VergaderiDg van Dinsdag 15 Maart 1904.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Maart 1004. 55
Tegenwoordig de hoeren Jansen, AVilhclmij, Haver-
schmidt, Tromp, Oosterhoff, Beucker Andreae, Sehoonder-
mark, Beekhuis, Koopmans, Troelstra, Menalda, van Ivet-
wich Verschuur, Feddema, Lautenbach, Hijlkema, Kom-
ter, üuparc, Wolff, Tigler Wjjbrandi, Baart de la Faille.
Afwezig de heeren Feitz, Middelkoop en Van Alessel.
Voorzitter Jhr. Mr. A. Röell, burgemeester.
feit. Deze las in het verslag van dè vergadering
van 9 Februari o.a. dit„De heer Koopmans zal voor
„de motie stemmen om hetgeen de hoer Troelstra heeft
„gezegd n.l. dat de leden van den raad niet over details
„kunnen oordeeleu, (de heer Troelstra: dat zijn leugens)
„dat liet plan wel was overwogen en onderzocht en van
„alle kanten bekeken, zoodat de leden zich ook maar
„niet meer onledig moesten houden met het onderzoek
„van de details der zaak.
„I)it nu gaat spreker te ver, dan zouden de leden
„van den raad niet anders te doen hebben dan voor of
„tegen te stemmen en daarmede kan hij zich hoegenaamd
„niet vereenigen.
I. De notulen van de op Dinsdag 8 Maart j.l. ge- „Eens en voor altijd komt spreker daartegen op en
houden vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld:
1. dat zijn ingekomen:
a. berichten van afwezigheid van de heeren Feitz en
Middelkoop
b. het verslag van do commissie tot wering van school
verzuim in deze gemeente over 1903
c. het verslag van de commissie voor de gemeente
lijke bewaarscholen over 19U3.
2. Eene missive d.d. 6 Maart 1904 van J. Zwaagstra
te Marssum en eene missive d.d. 7 Maart d.a.v. van W.
Kreger alhier, inhoudende dankbetuiging voor hunne
benoeming tot onderwijzer aan de gemeenteschool no. 11.
HI. Wordt ter tafel gebracht
1. Eene missive van Gedeputeerde Staten van Fries
land, houdende verzoek te adviseeren, op welke wijze,
in verband met de wijziging van artikel 149 der Ge
meentewet, de bezoldiging van de ambtenaren van den
burgerlijken stand in deze gemeente zal belmoren te
worden geregeld.
2. Voordracht voor de benoeming van een onderwij
zer aan de gemeenteschool no. 1.
3. Aroorstel om aan het bestuur der Maatschappij van
Schilder- en Teekenkunst alhier op 2, 3 en 4 April e. k.
het bovenlokaal in het beursgebouw in gebruik af te
staan.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent
het bedrag, dat bij overdracht van de straten, aangeduid
op het door C. Groenendijk ontworpen en door den Baad
vastgestelde bouwplan van het terrein aan den liarlin-
gersingel, aan de gemeente moet worden betaald.
Punt 1 ter fine van praeadvies te stellen in handen van
burgemeester en wethouders, de punten 24 in eene
volgende vergadering te behandelen.
IV. Rapport wordt uitgebracht door den heer Schoon-
dermark namens de commissie, belast geweest met het
onderzoek van eene wijziging der gemeentebegrooting,
dienst 1904.
De conclusie van dit rapport zal in eene volgende ver
gadering worden behandeld.
V. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Goslings,
nieuw-benoemd secretaris, 1 April a.s. in functie zal
tredenmet hot oog daarop is hij van plan de eerstvol
gende gewone vergadering te verschuiven van Dinsdag
22 naar Dinsdag 29 dezer maand de beëediging van den
nieuwen secretaris kan dan plaats hebben in dezelfde
vergadering, waarin de lieer Bergsma voor het laatst als
zoodanig zal fungeeren.
VI. Aan de orde is do bespreking van den aanleg
van het terrein aan de Spanjaardslaan, waarvoor de voor
zitter wenscht over te gaan in besloten vergadering.
wil aan zich het recht behouden details te vragen en
die, zoo noodig, te beoordeelen."
Als men deze woorden leest, is het niet recht duidelijk,
waar de woorden „dat zijn leugens", die door spreker
zouden zijn gezegd, op slaan. Woordelijk staat er, dat
het leugens zouden zijn, dat do heer Koopmans vóór de
motie zou stemmen om hetgeen spreker heeft gezegd.
Bedoeld zal zijn ditDe heer Koopmans verklaarde, dat
spreker gezegd zou hebben, dat de leden van den raad
niet over details kunnen oordeelcn en dat hij, spreker,
ontkend had dit te hebben gezegd.
Spreker had dit echter niet kunnen ontkennen. Immers,
het betrof hier de motie-Middelkoop, waarbij werd voor
gesteld, dat de raad zich zou voorbehouden de goedkeuring
van het bestek voor de uitbreiding der veemarkt.
En spreker heeft toen als zijn meening te kennen
gegeven, dat de leden van den raad in het algemeen over
al de ondcrdeelen van een bestek niet kunnen oordeelcn
en spreker ook daarom de aanneming der motie ontried.
Maar de heer Koopmans heeft er iets anders van ge
maakt. Hij sprak in den zin, als zou spreker gezegd
hebben, dat de raad onbevoegd was niet mocht oordee
lcn over de details van een bestek.
Dat de heer Koopmans in dien zin gesproken heeft,
blijkt duidelijk uit hetgeen door hem verder is gezegd.
„De leden zouden zich maar niet onledig moeten hou
den met het onderzoek van de details", „zij zouden dan
maar vóór of tegen hebben te stommen"; „hij wil aan
zich het recht behouden details te vragen en die, zoo
noodig, te beoordeelen."
En nu herinnert spreker zich zeer goed, dat, waar de
heer Koopmans, die achter hem zat, zeide, dat hij, spre
ker, zou hebben gezegd, dat do raad niet bevoegd was,
of niet mocht treden in het beoordeelen van details, hij,
spreker, hem heeft toegevoegd „dat heb ik niet gezegd"
of „dat zijn leugens."
Nu heeft de heer Koopmans kunnen goed vinden van
deze interruptie melding te maken in het verslag, in
strijd met het reglement van orde, en daar komt het
hoofdzakelijk op aan.
In art. 37« van het reglement van orde immers vindt
men het volgende: „liet verslag van de handelingen
„des raads wordt uiterlijk 48 uren na de vergadering,
„door de zorg van den secretaris, gedurende twee dagen
„voor de leden in het gemeentehuis ter inzage gelegd.
„Acht een lid van den raad het door hem gesprokene
„onvolledig of minder juist aangeteekend, dan geeft hij
„de door hem verlangde aanvulling of verbetering vóór
„den afloop van laatstgenoemden termijn, op een afzon
derlijk blad papier of wel door eene kantteekening op
het verslag.
„Ieder bepaalt zich bij- zijne aanmerkingen tot het
„door hem zeiven gesprokene."
Spreker gelooft, dat het wenschelijk is, dat deze laatsto
bepaling streng wordt gehandhaafd.
Immers, bij een invlechting, als hier is geschied, is de
betrokkene niet in de gelegenheid gesteld daarop te ant
woorden.
AMI. Do heer Troelstra vraagt en verkrijgt vooraf het De heer Koopmans zal gaarne de volgende vergade-
woord over, wat hij zou kunnen noemen een persoonlijk ring op deze zaak terugkomen. Hij heeft gedaan, wat