Vergadering van Dinsdag 10 Maart 1903. 32 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1903. van den vijver met zand zal zijn, dat het volume water daarin vermindert, zoodat dit des te eerder vervuild zal zijn. Wat de opmerking van den heer van Messel betreft, doet spreker opmerken, dat het fonds van den Prinsentuin voor dit doel niet kan worden aangewend. Dit jaar zal moeten worden overgegaan tot verbetering der verlichting en die kosten zullen uit dat fonds worden bestreden. Het zou niet aan te raden zijn. uit dit fonds uitgaven en nog wel zulke groote uitgaven te doen de schatkist zou dan spoedig leeg zijn, terwijl dadelijke aanvulling niet mogelijk is. Bovendien in de verordening is nauwkeurig omschreven, tot welke doeleinden de gelden mogen worden besteed en daar valt het dempen van den vijver buiten. De heer Van Messel verklaart door het antwoord van den heer Hijlkema niet te zijn bevredigd. Door dat geachte lid wordt beweerd, dat het aparte fonds tot den bodem zal worden geledigd, met het oog op eene eventueele verbetering der verlichting in den Prinsentuinspreker vraagt, waarom nu wel de kosten der verlichting daaruit mogen worden bestreden en niet de demping van den vijver. Van deze wijze van administratie begrijpt spreker niets. De Voorzitter doet opmerken, dat artikel 8 van de verordening op het gebruik en beheer van den Stads- of Prinsentuin uitdrukkelijk opnoemt, waarvoor de abonne mentsgelden mogen worden gebruikt. Jaarlijks worden de rekening en verantwoording door den raad goedgekeurd en dan is er gelegenheid over het beheer bedenkingen in het midden te brengen. Zooals de verordening thans luidt, laat zij geen vrij heid de abonnementsgelden voor het door den heer Van Messel gewenschte doel te besteden. De heer Jansen had over dit voorstel geen debat ver wacht en gaat geheel mede met burgemeester en wethou ders. Er zijn thans twee stelsels aanhangig, volgens het eene wordt de vijver zoo diep gelaten, volgens het andere wordt hij voor een gedeelte gedempt, mogelijk hebben beide stelsels wat voor en wat tegen. De vijver hield thans eene groote hoeveelheid blabber in en spreker meent, dat wanneer de vijver tot zekere hoogte met zand wordt gevuld, het vuil telkens weer het zand zal bedekken en dan zal zich even goed op het zand weer moerasgas ontwikkelen. De vijver zal dus spoedig vervuild zijn en de eenden en visschen zullen daarin moeilijk kunnen leven. Ieder jaar zal er dan moeten worden gebaggerd, terwijl thans het gas door de groote hoeveelheid water wordt bedwongen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten den post groot 350.— op de gemeentebegrooting voor 1903 beschikbaar gesteld voor het baggeren van den vijver in den Prinsentuin, te verhoogen met 500.—, ten einde daaruit te bestrijden, zoowel de kosten van het slatten van den vijver van de brug af tot aan de volière, als van het aanbrengen van een hekwerk ter hoogte van 0.90 meter tot op 0.15 meter onder het wateroppervlak te plaatsen, op zoodanigen afstand van den oever, dat inge val er een kind in den vijver valt, dit gemakkelijk en zonder gevaar kan worden gered. VI. De heer Tromp vraagt en verkrijgt het woord voor een onderwerp, vreemd aan de orde van den dag. Spreker wil er op wijzen, dat de toestand, waarin het hulpziekenhuis verkeert, veel te wenschen overlaat. Zooals bekend is, is dit ziekenhuis bestemd voor de besmette lijke ziekten, bij de behandeling waarvan het juist zooveel op zorgvuldige verpleging aankomt. Nu maakt deze inrichting allerminst den indruk voor ziekenverpleging bestemd te zijn, eerder lijkt het een pakhuis of werkplaats. Er bestaan cardinale bezwaren tegen de tegenwoordige inrichting: de badgelegenheid is onvoldoende, ten eene- male ontbreekt eene zit- en slaapkamer voor de verpleegsters. Deze slapen nota bene op de ziekenzaal. Waarlijk zij hebben betere behandeling verdiendEn hoe moet dit gaan, als er eens eene epidemie uitbreekt? De directeur van het Stads-Ziekenhuis heeft in zijne rap porten meermalen op deze toestanden gewezen, evenals de vereeniging van geneesheeren, «Medicorum Vinculum", die zich nog kortelings richtte tot de beide ziekenhuizen hier ter stede met het dringend verzoek eene barak voor besmettelijke ziekten in te richten! Aangenaam zal het spreker daarom zijn van burge meester en wethouders de verzekering te ontvangen, dat zij verbetering van den toestand in overweging zullen nemen, want deze is Leeuwarden onwaardig. De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Tromp meer een wensch heeft geuit dan wel eene vraag gericht tot burgemeester en wethouders. Spreker wil echter gaarne de toezegging doen, dat burgemeester en wethouders rapport zullen inwinnen bij de commissie, belast met het beheer van het Stads-Zieken huis. Uit jaarverslagen blijkt, dat de toestand van het hulp-ziekenhuis niet gunstig is, maar er wordt van de inrichting betrekkelijk weinig gebruik gemaakt. Spreker herbaalt zijne toezegging, dat de zaak zal worden onderzocht en het effect daarvan aan den raad zal worden medegedeeld. De heer Tromp geeft toe, dat van de inrichting betrek kelijk weinig gebruik wordt gemaakt. Maar dat komt juist door den geheel onvoldoenden toestand. De genees heeren zenden hun patiënten slechts door nood gedwongen naar het hulpziekenhuis. Was de gelegenheid goed inge richt, dan zou er wel meer gebruik van worden gemaakt. De vergadering wordt hierna door den voorzitter ge sloten. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. M1EDEMA Co. Leeuwarden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Maart 1903. 33 Tegenwoordig de heerenTigler Wijbrandi, Konter, Kuipers, Schoondermark, Beekhuis, Oosterhoff, Feitz, Haverscbmidt, Jansen, van Messel, Lautenbach, Beucker Andre®, Duparc, Middelkoop, Wolft', Menalda, Feddema, Hijlkema, van Ketwich Verschuur, Baart de la Faille, Tromp, Troelstra. Afwezig: de heer Wilhelmij. Voorzitter: Jhr. Mr. A. Böell, Burgemeester. I. De notulen van de Dinsdag 24 Februari jl. ge houden vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat is ingekomen bericht van afwezigheid van den heer Wilhelmij 2. dankbetuiging van H. Groen voor zijne benoeming tot onderwijzer aan gemeenteschool no. 5 3. dat bij besluit van Gedeputeerde Staten dd. 26 Februari 1903 no. 26 zijn goedgekeurd de raadsbesluiten dd. 10 Februari 1903: a. tot verpachting van de pont over de stadsgracht aan E. J. Weiland voor den tijd van drie jaren; b. tot verhuring van een aantal gemeente-eigendommen; en bij besluit dd. 5 Maart 1903 no. 41, het raadsbesluit dd. 24 Februari 1903 tot het afstaan in gebruik van een lokaal in de Middelbare School voor meisjes 4. mededeeling van de dagen, waarop de openbare lessen aan die scholen zullen gegeven worden tot bijwoning worden uitgenoodigd de heeren Menalda, Tromp en Schoondermark 5. missive dd. 5 Maart 1903 no. 8507 van de com missie van toezicht op het lager onderwijs, begeleidende het verslag van den staat van het lager onderwijs over het jaar 1902 wordt voor de leden ter visie gelegd. 6. adres dd. 7 Maart 1903 no. 360 van het bestuur der Afdeeling Leeuwarden e. o: der Friesche Maatschappij van Landbouw, houdende het vernieuwde verzoek het bestaande stelsel van publieke verhuring los te laten. De Voorzitter doet opmerken, dat aan dit adres geen gevolg meer kan worden gegeven. Immers den 27 Januari jl. is na ampele discussiën besloten de losse landen te verhuren op de toen vastgestelde voorwaarden. Aan dat besluit is reeds een begin van uitvoering gegeven de zaak is in handen van een notaris en de verhuring zal begin April plaats hebben. Onder deze omstandigheden kan op dat besluit niet worden terug gekomen, alleen zou overwogen kunnen worden, of in het 4e huurjaar aan de huurders voorkeur zal worden gegeven tot wederinhuring, zooals het adres aan de hand doet. Burgemeester en wethouders zijn bereid dit te zijner tijd te onderzoeken mi kan spreker niet anders voorstellen dan het adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer Van Ketwich Verschuur verklaart geheel mede te gaan met het voorstel van den voorzitter en wil er nog op wijzen, dat voor inwilliging van het verzoek, voor welks motieven overigens wel wat te zeggen is, herroe ping van het raadsbesluit van 27 Januari 1.1. noodzake lijk zou zijn, en daar het dan geldt eene onderhandsche verhuring, is goedkeuring van Gedeputeerde Staten noodig. Daar nu de verhuring uiterlijk begin April moet plaats hebben, ontbreekt voor een en ander de tijd. Spreker geeft echter burgemeester en wethouders in overweging bij de verhuring te doen bekendmaken, dat in het 4de huurjaar door den raad zal worden beslist opzichtens de toepassing van het zoogenaamde sollicitatie-stelsel, in het betrekkelijk adres omschreven. Overeenkomstig het voorstel van den voorzitter wordt besloten. III. Wordt ter tafel gebracht: 1. Rekening en verantwoording van de commissie van administratie over de Stads-Bank van Leening, dienst 1902. Wordt gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heeren: Tigler Wijbrandi, Schoondermark en Tromp ten fine van onderzoek en rapport. 2. voorstel van burgemeester en wethouders tot wijzi ging der gemeente-begrooting, dienst 1902. Wordt gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heerenBeucker Andrese, Konter en Oosterhoff ten fine van onderzoek en rapport. 3. idem tot wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1903. Wordt gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heeren: Haverschmidt, Wolff en Wilhelmij ten fine van onderzoek en rapport; 4. idem tot het aanbrengen van ijzeren goten aan de binnenzijde der overkappingen van de varkenshokken op de Veemarkt. 5. idem naar aanleiding van een adres d.d. 16 Februari 1903 van de gebroeders Feldhaus om te mogen bouwen in den tuin van „Amicitia". 6. idem tot onderhandsche aankoop van eene bleek van H. G. Brouwer aan het Noordvliet. 7. praeadvies van burgemeester en wethouders op het adres van de Erven Koumans Smeding, houdende ver zoek om overdracht van grond enz. aan den Noorderweg. 8. idem op het adres van de Vereeniging „Centraal Bureau voor Sociale Adviezen", houdende verzoek om subsidie. 9. rekening en verantwoording over het beheer van den Prinsentuin, dienst 1902. Wordt gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heerenOosterhoff, Feitz en Feddema ten fine van onderzoek en rapport. Wordt besloten de punten 48 te behandelen in eene volgende vergadering. IV. Rapporten worden uitgebracht door den heer Baart de la Faille namens de commissie, belast geweest met het Onderzoek van een verzoek van de commissie van beheer over het Stads-Ziekenhuis om machtiging tot het doen van af- en overschrijving op den dienst 1902 door den heer Menalda namens de commissie, belast geweest met het onderzoek van een verzoek van het be stuur van het Nieuwe Stads-Weeshuis tot het doen van af- en overschrijvingen op den dienst 1902. Wordt besloten de conclusiën van deze rapporten in eene volgende vergadering te behandelen. De heer Kuipers deelt mede, dat het sectie-onderzoek van het primitief kohier, dienst 1903, is geëindigd en dat, behalve spreker tot rapporteurs zijn benoemd de heeren Wolff en Wilhelmij. Het rapport zal zóó spoedig moge lijk worden uitgebracht. V. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten 1. Benoeming van vier leden der Commissie voorliet stedelijk muziekkorps. De uitslag der gehouden stemmingen is, dat gekozen worden de heeren Tigler Wijbrandi, Van Ketwich Ver schuur, Menalda en Schoondermark, met 20 stemmen ieder, terwijl telkens 1 stem wordt uitgebracht op den heer Kon ter. 2. Regeling van de rangorde van zitting der leden van den Raad. Bij loting worden aangewezen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 1