeds blijkt uit de toelichting tot het voorstel, alleen met eene uitbreiding van eene bestaande regeling;. En wat betreft het aanbevelenswaardige van O O deze belasting meent spreker, dat burgemeester en wet houders dit voorstel doende staan op den bodem der gemeentewet, waar zij in art. 240 zoodanige belasting uitdrukkelijk noemt. En waar de heeren Duparc en Oosterhoff vragen naar de opbrengst, kan spreker deze niet opgeven en stellig zal dit ook geen enkel lid van den raad kunnen. Alleen weet sprekerdat er bijna iederen avond een of andere voor stelling wordt gegevenzooals uit de Leeuwarder Cou rant blijkt. Alisschien dat een bedrag van f 1000 zou kunnen worden geraamd. Tegenover de bewering, dat de opbrengst de moeite niet zal loonenmeent spreker er aan te mogen herin neren, dat de raad indertijd er geen bezwaar tegen had eene belasting in te stellen voor straatgebruik, die onge veer f 500 of 000 per jaar opbrengt. Dat is ook niet veelmaar toen is de zaak op zichzelve beschouwd. Dat moet men hier ook doen en wel met het oog op de financiën, waarvan niemand zal ontkennen dat verster king niet noodig isal is dan ook de opbrengst dezer belasting niet van groot gewicht. De belasting, die hier voorgesteld wordtis eene zake lijke, die geheven wordt van hen, die openbare verma kelijkheden ondernemen en daarvoor dus aansprakelijk zijn. <9f zij kans zien die belasting te verhalen op de bezoekers, behoeft geen gewicht in de schaal te leggen, daar ook bij andere belastingen niet altijd bekend is, op wie zij ten slotte drukken. Stellig zullen zij het doen, als zij kunnen en althans vereenigingen zullen haar verhalen op de leden. De risico drukt hier op den ondernemer van het be drijf, maar heeft b.v. de slager ook geen risico te dra gen die vee voor den accijns aangeeft en niet altijd zeker is, dat hij alle vleesch met winst zal verknopen Dit is ook het geval met de ondernemers van vermake lijkheden, die met de kermis hier komen: ook voor hen is het de vraag, of de kosten zullen worden goedgemaakt. I)e heer Oosterhoff wenscht gevolgd te zien het stel sel toegepast te Amsterdam en te Groningen, Spreker is daar persoonlijk tegen, omdat hij vreest, dat dit stelsel hier niet kan worden toegepast zonder grooten omslag, als afzonderlijke registers, die gestempeld moeten worden, nauwlettend toezicht op alle vrijbilletten, enz. Ook meent sprekerdat de vergelijking tusschen Gro ningen en Leeuwarden niet opgaat. Daar worden, naar spreker meent, alle uitvoeringen gegeven in de Harmo nie en wat de tooneel voorstellingen betreft in den stads Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1903. 5 schouwburg. Dan wordt natuurlijk het toezicht gemak kelijker. Bovendien is de bevolking van Groningen het ■dubbele van die van Leeuwarden en met Amsterdam kan Leeuwarden in 't geheel niet worden vergeleken. AVanneer de voorgestelde wijze van belastingheffing voor tooneelvertooningen wordt aangenomen, dan steunt zij op het bestaande stelsel, dat goed is bevonden en thans alleen eene uitbreiding ondergaat, alleen met dit verschil, dat de berekening der plaatsen wordt opgedragen aan een gemeente-ambtenaar, in plaats van die over te laten aan belanghebbendenomdat dit aanleiding heeft gegeven tot bedrog, zooals uit do memorie van toelichting blijkt. Den heer Middelkoop zal spreker niet volgen in zijne uitvoerige beschouwingen over sommige artikelen; die zijn nog niet aan de orde en daartoe zal later wellicht nog wel gelegenheid bestaan; het zou hem intusschen niet moeilijk vallen diens beweringen te weerleggen. Alleen dit, de heer Middelkoop heeft gevraagd naar de beteekenis van het woord „voordracht". Nu moet men niet uit het oog verliezen, dat hier aan de orde is eene verordening op de openbare vermakelijk heden. Friesche en Hollandsche voordrachten, zooals die hier wel gehouden worden, zullen dus onder de verordening vallen, maar niet de populair-wetenschappelijke lezingen, ook b. v. niet de vergadering van den Protestantenbond op 31 October gehouden, al worden ter opluistering eenige zangnummers ten gehoore gebracht, in den gewonen zin van het woord zijn dit geen voordrachten. Ook in de Groningsche verordening worden „voordrach ten" uitdrukkelijk genoemd. Dat er ook belasting geheven zal w-orden van de uit voeringen in den Prinsentuin, is niets nieuws, daarvan wordt thans in de kermis ook betaald. Die entrees worden af zonderlijk gehouden en beheerd. Nu deze belasting alge meen wordt, is het onbillijk de muziekuitvoeringen al daar uit te zonderen. Naar 2 pCt. berekend, zullen die 80 of 90 gulden opbrengen. Ten slotte wil spreker er nog op wijzen, dat met deze belasting beoogd wordt versterking der gemeentekas, die noodig geacht mag worden. N u kan men daarover verschillend denken, maar waar nu eenmaal het herten van belasting noodig is, daar meent spreker, dat dan in de eerste plaats wel belastingen in aanmerking komen als deze. Trouwens, de belasting be staat reeds en waarom haar te beperken tot de kermis? Principieele tegenstanders zouden consequent handelen met een voorstel in te dienen tot geheele afschaffing dier belasting; zij kunnen moeilijk volhouden, dat alleen uit breiding moet worden tegengegaan. De heer Duparc blijft van meening, dat men hier te doen heeft met eene voor velen nieuwe belasting. Boven dien heeft zij een bijzonder karakter, waardoor zij moei lijk met andere belastingen kan worden vergeleken. Spreker zal geenszins tegenspreken, dat deze belasting steun vindt in de gemeentewet. Een voorstel, waar dit niet het geval is, zou ook niet van burgemeester en wet houders mogen worden verwacht. Doch, al steunt iets op de wet, is het daarom nog niet billijk. Wet is niet altijd recht. Het grootste recht is zelfs soms het grootste onrecht. De vergelijking, door den heer Troelstra gemaakt, tusschen deze belasting en die op het straatgebruik, waarop spreker zelf jarenlang had aangedrongen met wijlen het raadslid Air. van Sloterdijck, gaat niet op. Het karakter van beide belastingen is geheel verschillend. In het genoemde geval toch geldt het geheel het ge bruik van de openbare straat voor het particulier gebruik, voor bijzondere doeleinden, dikwijls voor het opstellen van groote inrichtingen, winkels zelfs, als een pand wordt verbouwd, dikwijls weken, ja maandenlang. Het betalen van eene zekere retributie daarvoor is daarom alleszins billijk, en dit werd trouwens eenige jaren geleden ook door den raad erkend door het besluit deze belasting in te voeren. Hier echter wil men laten betalen voor het verblijf in eene aan particulieren behoorende lokaliteit. De gevallen verschillen dus niet weinig van elkander. Door den heer Aliddelkoop werd, gelijk ook spreker reeds deed, er ook nog op gewezen, dat het zou zijn eene belasting op den „kleinen man." Yoor dezen is het lidmaat schap van de vereeniging de Harmonie te duur. Nu zal, wel is waar, ook de Harmonie worden belast, maar het zal der directie zeer gemakkelijk vallen deze bepaling voor deze vereeniging illusoir te maken. In de Harmonie toch worden alleen toegelaten do leden met hun huisgenooten en vrouwelijke logés, voor mannelijke logés moet echter entree worden betaald. Deze bepaling behoeft slechts te worden veranderd, en dan valt de Harmonie dadelijk buiten de toepassing dei- verordening. De heer Oosterhoff verdedigde de belasting op grond, dat voor het genot wel iets mag worden betaald. De heer Troelstra stelde zich op hetzelfde standpunt door te spreken van „uitgaan". Doch „genot" is ook van verschillende beteekenis. Er zijn mensclien, die noch van het tooneel, noch van muziek houden, maar een groot genot er in vinden, eene tentoonstelling van schilderijen of van andere kunstwerken te bezichtigen. Tentoonstel lingen van dezen aard zullen echter, volgens art. 8 van het ontwerp, niet aan de belasting zjjn onderworpen. Als men het „genot" of het „uitgaan" wil belasten, zou men met hetzelfde recht, liever onrecht, ook het uit rijden gaan, het spelevaren en wat al niet meer genot voor den mensch oplevert, kunnen belasten. Spreker dacht bij het lezen der memorie van toelich ting aan den Romeinschen Keizer Yespasianus, die, om zijn schatkist te stijven, eene belasting liet leggen (het kind moet een naam hebben) op de urine De gemeentekas moge, volgens den heer Troelstra wel wat versterking noodig hebben, het thans daartoe voor gestelde middel moet al heel weinig gelukkig gekozen worden genoemd. Bovendien bij den aanvang dezer ver gadering heeft de voorzitter woorden gesproken, die geens zins duiden op de behoefte aan invoering of verhooging van belastingen. Te Leeuwarden behoeft voor het oogen- blik gelukkig nog niet te worden gezocht naar middelen om aan geld te komen, zooals in vele groote gemeenten het geval is en waartoe men in Groningen zelfs de school gelden wil verhoogen. Do Heer Wühelmy zegt, dat het doel van deze ver ordening is het maken van winst voor de gemeente. Spreker vreest, dat deze miniem zal zijn. Uit de memorie van toelichting tot het voorstel blijkt, dat de ontvangst ten tijde der kermis f 300 bedraagt en dat daarvan f 50 kosten moet worden afgetrokken. Spreker vraagt, wat de opbrengst zal zjjn, als de verordening een geheel jaar werkt en er een apart ambtenaar voor wrordt aangesteld, die toch ook moet worden bezoldigd. Nu mag de heer Troelstra zeggen, dat er in Leeuwarden iederen avond wat te doen is, maar het zou spreker zeer verwonderen, wanneer er dan toch meer dan ƒ250 over bleef. De heer Troelstra noemt geen cijfers, dus de be wering, dat de belasting meer zal opbrengen, is uit de lucht gegrepen. Ook dwaalt de heer Troelstra, als hij meent, dat in Groningen alleen vermakelijkheden worden gegeven in de Harmonie. Daar bestaat ook nog de Stads schouwburg, waar dikwijls voorstellingen worden gegeven en het Concerthuis, waar bijna iederen avond vergade ringen worden gehouden, en dan nog de verschillende café's, enz. Na de gehoorde discussion verklaart spreker zich niet met het voorstel te kunnen vereenigen. De heer Middelkoop wil, na hetgeen de heer Duparc zoo ad rem in 't midden heeft gebracht, nog eene enkele opmerking maken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 3