groote maatregelen, die liier in den loop der jaren zijn
tot stand gebracht met groote geldelijke opofferingen.
Een belangrijken maatregelwaarop door dat geachte
spreker
onder de slagers.
noemen,
van Leeuwarden van Dinsdag 8 Maart 1904.
vroeger districts-veearts in Friesland, de
heer Prakke,
zei eens van Leeuwarden „Wij hebben hier de commune
Men kan zicli
geen denkbeeld maken
de eerste plaats de aandacht verdient, nl. de op-
van de waterleiding. Oudere leden zullen
zich weten te herinneren, hoe vroeger om allerlei re
denen tegenstand tegen die oprichting kwam, terwijl ze had
kunnen plaats hebben, zonder aan de gemeente een cent
van het slechte vee, dat hier wordt geslacht'
kosten,
gemeente
voordeden
jaren ge-
noodzake
toen ech-
de eerste
kunnen genieten. Maar eindelijk omtrent ffo
leden zagen burgemeester en wethouders de
lijkheid in om in die zaak te voorzien. Ook
ter was de tegenstand nog zóó groot, dat bij
stemming de stemmen staakten, en een lid, dat ziek te
bed lag, voor de herstemming naar het stadhuis moest
worden gebracht, om het voorstel te doen aannemen.
echter ooit sprake mag zijn van een inrichting,
zegen is geworden voor onze gemeente, dan
worden gezegd van de
Als er
die een
mag dat
zeker
waterleiding.
6^"
Dat dit het geval zou worden, zag
trouwens in, want ze had er geen bezwaar tegen, de wa
terleiding-maatschappij een bijdrage uit de gemeentekas
van ƒ150,000.verdeeld over een zeker getal jaren,
toe te kennen, waarvan de laatste termijn pas één jaar
de meerderheid
ergst
eersten tijd
zou de
misschien
geleden is betaald.
En nu het abattoir. Op zijn
oprichting de gemeente in den
f4,000.of
kosten.
Doch, gelijk
uitkomen, de
verhoogd.
Van veel beteekenis zou dit niet behoeven te zijn.
Jaarlijks worden te Leeuwarden pl.in. 11,000 stuks vee
geslacht. Met een verhooging van ƒ0.50 per stuk zou
het
bedrag
zijn gevonden. De vleeschprijs zou er
of niets 0111 behoeven te worden verhoogd.
weinig
Men moet voorts niet vergeten, dat, door de op de
aan te gane leening te doene de aflossingen, de rente
voortdurend vermindert en de exploitatie-rekening daar
mede ontlast wordt.
Spreker heeft vóór zich liggen het in 1896 door het
hoofdbestuur der maatschappij voor veeartsenijkunde
in Nederland uitgebracht rapport, betreffende de keuring
van vee en van vleesch hier te lande. Van alle gemeenten
komt daarin voor een statistiek van de ziekten en
sterfgevallen over een zeker getal jaren door of na
liet gebruik van vleesch, van ziek vee afkomstig.
Volgens dat rapport nu werden 103 gemeenten bezocht
door ziekten, veroorzaakt door of na liet gebruik van
ziek vleesch, o.a. in Friesland 11. Tc Leeuwarden onder
vonden onder anderen de leden van een officierstafel er
de nadeelige gevolgen van. Ouderen van dagen zullen
ecu achtenswaardig
van
Harlingen
5,000.stel ƒ6,000 jaarlijks moeten
de heer Haverschmidt reeds heeft doen
slachtgelden zouden dan kunnen worden
voorts zich weten te herinneren, dat
hoogleeraar te Groningen het gebruik van vleesch
een door miltvuur aangetast dier, hem te
voorgezet, met den dood heeft moeten bekoopen. Nog
tal van sterfgevallen vermeldt het rapport.
Al deze nadoelen kunnen echter, zoo niet geheel, dan
toch grootendeels worden voorkomen door keuring van
het vee vóór en na de slachting. De keuring, spreker
wees reeds voor jaren er op, kan slechts plaats hebben
in een abattoir. Ook met de beste keurmeesters kan
men zich anders niet tegen het geschetste gevaar behoeden.
Het genoemd rapport vermeldt mede nog heel veel
ellende, door het gebruik van ziek vleesch veroorzaakt
o.a. in een paar gestichten te Tilburg. Daar werd
vleesch gebruikt, dat van elders was ingevoerd. Onmid
dellijk echter werd aan den toestand een einde gemaakt,
toen men het vee in het
De gegoede standen zullen uit
minder zijn bloot gesteld [aan
nebruik van vleesch van ziek vee
gesticht zelf ging slachten.
den aard der zaak
de nadeelen van het
omdat de slagers, bij
wie zij koopen, gewoonlijk zijn soliede slagers. Een
Welnu,
de mindere man moet zich met het vleesch van dat vee te
vreden stellen, want het gaat daarbij op een koopje.
dan kan er ook geen waarborg zijn, dat hij maar
eenigszins goed vleesch voor zijn geld krijgt.
Volgens het rapport van burgemeester en wethouders
worden te Leeuwarden jaarlijks p.m. 7U0 paarden ge
slacht. Paarden echter worden niet opgekweekt voor de
slachtbankde paarden, die worden geslacht, zijn afge
leefd, ziek of hebben een ongeluk gehad. Van paarden,
die wegens een ongeluk worden afgemaakt, is, al waren
ze nog zoo gezond, het vleesch in een toestand gebracht,
dat iemand, die liet niet uit nood doet, het nooit zal
gebruiken.
Als wij te Leeuwarden geen abattoir krijgen, zegt
spreker, zullen wij toch ten spoedigste moeten overgaan
tot verbetering van de keuring van vee en vleesch, en
zeer zeker zal dit ook geld kosten.
De tijd is denkelijk niet ver meer, dat ook in Nederland
een wet zal komen, die, evenals in Duitschland reeds lang
is geschied, gemeenten boven 10,000 of 15,000 inwoners
verplicht tot oprichting van een abattoir.
Welnu, zoo eindigt spreker, in tal van opzichten is
Leeuwarden dikwijls vooraan komen, te staan, waar het
verbetering van bestaande toestanden betrof. Hij wil
slechts noemen het onderwijs toen de wet van '78 tot
stand kwam, was in onze stad het onderwijs reeds in
een toestand gebracht, dat niets behoefde te worden ver
anderd.
Komt de bedoelde rijkswet, dan zal ook Leeuwarden,
indien tot de oprichting van een abattoir wordt besloten,
reeds het voorrecht hebben, een inrichting te bezitten, tot
oprichting waarvan tal van andere gemeenten dan zullen
worden gedwongen.
De heer Schoondermark merkt op, dat. toen in het
begin van hot vorige jaar eeu voorstel inkwam totaankoopen
van land voor de stichting van een abattoir, er zich een
gelegenheid
zijn eene
belangen
argumenten
debat ontspon, wat de bedoeling was, het stichten van
een abattoir ten gebruike van de slagers in Leeuwarden,
of een, waaraan was verbonden een exportslagerij.
De heer Duparc verzette zich tegen eene
ook voor exportslagers, want dan zou het
financieele onderneming.
Op het oogenblik zijn wij in dezelfde conditie, wat is
nu de bedoeling. In de memorie van toelichting is
herhaalde malen gewezen op eene exportslagerij, burge
meester en wethouders geven de financieele
daarvan niet in cijfers weer, doch noemen
daarop betrekking hebbende, zoodat ik zegt spreker
met mijne op- en aanmerkingen zal wachten tot ik van
burgemeester en wethouders weet, of zij bedoelen alleen een
slachthuis voor Leeuwarden of mede eene exportslagerij.
De heer Koiïlter dacht, na het lezen van de memorie
van toelichting, dat wij zouden kunnen krijgen een abattoir,
dat zich zelf zou kunnen bedruipen bij verhooging van
den vleeschprijs met hoogstens 1 i/g cent per K.G. Het
voorstel lachtte hem toe, en hij was in de sectieverga
dering dan ook voor het abattoir, mits de zaak bij nadere
becijfering niet tegenviel. Daarvoor vreesde spreker al
dadelijk en daarom had hij reeds voor de sectievergadering
naar een goedkooper terrein omgezien.
Nu echter ten slotte het perceel greidland sectie D,
no. 259 niet meer verkrijgbaar is, had spreker verwacht,
dat rapporteurs nog eens zouden hebben gedacht aan het
vijver-terrein sectie I), no. 506 met het daarachter gelegen
aan de gemeente behoorende perceel land sectie 1), no.
505. Zooals door den lieer Feddema in de le sectie is
aangetoond en spreker ook van den Directeur had ver
nomen, is hier de noodige ruimte te vinden, met behoud
van den vijver.
W w' - ÊtT i i Ju
- -
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Maart 1904. 39
Wilde men deze later dempen en voor bouwterrein
verkoopen, dan zou dit terrein niet waardeloos zijn ge
maakt, zooals in het verslag van rapporteurs wordt gezegd,
maar zeker de daar genoemde 30,000.nog wol kunnen
opbrengen, daar juist liet overblijvende gedeelte aan tram-,
rijweg en diep vaarwater gelegen voor nijverheidsonder-
nemingen bijzonder geschikt is.
De opbrengst van dit terrein zal thans ƒ100 a ƒ125
per jaar bedragen; voor dit bedrag zouden we dus een
terrein hebben voor een abattoir.
Verscheidene malen is er gesproken over afschrijving
en aflossing, naar spr. voorkomt is deze kwestie afdoende
weergegeven in bijlage 34, bl. 3, 2e kolom. Daar wordt
door burgemeester en wethouders uit de memorie van
toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging der Ge
meentewet eene juiste en duidelijke omschrijving aange
haald van hetgeen daaronder moet worden verstaan.
Aan de hand van deze opvatting van afschrijving en
aflossing zou spreker over de kostenberekening eenige
opmerkingen willen maken. Afschrijving op den grond
is niet noodig, die behoudt zijn waarde; afschrijving
op de gebouwen zal wel voldoende zijnmaar, zoowel
naar het oordeel van den directeur der gemeentewerken,
als van verschillende fabrikanten moet op maehineriën
en dergelijke werktuigen 8 a 10worden afgeschreven,
niet alleen omdat de slijtage hieraan buitengewoon groot
is, maar ook omdat na 10 jaren zoo veel nieuws en
beters op dit gebied ontstaat, dat men liet oude moet
opruimen om het door het betere te vervangen. De kosten
der benoodigde maehineriën en werktuigen op 80,000
stellende, moet het op bladz. 4 le kolom van bijlage
34door burgemeester en wethouders becijferde bedrag
der exploitatiekosten ad35,665
worden verhoogd met minstens 6over
bovengenoemde f80,000 ƒ4,800
en verlaagd met 2o/0 van de waarde van
den grondberekend op 20,000 400
Alzoo te verhoogen met 4,400
Totaal der exploitatie-kosten. f 40,065
In bijlage 16, blz. 16, worden door burgemeester en
wethouders de ontvangsten geraamd op 27,470 en verhoogd
met 10°/c wegens bevolkingstoename. Dit is eene optimisti
sche toevoeging, omdat de bevolking op dit oogenblik zeer
weinig toeneemt. Zoo komen we op eene geraamde
ontvangst van f 30,000. Dit geeft wanneer de kosten
ƒ40,000 bedragen, een tekort van 10,000. Dit bedrag,
verminderd met eene som van /'2000 voor eene goede
keuring, levert nog een tekort van 8000. Burgemees
ter en wethouders hebben hierin gedeeltelijk voorzien
I door de raming van de opbrengst met ƒ5000.— te ver-
I Imogen. Dit heeft op spreker geen gunstigen indruk
I gemaakt en deze verhooging komt hem niet voldoende
I gemotive erd voor.
Ten slotte wil spreker nog het volgende opmerken
Jaarlijks moet er worden afgelost en daardoor vermin-'
dert de rente jaarlijks met J 350.Straks is wel gezegd
door den geachten wethouder, dat de eerste jaren minder
I kan worden afgelost, omdat de rentelast dan het zwaarst
I is en later minder wordt, maar daaarentegen is juist in
de eerste jaren de dagelijksche onderhoudslast zeer gering
en omdat die steeds klimt, moet de afschrijving direct
I voor het volle bedrag plaats hebben.
Tegenover de jaarlijksche vermindering der rente staat
nog iets n.l. op den duur do pensioenslast van de ambte
naren en werklieden en dan komen er nog altijd tegen
vallers.
Burgemeester en wethouders ramen de opbrengst van
het terrein, dat niet direct behoeft te worden gebruikt
op 3 a 4 pCt., maar deze kon nauwelijks 1 pCt worden,
vergeleken met de opbrengst van het terrein achter den
vijver.
Ooksprekers cijfers zijn natuurlijk in hoofdzaak ramingen,
omdat we geen betere gegevens hebben, slechts die van
abattoirs, die nog maar kort bestaan, daarom is de finan
cieele zijde moeilijk precies te berekenenmaar zijne
becijfering is de meest optimistische, die hij zou kunnen ma
ken. En wanneer hij daaruit ziet een eindcijfer, dat wijst
op eeu jaarlijksche bijdrage van de gemeente van 8000.
dan durft hij de zaak niet aan.
Door den heer Haverschmidt is gezegd, dat in het
buitenland de abattoirs bestaan kunnen, en dat men
anders de slachtloonen maar moet verhoogen. Daarmede
kan spreker zich niet vereenigen. Op den voorgrond
moot blijven staan, dat het vleesch niet meer dan 1 a
l cent per K.G. in prijs zal stijgen, want wanneer
men, als er een belangrijk tekort ontstond, de slacht-
prijzen verhoogde, dan betaalde men dat tekort in den
vorm van hoogere vleeschprijzen.
Spreker heeft bezwaar om het voorstel, zooals liet
daar ligt, te steunen.
De heer Koopmails zegt, dat de heer Duparc den lOen
November 1881 de volgende woorden sprak: ,,de alge-
meene gezondheid kan nooit te duur worden gekocht."
Dat is een waar woord, wat zeker niemand zal ontken
nen. Spreker stemt met den heer Duparc in en geeft
daarmee te kennen, dat hij is voor het scherpst mogelijk
toezicht op de algemeene gezondheid.
Spreker wijst hierbij op de Groninger Verordening, in
de eerste plaats op art. 4, bepalende, dat het gebod van
keuring niet toepasselijk is op versch vleesch, hetwelk
door anderen dan vleesch ver lcoopers in stukken van 5
kilogr. of minder tot eigen verbruik van buiten de
gemeente wordt betrokken. Wanneer zoo'n bepaling
ook hier werd gemaakt, zou men dagelijks vleesch kun
nen inslaan van slagers uit de Schrans en keuring aldus
buitensluiten.
Volgens art. 8 is het verboden ondeugdelijk of voor
de gezondheid schadelijk vleesch, ook al is het vroeger
gekeurd geweest, te verkoopen. Wij weten allen, dat
wanneer vleesch aan een abattoir gekeurd is, dat het
dan voor de consumptie klaar is en niemand daarvan
kwade gevolgen zal ondervinden, maar wanneer er
dagelijks en doorloopcnd toezicht moet gehouden worden
op de slagerijen en verdere localiteiten voor vleeschver-
koop, dan zullen daarmede zeer veel kosten gepaard gaan.
Vervolgens komt spr. aan pagina 9 van de memorie
van toelichting, waar te lezen staat: „Ook de woningen,
de bureaux, de cantine enz. kunnen op meer of minder
weelderige wijze worden ingericht, wat invloed heeft op
de stichtingskostea, En wanneer hij dan denkt aan
hetgeen hij op dat gebied te Leeuwarden onder oogen
hoeft gehad, dan gaat hem „de griesc oer de grouwe".
Hierbij gaat het niet aan, als bij de veemarkt, af te
dingen op de begrooting of uitvoering. In dit werk kan
geen enkel rad w orden gemist, zoodat spreker dan ook
gerust de kosten der werken, wanneer ze geheel klaar
zijn, durft stellen op 350,OüÓ.—
Er wordt veel vleesch van hier naar elders uitgevoerd.
Op de vraagwat daarvan de reden is, is geen ander
antwoord dan ditte Leeuwarden wordt fijn vleesch
geslacht. Wanneer er een abattoir komt zal er 2e of
3e soort worden geslacht, wat de heer llöfels van Am
sterdam ons in zijne mededeelingen in eene openbare
vergadering omtrent het abattoir duidelijk heeft uitgelegd
en dan houdt de uitvoer op.
lu de secties is gehoord en ook hier, dat als een
abattoir zich zelf niet kan bedruipen, de slachtloonen
dan maar moeten worden verhoogd. Stel u voor, dat
een winkelier, wanneer liij niet uit kan, zijne waren
gaat verhoogen in prijs. Dat is immers praktisch on
mogelijk. Opdrijving van do slachtloonen toch zal ten
gevolge hebben minder vleesckverbruik of meer verboden
invoer.
1 )e slagers doen alle moeite om de zaak te keeren,
getuige hun adres aan de raadsleden en daarvan wordt
hier gezegd: kijk, dat is eigen belang. Spreker vindt
dat niet te verwonderen, want wat is het geval: wanneer