82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juni 1903. verslag blijkt, dat er wel besloten is, wat er gebouwd zou worden maar de wijze, waarop aan burgemeester en wethouders werd overgelaten, terwijl dit gebruikelijker wijze zou geschieden in overleg met de bouwcommissie. Maar dit overleg en dit beslissen over de wijze, waarop gebouwd zou worden, kon krachtens het raadsbesluit alleen regardeeren de uitbreiding van gemeenteschool no. 11 en niet het bouwen van eene werkvrouwenwoning. En nu mag vergoelijkenderwijze het rijkssubsidie worden aangehaald, spreker wil er aan herinneren, dat voor den bouw van dit soort woningen toch geen subsidie wordt gegeven. Na de gegeven inlichtingen blijft spreker er bij, dat aan den bouw geen raadsbesluit ten grondslag ligt. Spreker stelt zich voor na het verkregen antwoord in de volgende vergadering het voorstel te doen, dat de raad zich krachtens art. 142 der gemeentewet de goed- I keuring der plannen zal voorbehouden. De heer Duparc herinnert er aan, dat het raadsbesluit d.d. 25 Februari 1902 werd genomen in overeenstemming j met de conclusie van de commissie van rapporteurs over de onderwijsvoorstellen, waarvan met de heeren Baart de la Faille en Jansen spreker lid was. Dat raadsbesluit was een beginselbesluit, dat de geheele zaak van eene belangrijke reorganisatie van het lager onderwijs betrof, ook, dat in eene klasse niet meer dan 40 leerlingen zullen zijn. Daartoe was uitbreiding noodig mede van gemeenteschool no. 11. Daarmede is allerminst gezegd, dat er niet meer mocht j worden gedaan en geen werkvrouwenwoning mocht worden bijgebouwd. Het is geheel dezelfde geschiedenis als die van de uitbrei- j ding van de school in de Eestraatook daar zouden meer j lokalen, zelfs zes, worden bijgebouwd; zonder dat liet j echter in het organieke besluit stond werd er meteen eene woning voor eene werkvrouw aan toegevoegd. In de de stukken, die uitbreiding betreffende en later aan den i raad overgelegd, werd dit trouwens ook vermeld. Even zoo is het thans gegaan. De heer Beekhuis wil den geachten vóórlaatsten spreker er op attent maken, dat in de toelichting op no. 207 van de begrooting, dienst 1903, staat te lezen „voor de verbouwing en uitbreiding van gemeenteschool no. 11 ingevolge raadsbesluit van 25 Februari 1902, overeenkomstig de daarvoor in overleg met de commissie voor openbare werken vastgestelde plannen met inbegrip j van de kosten der daarbij ontworpen werkvrouwenwoning ad ƒ3000. De Voorzitter is van oordeel, dat een voorstel, als door den lieer Feddema in overweging wordt genomen, niet door den raad zou kunnen worden aangenomen. Hij meent, dat art. 142 der gemeentewet niet zóó kan wor den opgevat, dat de raad bevoegd zou zijn bij een alge meen besluit te bepalen, dat de plannen en voorwaarden van aanbesteding van alle werken en leverantiën door hem moeten worden goedgekeurd. Het voorbehoud, waar van dat artikel spreekt, moet zich bepalen tot eenig be paald werk, waarvoor dat voorbehoud expresselijk wordt gemaakt. De heer Feddema zal er over nadenken, wat hem ver der te doen staat. Hij is het met de vorige sprekers niet eens. Er moge op de begrooting al een post zijn uitgetrokken voor den bouw eener dergelijke woning, eene begrooting is, zelfs goedgekeurd door den raad, nog geen vaste wet, dat alles, daarin genoemd, moet worden uitge voerd of dat de plaatsing op de begrooting een uitvloei sel is van een raadsbesluit. Sedert geruimen tijd, een paar jaar b.v., staat op de begrooting een post voor het maken van een dam in de Potmarge en pas voor 14 da- J gen is nog maar in beginsel tot de uitvoering besloten. J Spreker blijft er bij, nog eens te willen overwegen, wat hij zal meenen te moeten doen. De Voorzitter meent thans, dat de heer Feddema op een dwaalspoor is. Voor het leggen van een dam in de Potmarge en voor de uitbreiding van eene school beide is een raadsbesluit noodig, maar met de details heeft de raad niet te maken, tenzij hij zich dit voorbehoudt. In andere gevallen is het een punt van uitvoering, dat op gedragen is aan burgemeester en wethouders binnen de perken der toegestane sommen. III. Wordt ter tafel gebracht 1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan Mej. T. Bruining als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 3. 2. Idem tot het verleenen van eervol ontslag aan den heer G. A. Escher als lid der commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs. 3. Idem tot verkoop van een partij keien aan de Armvoogdij te Drachten. 4. Idem tot wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1903 in handen eener commissie, bestaande uit de heeren Haverschmidt, Duparc en Beucker Andreae. 5. Idem in zake het verzoek van J. Buitenschild e.a. om de De Wet- en de Botliastraat over te nemen. 6. Idem in zake het verzoek van de Afdeeling Leeu warden en Leeuwarderadeel van de Friesche Maatschappij van landbouw en veeteelt om inzage te mogen nemen van de plannen tot uitbreiding der Veemarkt. 7. Idem om hun een crediet te verleenen voor het instellen van een onderzoek naar de woningtoestanden alhier in verband met de Woningwet en hen te mach tigen tot het aanstellen van een „inspecteur voor het woningtoezicht." Dit punt te doen drukken als bijlage van 's raads handelingen en evenals de punten 13, 5 en 6 in eene volgende vergadering te behandelen. IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten 1. Benoeming van de leden der stem bureaux voor de aanstaande raadsverkiezing. De uitslag der gehouden stemming is, dat achtereen volgens benoemd worden in het le kiesdistrict (Stadhuis), waarvan voorzitter is de bur gemeester of loco-burgemeester, tot plaatsvervangend voor zitter: H. Beucker Andreae, leden Z. S. Feddema, Mr. B. van Loon, 4e lid (art. liter der gemeentewet) Z. Middelkoopplaatsvervangende leden Jac. Marcus, Mr. J. D. van der Plaats en E. Komter; 2e kiesdistrict (Gymnasium) voorzitterD. ïigler Wijbrandi, leden C. L. B. J. Feitz, H. Arcnds, 4e lid (art. liter der gemeentewet) D. Lautenbach plaats vervangende leden W. H. Taconis, H. Feddema Az., N. T. Haverschmidt Fz.; 3e kiesdistrict (Gymnasium) voorzitter W. J. Ooster- lioff Jz., leden J. J. A. Schoondermark, J. L. de Looze, 4e lid (art. liter der gemeentewet) N. T. Haverschmidt JHz.; plaatsvervangende leden I. Nauta Andreae Jr., E. Kleijn en F. Bakkers. 2. Benoeming van een onderwijzer aan gemeenteschool no. l> (vacature Brassinga). Voorgedragen worden M. J. Inia te Leeuwarden. J. L. Bult te Oudehorne. J. Veenstra te Roordahuizum. De heer Lautenbach heeft bij de stukken, die ter visie Verslag van de handelingen van den gemeentera lagen, aangetroffen liet rapp: rt van het hoofd van school no. 9, waarin o.a. voorkwam de volgende zinsnede met betrekking tot een der sollicitanten „en schijnt hij zich „voor een jong onderwijzer wel wat veel vóór in den „socialen strijd te wagen". Spreker wil vragen, of dergelijke inlichtingen door de schoolhoofden worden verstrekt op verzoek van burge meester en wethouders. De Voorzitter beantwoordt de vraag ontkennend. Bur gemeester en wethouders laten de schoolhoofden alle vrij heid om hunne rapporten in te kleeden op de wijze, die zij goedvinden en daarin te vermelden, wat zij meenen, dat ter zake dienstig kan zijn, en spreker meent, dat deze vrijheid niet verkort moet worden. De heer Lautenbach spreekt dan den wensch uit, dat de schoolhoofden dergelijke uitlatingen in hun pen be waren. Het zou hem niet moeielijk vallen eene distel lezing uit dit rapport te geven, maar spr. wil dat nala ten om niet in dezelfde fout te vervallen, waaraan het hoofd der school mank ging. De Voorzitter /.egt, dat de heer Lautenbach dien wensch wel voor zich zelf kan uitspreken, maar eenig praktisch gevolg zal dit wel niet kunnen hebben. De heer Lautenbach wil die vrijheid ook gaarne laten, maar zou dan gaarne zien, dat de schoolhoofden minder op den schijn afgingen. Dergelijke uitlatingen zijn niet noodig, evenmin als die betreffende de godsdienstige richting van een sollicitant en op de benoeming kunnen zij van invloed zijn. De uitslag der gehouden stemming is, dat met algo- meene (18) stemmen benoemd wordt M. J. Inia. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van vergunning aan S. en T. Nauta om bestrate voetpaden te leggen in den berm aan den Westersingel. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten aan adressanten tot wederopzegging vergunning te verleenen tot het hebben van vier bestrate voetpaden in den berm van den Westersingel vóór hunne perceelen, onder de volgende voorwaarden a. dat de straatjes worden gelegd volgons daarvoor door den directeur der gemeentewerken te geven aan wijzingen b. dat zij steeds behoorlijk worden onderhouden ten genoegen van burgemeester en wethouders c. dat door den aanleg hiervan geen belemmering in den aflooi, van hemelwater ontsta en tl. dat als erkenning van het eigendomsrecht der ge meente op den grond, jaarlijks vóór of op den 12 Mei, voor het eerst op 12 Juli 1903, bij den gemeenteontvanger eene recognitie voor elk voetpad worde betaald ten bedrage van 0.25. 4. Idem tot oninvorderbaarverklaring van aanslagen in de belasting op het inkomen over 1901. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten den gemeenteontvanger te machtigen een bedrag ad 106.33 wegens belasting oj» het inkomen over 1901 als oninvorderbaar in de rekening over 1902 te verant woorden. 5. Idem idem over 1902. ad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juni 1903. 83 Zonder discussie of hoofdeljjke stemming wordt be sloten den gemeenteontvanger te machtigen een bedrag ad 304.27 wegens belasting op het inkomen over 1902 als oninvorderbaar in de rekening over 1902 te verant woorden. 6. Idem wegens verschuldigd schoolgeld voor middel baar onderwijs over 1902. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten den gemeenteontvanger te machtigen een bedrag ad ƒ37.50 wegens onbetaald gebleven schoolgeld voor onder wijs aan de school van Middelbaar Onderwijs voor meisjes als oninvorderbaar in de rekening over 1902 te verant woorden. 7. Idem wegens verschuldigd schoolgeld over 1901. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten den gemeenteontvanger te machtigen een bedrag ad ƒ50.03 wegens onbetaald gebleven schoolgelden als oninvorderbaar in de rekening over 1902 te verant woorden. 8. Idem wegens verschuldigd schoolgeld voor lager on derwijs over 1902. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt beslo ten den gemeenteontvanger te machtigen een bedrag ad 153.5L) wegens onbetaald gebleven schoolgeld voor lager onderwijs over 1902 als oninvorderbaar in de re kening over 1902 te verantwoorden. 9 Idem wegens verschuldigd schoolgeld voor onderwijs aan de gemeentelijke b waarschoten over 1902. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt beslo ten den gemeenteontvanger te machtigen een bedrag ad 118.52 wegens onbetaald gebleven schoolgeld voor onderwijs aan do gemeentelijke bewaarscholen als onin vorderbaar in de rekening over 1902 te verantwoorden. 10. Idem wegens belasting op het houden van honden over 1902. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten den gemeenteontvanger te machtigen een bedrag ad 296.21 wegens onbetaald gebleven belasting op het houden van honden als oninvorderbaar in de rekening over 1902 te verantwoorden. 11. Idem tot het leggen van een duikerriool, enz. in den Weg achter de hoven. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten I. in den Weg achter de Hoven vóór de opvaart, ten westen van het terrein vroeger aan W. Lachniet behoorende, de juiste plaats met roode stippellijnen op de situatieteekening aangeduid, een duiker te doen leg gen, waarvan de kosten zijn geraamd op 140. II. een nieuw riool te doen leggen in den Weg achter de Hoven tusschen de op de situatieteekening met de letters A en G aangegeven putten en van laatst genoemde put langs de opvaart en van daar, in ooste lijke richting tot aan- en in aansluiting met het in blauw geteckende riool, in bet terrein afkomstig van W. Lach niet, waarvan de kosten zijn geraamd op ƒ1,041.74;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 2