122 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1903. in de staathuishoudkunde wordt opgedragen aan den heer D. A. G. Vastenou met 16 stemmen, tegen 4 stemmen j uitgebracht op den heer Mr. S. Vellenga b. dat de waarneming van lo. twee wekelijksche lesuren in de werktuigkunde en werktuigkennis wordt opgedragen aan den heer H. P. Priester met 17 stemmen tegen 3 stemmen blanco 2o. drie wekelijksche lesuren in het Nederlandsch wordt opgedragen aan den heer H. P. Priester met 16 stemmen, tegen 1 stem op den heer C. Balt uitgebracht, en 3 stemmen blanco. Zonder hoofdelijke stemming wordt alzoo besloten voor den aanstaanden cursus 190304 aan de burger avondschool behoudens voor zooveel noodig de goed keuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken a. de waarneming van twee wekelijksche lesuren in de staathuishoudkunde op te dragen aan den heer D. A. G. Vastenou, zulks op eene belooning van 2.50 per wekelijksch lesuur b. den heer H. P. Priester te belasten met de waar neming van i lo. twee wekelijksche lesuren in de werktuigkunde en werktuigkennis, op eene belooning van 2.50 per lesuur 2o. de drie wekelijksche lesuren in het Hederlandsch, tot dusverre door den heer J. van der Heide gegeven, zulks op eene belooning van 1.50 per lesuur. 7. Rapport der commissiebelast gen eest met het onderzoek van de rekening van ontvangsten en uitgaven der gemeente over het dienstjaar 1902. rapport. Zij vreezen, dat zulks tot misverstand aanlei ding kan geven en tot discussiën, die bij de behandeling der ontwerp-begrooting herhaald moeten worden. Uit dien hoofde doet spreker zijn verzoek. De Voorzitter moet erkennen, dat wanneer als toelichting van een voorstel verwezen wordt naar een onbekend rap port, dan bestrijding lastig is. Spreker wil er echter op wijzen, dat in het ontwerp besluit posten voorkomen, waaruit gemandateerd moet worden. Wanneer nu de raad daarop later geen aan merkingen maakt, dat dit vóór de goedkeuring is geschied, dan bestaat er bij spreker geen bezwaar het verzoek in te willigen. Het onderzoek naar de woningtoestanden alhier, b.v. zal 15 October aanstaande aanvangen, en reeds aanstonds dient te kunnen worden beschikt over het daarvoor toe gestaan bedrag, dat in deze begrootings wijziging op- In antwoord cp het bezwaar, door den Voorzitter ge opperd, kan de heer Komter mededeelen, dat de door de commissie voorgestelde wijziging geen verband houdt met de door den voorzitter genoemde posten, zoodat in dit opzicht tegen sprekers verzoek geen bezwaar kan bestaan. De Voorzitter stelt nu voor overeenkomstig het voorstel van den heer Komter de behandeling te verdagen tot de zitting, waarin de begrooting voor 1904 aan de orde komt. Alzoo wordt besloten. Heeft ter visie gelegen, om heden te worden afgedaan* g# Praeadvies van burgemeester en wethouders in zake het voorstel ran den heer Mr. A. Menalda om het asch land te verplaatsen (Bijlage no. 23). Kaar aanleiding van eene opmerking, door de commissie in haar rapport gemaakt, over de wenschelijkheid van eene betere controle op de financiën door het aanleggen van een controle-kwitantieboek met dubbelen stok, waarvan de eene helft blijft in het boek bij den ontvanger en de andere bij de rekening wordt overgelegd, deelt de Voorzitter mede, dat deze zaak nog niet door burgemeester en wethouders is onderzocht, maar dat de invoering van dat controlemiddel zal worden overwogen. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarna besloten I. goed te keuren de rekening van ontvangsten en uitgaven dezer gemeente over het jaar 1902 in ontvang met1,152,388.53 uitgaaf 1,071,261.931 sluitende met een voordeelig saldo van 81,126.591; II. hoeren burgemeester en wethouders 's raads dank te betuigen voor het goed en ordelijk financieel beheer. Wordt aangeteekend, dat de wethouders tot het nemen van dit besluit niet hebben medegewerkt. 8. Idem der commissiebelast geweest met het onderzoek van eene wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1903. De lieer Komter wil, mede namens zijne mederapporteurs over de ontwerp-begrooting, het verzoek doen de beslissing over punt 9 aan te houden tot bij de behandeling der ontwerp-begrooting. Spreker meent, dat daar geen be zwaar tegen kan bestaan en het volgende pleit er voor Poor de rapporteurs is eene wijziging voorgesteld in die begrooting, tengevolge waarvan ook het op den dienst van 1903 over te brengen bedrag wordt gewijzigd. Wanneer burgemeester en wethouders het rapport dor commissie, dat reeds ter perse is, zullen hebben gelezen, dan vleit spreker zich, dat zij zich daarmede zullen ver eenigen. Wordt echter punt 9 heden behandeld, dan kunnen rapporteurs do daarin gewensehte wijziging niet anders toelichten, dan door lezing van een gedeelte van hun De beraadslaging wordt geopend. Toen burgemeester en wethouders een ongunstig prae advies hadden uitgebracht op zijn voorstel tot verplaatsing van het aschland, had de heer Menalda zich van de in diening van een gewijzigd voorstel weinig succes voor gespiegeld. Doch nu het plan eenmaal ter sprake was gebracht, kwam het hem wenschelijk voor het tot zijn cenvoudigsten vorm terug té brengen, maar ook in dezen vorm werd het door burgemeester en wethouders ongunstig ontvangen op grond van het advies van den deskundige, die tegen het plan des voorstellers gewichtige bezwaren aanvoerde en spreker wil gaarne de eerste zijn oin te erkennen dat de financieele bezwaren daargelaten, de practische over wegend waren. Wanneer nu zijn voorstel in stemming werd gebracht en naar alle waarschijnlijkheid verworpendan zou hiermede de zaak van de baan zijn, en het misschien jaren duren, eer een raadslid den moed vond weer eens een voorstel te doen om het aschland te verplaatsen. Daarom heeft spreker gezocht naar een middel om de zaak aan den gang te houden. Op raad, van welwillende zijde ontvangen, is hij tot het voorstel gekomen om eene commissie van onderzoek te benoemen. Straks is in betrekking tot eene andere zaak gezegd, dat het debat was uitgeput. Dat is hier lang het geval nog niet. Integendeel, spreker acht de kwestie niet geschikt voor een debat, en in geen geval voor een zoo ongelijk debat als hierover heeft plaats gehad, doch hij acht een grondig onderzoek noodig en hoopt, dat de leden van hetzelfde gevoelen zullen zijn. Waar immers de wetgever voorgaat in het maken van wetten om de volksgezondheid op allerlei wijzen te bevorderen, daar heeft spreker gemeend, dat een toestand, als hier wordt gevonden, niet langer mag blijven be stendigd. Daarom heeft hij de eer aan de vergadering eene motie Verslag van de handelingen van den gemeenteraad vau Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1903. 123 voor te stellen, mede onderteekend door de heeren Baart de la Faille en van Ketwich Verschuur. Het is hem bekend, dat over dit ontwerp verschillende meeningen bestaan, die verdienen onder de ougen te worden gezien. Eene commissie is hier dus werkelijk moer dan een vorm en kan door een grondig en degelijk onderzoek de oplossing dezer kwestie vergemakkelijken. De motie is van den volgenden inhoud De Raad, Gezien de gewisselde stukken betreffende het denk beeld van Vlr. A. Menalda, in zake verplaatsing van het aschland Erkennende het gewicht der tegen het laatstelijk in gediende voorstel ingebrachte bezwaren; Overwegende evenwel, dat de verplaatsing van het aschland een zaak van groot belang voor de gemeente is Besluit Eene commissie uit zijn midden te benoemen, ten einde te onderzoeken, of en op welke wijze die ver plaatsing tot uitvoering zou kunnen komen en daarover aan den raad verslag uit te brengen. De heer Hijlkema heeft den heer Menalda hooren zeg gen, dat het debat over deze zaak nog niet is uitgeput. Dat is zeer zeker het geval, daar er nooit debat is ge weest. Het eerste plan tocli is teruggenomen en daar na is een gewijzigd plan ingediend, dat nu ook weer wordt teruggenomen. Spreker heeft intusschen met genoegen vernomen, dat de heer Menalda zelf de gegrondheid der tegen zijn plan ingebrachte bezwaren erkent en er is z. i. niets tegen om de zaak commissoriaal te maken, De wenschelijk heid van overplaatsing valt niet te ontkennen, doch eene eventueele commissie verlieze niet uit het oog, dat eene verplaatsing groote kosten, dus groote lasten voor de gemeente na zich sleept. Reeds in 1867 werd eene commissie benoemd om de mogelijkheid te onderzoeken van verplaatsing van het aschland, zooals blijkt uit het overzicht, door den directeur der stadsreiniging gegeven. Twee jaren daarna werd rapport uitgebracht en daarin werden eenige plaat sen genoemd, zooals bij de Harlinger vaart, bij de Dok kumer Ee enz., waar het aschland zou kunnen worden gevestigd, maar de afstanden waren meestal te groot. Het oude aschland bleef toen behouden. Spreker hoopt, dat de commissie, die thans zal benoemd worden, er in zal slagen deze niet zoo eenvoudige zaak tot eene bevredigende oplossing te brengen. De heer Middelkoop verklaart tegen de benoeming van eene commissie geen bezwaar te hebben. Zelfs ware het misschien beter geweest, wanneer hiermede begonnen was, in plaats van dit voorstel in te dienen bij den raad. Eene commissie kan juist alles onder de oogen zien en haar rapport kan dan geacht worden rijp te zijn voor discussie. Alleen zou spreker willeu voorstellen uit de motie te te lichten de woorden „uit zijn midden". Wanneer deze i woorden vervallen, kan de raad ook deskundigen, die geen raadslid zijn, in de commissie benoemen, waaraan j spreker met. het oog op deze aangelegenheid verklaart groot gewicht te hechten. De heer Troelstra wil er op wijzen, dat aan het be zwaar van den heer Middelkoop kan worden tegemoet gekomen door aan de commissie de bevoegdheid te verleenen zich deskundigen te assumeeren. De Voorzitter meent eveneens, dat het bezwaarlijk zal gaan eene commissie te benoemen, geljjk de heer Middel- koop wenscht, omdat twijfelachtig zijn zou, in welke verhouding deze tot het gemeentebestuur zou staan. Tevens is hij het geheel eens mot den heer Troelstra, j dat aan dien wensch gevolg wordt gegeven door aan de j commissie de bevoegdheid te verleenen zich deskundigen te assumeeren. Spreker wenscht aan de commissie een onbeperkt mandaat te zien verleend, zoodat zij hooren kan, wien zij wil. Mochten de gevraagde adviezen geld kosten, dan kan z. i. de commissie, als zij daarvoor een crediet vraagt, op eene gunstige beschikking van den raad rekenen. Door aan de commissie de bevoegdheid te verleenen deskundigen te hooren, een vrij mandaat dus, wordt het bezwaar van den heer Middelkoop geenszins opgeheven. Spreker wil die deskundigen tot leden der commissie maken. Wat de verhouding betreft van de raadsleden, die lid zijn dier commissie en de deskundigen, meent spreker, dat dit geen bezwaar zal opleveren. Dergelijke commis sion worden meer benoemd, onlangs nog te Amsterdam, waar zjj deels uit raadsleden deels uit niet-raadsleden bestaat. De heer Duparc heeft, behalve de bezwaren door den heer Troelstra en den "Voorzitter tegen het voorstel van den heer Middelkoop aangevoerd, nog dit bezwaar, dat het reglement van orde zich tegen de benoeming eener dergelijke commissie verzet. Het reglement kent slechts cominissiën, die de raad benoemt uit zijn midden met eene bepaalde opdracht en die bij meerderheid van stemmen beslissen. Iets anders is het als eene opdracht aan burgemeester en wethouders wordt gedaan. Dat college kan raad plegen, wien het wil, zooals dikwijls geschiedt, nog on langs in de zaak van het abbattoir. Oommissiën buiten den raad worden alleen benoemd in de gevallen, door de wet of verordening uitdrukkelijk genoemd. De heer Troelstra wil nog vragen, wie het rapport in den raad moet verdedigendat opgesteld is door eene commissie, als de heer Middelkoop wil? Bij den heer Wolff weegt het laatste bezwaar, door den heer Troelstra geopperd, niet zwaar. De raadsleden, die lid der commissie zijn, kunnen het rapport in de raadsvergadering verdedigen. De heer Duparc wees op hoofdstuk V van het reglement van orde, waar staat voorgeschreven, dat de raad com inissiën uit zijn midden benoemt. Spreker meent, dat in dat hoofdstuk uitsluitend sprake is van raadscommissiën, doch daaruit behoeft nog niet te volgen, dat er voor andere gevallen niet eene gemengde commissie kan benoemd worden, terwijl ook de gemeentewet daartoe ruimte laat. De heer Middelkoop wees reeds op zulk eene commissie, die te Amsterdam is benoemd en spreker wil dat nog even releveeren. Die commissie is benoemd om een onderzoek in te stellen naar de exploitatie der terreinen, gelegen aan de overzijde van het IJ en wat daar gebeurde, is ook hier zeer wel mogelijk, omdat er werkelijk bezwaren bestaan, die door eene breedere commissie dan enkel raadsleden mogen worden onderzocht. Overigens is spreker het met den heer Troelstra eens, dat het voldoende is, wanneer aan de te benoemen raads commissie het recht van assumptie wordt gegeven. De heer Duparc meent den heer Wolff er op te moeten wijzen, dat, het zij met allen eerbied gezegd, het besluit van den raad van Amsterdam zijns inziens evenmin op de wet berust. „Voorbeelden zijn geen argumenten" werd vele ja- reu geleden in dezen raad gezegd, dit woord zou spreker ook willen toepassen op het door den heer Wolft'aangevoerde voorbeeld. Kog eens spreker kan zich voorstellen, dat eene raadscommissie deskundigen raadpleegt vóór haar advies aan den raad uit te brengen, maar dat iemand, die geen raadslid is, met een voorstel bij den raad zou komen, bljjft spreker zonderling en vreemd achten, afgescheiden van het wettelijk bezwaar. Het betreft hier niet de Ötaten-Generaal, waar ook een ander kan worden jremaoh-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 3