Vergadering van Dinsdag 27 Januari 1903.
6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1903.
Spreker meentin tegenstelling met den heer Troel
stra die er eene zakelijke belasting in zietdat deze
belasting persoonlijk is, dat zij drukt op den ondernemer
en niet te verhalen is op de bezoekersomdat het eene
onmogelijkheid is te bepalen, hoeveel elk daarin zou moeten
betalen.
De vergelijking met een slager, door den heer Troel
stra gemaakt, gaat niet op, omdat deze kan rekenen op
eene vaste cliënteele, terwijl niets wisselvalliger is dan
het bezoek van een schouwburg, waarop nooit peil valt
te trekken.
liet heeft den heer Schoondermark getroffen, dat de
heer Troelstra als wethouder eene belasting verdedigt
waar hij tegen is in zijn kwaliteit van voorzitter der
Yolksbij eenkomsten.
De voordrachten in Amicitia worden in het ontwerp
niet genoemd, terwijl het bekend is, dat er iederen Zon
dagavond in den schouwburg voorstellingen worden ge
geven, strekkende tot ontwikkeling van het volk, die de
heer Troelstra thans zelf' voorstelt te belasten.
De heer Troelstra meent zich ontslagen te mogen
rekenen den heer Duparc te antwoorden, daar deze ge
achte spreker geen nieuwe elementen in het debat heeft
gebracht, maar alleen het genot en de verschillende
wijzen, waarop de mensch genieten kan, heeft besproken.
Dit onderwerp in zijne algemeenheid is thans niet aan
de orde, het geldt hier geen algemeene belasting, doch
alleen eene op tooneelvertooningen enz.
Spreker meent, dat het bezoeken van voorstellingen
buiten de Harmonie, met of zonder deze belasting, den
„kleinen man" al ongeveer evenveel zal kosten.
Ook is spreker het niet eens met den heer Wilhelmy,
dat de opbrengst der belasting zal verslonden worden
door de kosten van invordering, spreker stelt zich dat
anders voor.
De daarmee belaste ambtenaar zal deze bezigheden
onder zijn gewone werkzaamheden doen en af en toe
toezicht houden op de richtige naleving der verordening
en daardoor zullen de kosten niet zoo hoog zijn.
Op den uitval van den heer Schoondermark merkt spreker
op, dat als hij hier in aanmerking nemen moest zijne
andere functies en het hart, dat hij daarvoor heeft, hij
als wethouder zeker niet de rechte man op de rechte
plaats zou zijn.
Die verschillende kwaliteiten moeten streng gescheiden
worden. Indien hij als wethouder overtuigd is, dat de
voorgestelde uitbreiding is in het belang der gemeente, dan
mag hij daar niet tegen zijn, omdat de vereeniging voor
volksbijeenkomsten daarin ook zou moeten deelen.
Yoor de Zondagavondbijeenkomsten wordt een entree
geheven van 10 cents. Stel nu, dat er 400 plaatsen zijn,
dan geeft dat 40 en wanneer daarvan 1 pCt. wordt ge
heven, dan vraagt spreker, of dit nu voor hem aanleiding
zijn mag om een dergelijk voorstel niet te verdedigen.
Verder moet men ten aanzien van dit voorstel in het
algemeen niet uit het oog verliezen, dat in Amsterdam
en Groningen 5 pCt. wordt geheven, zoodat, wanneer
een lokaal voor is bezet, er in verhouding niets meer
wordt betaald dan in Amsterdam.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter zal nu de artikelen aan de orde stellen..
Artikel 1 zal hij in stemming brengen; mocht dit ver
worpen worden, dan behoeft met de verdere behandeling
van het ontwerp niet te worden voortgegaan.
De heer Troeistra merkt op, dat nog slechts 15 leden
aanwezig zijn. Spreker weet niet, welk het lot van het
ontwerp zijn zal, maar waar het hier geldt eene belas
ting-verordening, daar meent spreker, dat het aanbeveling
verdient, dat een zoo groot mogelijk aantal leden tegen
woordig is.
Spreker stelt daarom voor de verdere behandeling te
verdagen.
De heer van Keiwich Verschuur meent, dat het voor
stel van den heer Troelstra overweging verdient.
Niet alleen om het klein aantal aanwezige leden, ter
wijl het hier eene belasting-verordening en dus eene be
langrijke zaak geldt, maar ook omdat dan aan bur
gemeester en wethouders de gelegenheid zal worden ge
geven eene raming der verwachte opbrengst over te leg
gen. Thans tast men dienaangaande in het duister en
door die raming kan tevens meer licht worden ontstoken
over do wenschelijkheid dezer verordening.
De Voorzitter wil gaarne de toezegging doen, dat eene
poging zal worden gedaan om aan den raad eene raming
der vermoedelijke opbrengst over te leggen, al vreest hij,
dat deze op zeer onbestemde gegevens zal moeten be
rusten.
De heer Schoondermark wil in overweging geven de
algemeene beschouwingen voor geëindigd te houden en
bij de hervatting der behandeling te beginnen met de
behandeling der artikels.
Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten
waarna de Yoorzitter de vergadering sluit.
Stoomdrukkerij van C. Jongbloed Az., Leeuwarden.
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag ÏB Januari 1 903.
Tegenwoordig alle leden.
Voorzitter: Jhr. Mr. A. Röell, burgemeester.
I. De notulen van de Dinsdag 13 Januari j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld:
1. dankbetuiging van Mej. S. Tigler Wijbrandi voor
hare benoeming tot leerares in den zang aan de Middel
bare School voor meisjes
2. procesverbaal van de opname der kas van den
gemeenteontvanger d.d. 22 Januari 1903;
wordt voor de leden ter visie geleed.
O O
3. adres van de Schippersvereeniging „Binnenvaarts
Welvaren," gevestigd te Drachten, houdende verzoek de
heffing van bruggeld voor de Verlaatsbrugbij de Willemskade
te verlagen of te doen vervallen en de bruggen 's morgens
één uur vóór zonsopgang af te draaien tegen dagtarief
wordt gesteld in handen van burgemeester en wet
houders ten fine van praeadvies.
4. missive, ongedateerd, ontvangen 22 Januari 1903,
van de commissie uit den raad van Leeuwarderadeel in
zake den trekweg LeeuwardenDokkum, houdende verzoek
om over te gaan tot de benoeming eener dergelijke
commissie en samen te werken tot overdracht van ge
noemden trekweg aan de provincie
wordt gesteld in handen van burgemeester en wethouders
ten fine van praeadvies.
5. dat de verpachting van standplaatsen voor de
kermis 1903 heeft opgebracht ƒ7360.82;
6. dat bij resolutie van Ged. Staten d.d. 22 Januari
1903 no. 27 is goedgekeurd het raadsbesluit d.d. 13
Januari 1903 tot verkoop van een gedeelte van bouwblok IY;
7. dat zijn verkocht
aan J. II. Stoett een gedeelte van bouwblok XIV
groot pl.m. 188 M'. tegen den prijs van f 4 per M3,
alzoo voor ƒ792.44;
aan P. Vonk gedeelten van bouwblok II, groot pl.m.
653 M3. en van bouwblok XIVc, groot pl.m. 500 M3, tegen
ƒ7 en 4,25 per M3, totaal 6026,40;
aan M. J. Schuurmans een gedeelte van bouwblok XIVJ,
ter grootte van ongeveer 185,5 M3. tegen den prijs van
4 per M3, totaal alzoo voor ƒ742
8. adres van den Leeuwarder Bestuurdersbond, hou
dende verzoek de ontwerp-verordening tot het heften van
eene belasting op tooneelvertooningen enz. niet aan te
nemen
te behandelen bij het betrekkelijk punt der agenda.
III. Wordt ter tafel gebracht:
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het
yerleenen van eervol ontslag als voogd der Stads-Armen-
kamer aan Mr. S. K. Thoden van Yelzen.
Wordt besloten dit punt heden af te doenzonder
discussie of hoofdelijke stemming wordt het gevraagde
ontslag eervol verleend met ingang van 1 Februari 1903.
2. Aanbeveling voor de benoeming van een voogd
der Stads-armenkamer, vacature Mr. S. K. Thoden van
Yelzen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan
A. Baarsma op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen
als onderwijzer aan gemeenteschool no. 7.
4. Idem om aan mej. W. Posthuma eervol ontslag
te verleenen als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 8.
5. Idem tot het rooien van 20 wilgenstamboomen,
staande aan weerszijden van het Kalverdijkje.
6. Idem om de opkomsten van het veergeld voor de
pont over de Stadsgracht tusschen de Schoolstraat en den
toegang tot de veemarkt onderhands te verpachten aan
JE. J. Weiland voor 23 per jaar.
7. Idem om een vergaderlokaal beschikbaar te stellen
voor de plaatselijke commissie, bedoeld bij art. 86 dei-
ongevallenwet 1901.
8. Idem om de meerdere 1 tosten door aannemers dezer
gemeente voor de verzekering van hun personeel ingevolge
de ongevallenwet te maken, te nemen ten laste der ge
meente.
9. Idem tot vaststelling van een nieuw heffingsbesluit
en van eene verordening op de invordering van eene
belasting onder den naam van bruggeld voor het af
draaien van de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendriks-
brug, de Ilarlingervaartsbrug, de Yrouwenpoortsbrug, de
Noorderbrug en de Verversbrug.
Dit punt te doen drukken als bijlage tot 's raads hande
lingen en even als de punten 2—8 te behandelen in eene
volgende vergadering.
IY. Wordt overgegaan tot de behandeling van de
op den oproepingsbrief vermelde punten.
In verband met de vaststelling van
het tweede suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag
dienst 1902
wordt de openbare vergadering geschorst.
Na heropening daarvan wordt het tweede suppletoir
kohier, dienst 1902, vastgesteld op een totaal der cijfers
van aanslag ad 94901 en met een totaal van aanslagen
ten bedrage van 1212.976.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan Hare
Majesteit de Koningin het verzoek te doen de gemeente
Leeuwarden toe te laten zelve het risico te dragen der bij
de Ongevallenwet 1901 geregelde verzekering van werklieden.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten
burgemeester en wethouders op te dragen zich te
wenden tot Hare Majesteit de Koningin met het verzoek
de gemeente Leeuwarden als werkgeefster toe te laten
zelve het risico te dragen der bij de Ongevallenwet 1901
geregelde verzekering der werklieden.
3. Idem tot aankoop van een perceel landten kadaster
bekend gemeente Leeuwarden in Sectie D no. 1014 aan
den Harlingertrekweg.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Duparc zegt, dat toen in de vorige vergade
ring de secretaris was begonnen het voorstel voor te
lezen, hij zich een oogenblik had blij gemaakt. Hij had
gedacht, dat er eindelijk zou komen een voorstel tot op
richting van een gemeentelijk abattoir. Het bleek hem,
echter al spoedig, dat hij zich slechts had verblijd met
eene doode musch.
Afgescheiden van de groote uitgaaf, die dit zou vor
deren, zou hij zich echter over dit bezwaar hebben
heengezet. Het doel van burgemeester en wethouders
met den voorgestelden aankoop is intusschen het maken
van eene inrichting, waarin aan anderen de gelegenheid
wordt gegeven vee te slachten voor den uitvoer van
vleesch naar Engeland.
Spreker waardeert alleszins de goede bedoeling van bur
gemeester en wethouders om, casu quo den bloei van de
reeds zoo belangrijke veemarkt van Leeuwarden nog meer
te bevorderen. Daarbij moet hij zich echter bepalen.
Het voorstel komt echter te laat, want de tijden zijn
veranderdvóór een tiental jaren zou eene exportslagerij
hier misschien recht van bestaan hebben gehad. Thans
is het daarmede uit. De richting van de exportslagerijcn
is reeds sinds lang naar de havenplaatsen, omdat van
daar het vleesch onmiddellijk in den kortst mogelijken
tijd over zee naar de Engelsche markt kan worden
vervoerd.
Te Vlissingen bestaat dan ook reeds sedert eenige jaren
eene inrichting als de voorgestelde, vanwaar het