98 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juli 1903. van den gemeenteontvanger worde betaald cene recognitie van f 0.50. 7. Praeadvies van burgemeester <n ■wethouders op het verzoek van J. A. .Janssen, secretaris-boekhouder der Stads- Armenkamerom verhooging zijner jaarwedde. De beraadslaging wordt geopend. De lieer Schoondermark heeft met genoegen van dit voorstel kennis genomen, maar dat neemt niet weg, dat hij toch is teleurgesteld. Spreker heeft inliet raadsverslag nagelezen liet debat, dat in 1901 gevoerd is naar aanleiding van een voorstel van burgemeester en wethouders om het salaris van den directeur der gemeentewerken te verhoogeu en spreker had verwacht, dat hier thans eene verhooging van 200 zou worden voorgesteld. Volgens burgemeester en wethouders is de heer Jans sen een ijverig ambtenaar, wat niemand zal ontkennen. Zijn werkkring is de laatste jaren aanmerkelijk uitge breid en zijne positie niet altijd benijdenswaardig. Daar om had spreker gedacht, dat eene verhooging van 200 niet overdreven was. Hij wil er geen voorstel van ma ken, doch alleen zeggen, dat hem dit trof. De Voorzitter doet den heer Schoondermark opmerken, dat de verordening vroeger het tractement van den secre taris-boekhouder bepaalde op ƒ1200 tot ƒ1500. Bij de wijziging van 1898, toen de betrekking van vasten arm bezoeker werd ingesteld, is bij amendement het salaris van den secretaris-boekhouder vastgesteld op ƒ1000 tot 1300. De tegenwoordige titularis is nog geen vijf jaren in zijne tegenwoordige betrekking werkzaam en burge meester en wethouders waren van oordeel, dat hem nog niet het maximum van 1300 moest worden toegekend, daar er dan ruimte overblijft om hem nogmaals voor zijne diensten te beloonen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de jaarwedde van den heer J. A. Janssen, secretaris boekhouder der Stads-Armenkamer te Leeuwarden, met ingang van 1 Januari 1904 vast te stellen op f 1200. 8. Idem op het verzoek van 11. h'essler e.a. om den shelter voor dakhozenthans staande in eene gloppe der (hoote Hoogstraateene andere plaats aan te a ijzen. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten het verzoek tot verwijdering van den shelter en ver plaatsing daarvan naar een ander gedeelte dezer gemeente, te wijzen van de hand. 9. Idem om opnieuw reist te stellen het besluit op de heffing en de invordering van rechten voor het gebruik der beurs. (Bijlage no. 1~>.) De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Middelkoop heeft dit voorstel met aandacht gelezenhet komt geheel overeen met de thans geldende verordening, behalve eene kleine wijziging in artikel 3, waar het recht voor den vlashandel is verhoogd. Burgemeester en wethouders hebben in de toelichting cijfers gegeven, waaruit zou moeten blijken, dat het aan beveling verdient het thans geldende tarief te behouden naar aanleiding van de cijfers over de verschillende jaren. Daarbij is overgelegd eene raming of schatting van wat de beurs in 't vervolg zal opbrengen, voor zoover het bovengedeelte betreft, de eigenlijke beurs. order is door burgemeester en wethouders eene splitsing gemaakt in waag en beurs en daar het gebouw 200,000 heeft gekost, redeneeren burgemeester en wethouders verder, dat ten laste van elk gedeelte, beurs en waag, komt de helft of 130,000, hoewel uit niets blijkt, dat die split sing in twee gelijke doelen juist is en ook niet door cijfers wordt aangetoond, dat de opbrengsten dier beide deelen gelijk zijn. Met is zeer wel mogelijk, maar uit de toe lichting kan men het niet te weten komen. Wil men eene redelijke verdeeling, dan dient men op eene of andere wijze aan de weet te komen, of die splitsing juist is, wat ook voor de beoordeeling van bet tarief noodig is, daar het juist op die verdeeling is ge baseerd. De kosten der beurs worden in de memorie van toe lichting geschat op ƒ5128.49, terwijl de inkomsten in de eerste jaren begroot worden op ƒ3700, zoodat per jaar een verlies wordt geleden van 1428.49. Nu is het volgens artikel 254 der gemeentewet niet noodig, dat de inkomsten uit die heffing de uitgaven dekken, maar men zal toch toegeven, dat het wenschelijk is. Dit is niet voor alle inrichtingen door te voeren. Spreker denkt daarbij aan de gasfabriek, waarmede grootc winst wordt gemaaktmaar men dient toch er naar te streven, dat de inkomsten de uitgaven dekken. Dit nu kan hier heelemaal niet beoordeeld worden, omdat liet duister is, wat de waag opbrengtmaar spreker wil nu van de veronderstelling uitgaan, dat de door burgemees ter en wethouders gemaakte splitsing juist is. Alzoo komt ten laste van het bovengenoemde gedeelte 260,00(1, gedeeld door 2, dus ƒ130,000, waarvan de aflossing bedoeld is in 50 jaren. Spreker wil er op wij zen, dat tot nog toe geen aflossing heeft plaats gehad, zoodat in de opgegeven 50,000, die elk jaar door de gemeente geschiedt, ook begrepen is de aflossing voor de beurs. Alzoo kost de aflossing van de beurs voor dat gedeelte ƒ2600 en als dit wordt opgeteld bij de 1428.49 jaarlijkseh verlies, dan krijgt men ƒ4028.49. Dan is dit de somdie jaarlijks wordt bijgepast alleen voor bet bovengedeelte. Dit is eene schatting, opgemaakt naar aanleiding van de gegevens uit de memorie van toelichting, maar de noodige gegevens ontbreken, zooals spreker reeds deed uitkomen. Nu zal onwillekeurig de vraag rijzen, of het niet wen schelijk is, waar alleen aan het bovengedeelte jaarlijks 4000 wordt verloren, het tarief te herzien en voor som mige artikelen te verhoogen. Spreker heeft dit beproefd, maar moest het door gebrek aan voldoende gegevens opgeven. Waarop moet de verhooging worden toegepast Op de entrees van 10 cent, de abonnementen van 4 en 1, op de staanplaatsen of de vergoeding voor kastjes en knoppen? Dit kou niet worden nagegaan, daar het niet bekend is, wat de onderdeden ieder afzonderlijk opbrengen. Wanneer die opbrengsten bekend zijn, dan kan de wen schelijkheid overwogen worden daarvoor een ander tarief vast te stellen, en daarna de vraag beantwoord worden, hoe die verhooging in het artikel toe te passen. Zooals de zaak thans ligt, is hot den raad onmogelijk de wenschelijkheid van vernieuwing der verordening te beoordeelen. Spreker zou daarom eene motie willen voorstellen waarbij de wenschelijkheid wordt uitgesproken, dat meer dere gegevens worden verstrekt. Den heer Troelstra verwondert het niet, dat de geachte vorige spreker met zijne becijferingen niet tot een be vredigend resultaat is kunnen komen, in dien zin, dat ontvangsten en uitgaven in evenwicht zouden zijn. Spreker zou daartoe ook geen kans zien, want, indien men de entreegelden daaruit bestaan toch in hoofdzaak de ont vangsten zoo hoog wilde opvoeren, dat óók de volle rente van het stichtingskapitaal en nog eene som voor af lossing uit de ontvangsten konden worden gekweten, dan zou men de beurs wel kunnen sluiten. Spreker moet in 't algemeen doen opmerken, dat liet erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juli 1903. 99 doel der toelichtingen op dergelijke belastingverordeningen niet zoozeer is, om te doen uitkomen, dat de belasting zoo veel zal opbrengen, dat daaruit alle uitgaven, daar onder rente en aflossing begrepen, kunnen worden bestre den, maar meer, om met l:et oog op art. 254 der gemeen tewet, aan te toonen, dat in verband met die uitgaven niet te ree! zal worden geheven. En ofschoon nu moet worden toegegeven, dat regel moet zijn, dat de uitgaven voor gemeente-inrichtingen als deze door de inkomsten worden gedekt, zoo moet men ter zake van de beurs wel uitgaan van een ander standpunt en de vraag stellen, hoe hoogde entrees gesteld kunnen worden om zekerheid te hebben, dat de beurs ook zal worden bezocht. Nu meent spreker, dat sedert de opening der beurs in 1881 de entreegelden niet zijn gewijzigd. Wel is men later overgegaan tot het verhuren van muurvlakten, die jaarlijks nog een klein bedrag opbrengen. En nu hebben de beursrechten, zooals uit de memorie van toelichting, blijkt, in 1881 opgebracht 4527.26 en in 19U2 3740.64. Daaruit blijkt een niet onbelangrijke achteruitgang, ver oorzaakt door minder bezoek van de beurs. Dit is, naar spreker meent, eene vingerwijzing om de entreegelden niet te verhoogen. Trouwens het is bekend, dat tal van per sonen, van wie men mocht verwachten, dat zij voor het doen van zaken de beurs zouden bezoeken, daartoe in de achterzaal van Amicitia en in cafe's bijeenkomen, waaruit blijkt, dat zij de beurs niet noodig hebben. Dok schijnt de groothandel en de commissiehandel, hoofdzakelijk in granen, hier af te nemen. Onder die omstandigheden kan men zich zeer wel ver diepen in berekeningen omtrent de uitgaven, die ten laste van de beurs moeten worden gebracht, speciaal of de in de memorie van toelichting aangenomen splitsing van de stichtingskosten wel juist is, maar van praktisch belang kan dit niet zijn. En wat nu die splitsing betreftzal het noch den heer Middelkoop, noch iemand anders ge lukken precies aan te geven, welk bedrag daarvoor ten laste van de beurs en welk bedrag daarvan ten laste van de waag moet worden gebracht. Want liet maken van het beurs- en waaggebouw is één plan geweest en volgens één bestek aanbesteed die kosten zijn in ééne leening be grepen geworden en het restant is later in ééne conver- sieleening opgenomen. Wenschte men eene nauwkeurige splitsing, dan zou men ook afzonderlijk moeten weten, hoeveel de aangebrachte tafels, de knoppen, de muur vlakte enz. hebben gekost en daarmede vergelijken de opbrengst van het verhuren dier onderdeden. Bovendien, zegt spreker, wordt bij iedere vernieuwing der verordening bet advies gevraagd van de beurscom- missie. En uit de wijzigingen, die voor en na door haar zijn voorgesteld, blijkt, dat zij steeds de zaak nauwkeurig overweegt. Maar ook zij stelt geene verandering voor in de heffing dan alleen voor een klein onderdeel. Spreker deelt daarna nog eenige cijfers mede omtrent de opbrengst van elk onderdeel, waaruit blijkt, dat in 1881 de opbrengst was 4527.26, waaronder 3600 voor entrees en abonnementsgelden en dus voor andere onder deden ƒ926, terwijl in 1902 bij eene opbrengst van ƒ3740.64, van entrees en abonnementsgelden is geind 2888, en wegens andere onderdeden 852. Hieruit blijkt dus liet verminderde beursbezoek zeer duidelijk. Wilde men nu door de opbrengst de uitgaven dekken, dan zou men de tarieven minstens moeten verdubbelen, wat op grond van de ervaring onzinnig zou zijn. Spreker geeft dan ook in overweging niet in te gaan op het denk beeld van den heer Middelkoop, dat werkelijk tot niets kan leiden. De heer van Messel zal zich niet verdiepen in de vraag, door den heer Middelkoop gesteld, of splitsing van het stichtingskapitaal van beurs- en waaggebouw nu gelijk is? Echter wil hij zich alleen bepalen tot de in bet ontwerp-besluit voorgestelde beursrechten. Spreker js van meening, dat deze bepaald te laag gesteld zijn, ook in vergelijking met wat in andere plaatsen wordt gelie ven, en tot liet groote kapitaal, hetwelk het inderdaad prachtige beursgebouw heeft gekost. Soreker meent, dat in elk geval de uitgaven zooveel mogelijk door de inkomsten moeten worden gedekt en dat is hier niet 't geval. De vrees van den heer Troelstra, dat men tengevolge van het opdrijven der beursrechten de beurs zou moeten sluiten wegens gebrek aan bezoek, acht spreker in hooge mate overdreven en daarvoor bestaat ook geene reden. Deen enkel degelijk handelsman zal om eene verhooging van de beurs weg blijven. liet beursgebouw toch heeft niet alleen hier ter stede eene groote reputatie en het zal de bezoekers, die daar hunne broodwinning vinden, weinig deren, wanneer het abonnement met enkele guldens wordt verhoogd. Nu beroept de lieer Troelstra zich op het feit, dat het be- drtg der beursrechten afneemt en dat zij daarom niet moe ten worden verhoogd. Spreker durft beweren, dat dit argu ment niet opgaat, want juist toen de beursrechten hoog waren, was ook de opbrengst belangrijk hooger dan thans. Spreker wijst op de jaren 1881 en 1882, toen brachten de beursrechten circa 5000 op. De vermindering der opbrengst schrijft spreker toe aan het verlaagde tarief, want juist in die jaren was de opbrengst belangrijk minder. Ook ue entreeprijs van 10 cent acht spreker te laag, vooral in verhouding tot het abonnement. Hij geeft geen prikkel tot abonneeren. Iemand kan 40 weken per jaar de beurs bezoeken, alvorens hij komt tot het bedrag van 't abonnement zoodat het verschil hoogstens kan bestaan in een tiental weken. De opbrengst der kastjes en knoppen kan buiten be schouwing blijven, daar zij slechts gering is. Maar spreker is van oordeel, dat waar de beurs uit sluitend voor den handel is gesticht, in de eerste plaats zij, die daar de gelegenheid hebben hunne broodwinning uit te oefenen, ook verplicht zijn bij te dragen, opdat de inkomsten zooveel mogelijk de uitgaven dekken, reden waarom spreker bij zijne bewering blijft, dat de beurs rechten kunnen worden verhoogd. De heer Wolff had niet de bedoeling zich in de dis cussie te mengen en daarom heeft hij zich niet van te voren op de hoogte gesteld van hetgeen bij de vaststel ling der beursrechten in vroegere jaren in de raadsver- slagen is vermeld. Wel weet hij, dat dergelijke berekening als door burgemeester en wethouders is overgelegd, telkens bij het ontwerp aan Je regeering wordt toegezonden om verlenging der heffing aannemelijk te maken. Nu de heer van Messel beweert, dat de beursrechten in 1882 hadden opgebracht 5ü0ü en daarop waren verlaagd met gevolg, dat de opbrengst verminderde, meent spreker tegen die bewering te moeten opkomen. Wanneer hij zich goed herinnert, dan dateert die verlaging niet van 1883 of 1884, maar uit ongeveer 1899 in verband met de groote daling der beursrechten. Spreker meent, dat toen op advies der beurscommissie is overgegaan tot ver laging der abonnements- en daggeldenmet het ge volg, dat de beursrechten, die tot op pl.m. 3400 waren gedaald in de volgende jaren weer tot pl.m. 3700 in totaal zijn gestegen. De heer Hijlkema meent ook, dat vroeger de prijzen voor standplaatsen bedroegen ƒ8 en 4 en dat, toen er een aantal tafels leeg stonden, op voorstel van de beurs commissie die getallen zijn verlaagd tot 6 en 3, waarna alle tafels weder bezet werden. Spreker is het er mede eens, dat het aanbevelenswaar dig is, dat de inkomsten de uitgaven dekken, maar sedert het begin leveren de beursrechten, alhoewel afwisselend, eene dalende reeks en door verhooging der rechten zal bet bezoek afnemen en komt men dus verkeerd uit. Allereerst zou de handel ill cafe's nog toenemen, daar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 2