Vergadering van Dinsdag 26 Juli 1904.
114
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juli 1904.
dat de lieer Feddema moeilijk kan volhouden, dat hij
zich in deze zaak de noodige moeite niet heeft gegeven.
I)e heer Troelstra meende, dat, nu de motie-Feddema
is ingetrokken, de vraag, of onderhandelingen met liet
Rijk zullen worden geopend, van de baan is.
Nu dit niet het geval blijkt te zijn, wil spreker er aan
herinneren, dat het Rijk bij elke restauratie, in de kosten
waarvan het bijdraagt, hooge eischen stelt. Spreker her
innert aan de restauratie van de Oude Waag, waar men
om die reden de geheele restauratie heeft ter hand
genomen en bekostigd. Hij meent, dat zoo hooge eischen
worden gesteld, dat men zal zeggen: brengen we zelfde
verbeteringen ten uitvoer dan komen we goedkooper uit.
Spreker meent, dat 2 jaren geleden in Hols ward een
kerk zou worden gerestaureerd, het Rijk zou daartoe ook
bijdragen, maar stelde zulke hooge eischen, dat voor dien
steun werd bedankt. We moeten ons voorstellen, dat
wanneer het rijk er zich mee zal bemoeien, het zeer
veel geld zal kosten, en wij ons overgeven in handen van
het Rijk. En bovendien, spreker kan zich niet voorstellen
dat het Rijk genegen zal zjjn voor dit bouwwerk geld te
geven, liet is wel een oud gebou maar, zooals wc straks
hebben gehoord, niet eens van Friesche bouwkunst. Het
is niet zooals de abdij te .Middelburg en de toren te
Rarneveld van historische betcekenis, het is vroeger de
grens geweest van de Middelzee. Spreker kan zich niet
voorstellen, dat het Rijk, waar het ook op de kleintjes moet
passen, zich hiermee zal bemoeien, het kan zich dan ook
wel bemoeien met alle torens, die scheef staan en ge
restaureerd moeten worden. Spreker gelooft, dat men bij
een aanvraag om subsidie nul op 't request zal krijgen.
De Oldehove is een gebouw, op welks behoud iedere
Fries prijs steltafbreken zou in hun oog grenzen
aan vandalisme. Het moet dus worden gerestaureerd.
We hebben hierbij te doen met verachten! onderhoud,
we hadden er eerder bij moeten wezen maar er wordt
tegen verbetering opgezien, omdat zij geld kost, tot het
ten slotte zoo ver komt, dat verbetering moet worden
aangebracht; reeds meer dan een jaar zijn we beroofd
van het uurwerk. Spreker gelooft, dat het noodzakelijk
is, dat eindelijk een eind aan dezen toestand komt.
En wat nu de critiek van den heer Feddema betreft,
deze is één dag in den toren geweest, maar de directeur
en de opzichters der gemeentewerken hebben het gebouw
vele herhaalde malen onderzocht. Meermalen hebben
burgemeester en wethouders den directeur moeten aan-
sporen om haast te maken met zjjn onderzoek, telkens en tel
kens heeft hij den toren onderzochten zijne ideeën gewijzigd,
hij heeft demeest mogelijke zorg aan dat onderzoek besteed.
Spreker heeft daarin het meest volkomen vertrouwen, het
zou zijn een slag in het aangezicht van den directeur en van
de commissie voor de openbare werken, dat eene commissie
van deskundigen werd benoemd. Spreker wil onder
schrijven, wat de heer Jansen heeft gezegd. Wat het
verschil tusschen den heer Feddema en den directeur
betreft is eene vraag van meer of minder, men kan den
toren restaureeren op heel verschillende manieren, maar
burgemeester en wethouders wilden niet meer doen, dan
werkelijk noodig is en meenden, dat de Raad dat zou
apprecieeren, en waarom nu te zeggen zus en zoo zal
liet beter kunnen? Spreker stelt vertrouwen in den
directeur en de commissie voor de openbare werken en
zal tegen alle moties stemmen. Wanneer een nieuw
voorstel wordt gedaan, zullen er wéér aanmerkingen ge
maakt worden; men moet nu eindelijk tot een besluit komen
Wanneer een zaak zoo grondig is voorbereid, als hier
het geval is, acht spreker zijne verantwoordelijkheid voor
het stemmen vóór het voorstel gedekt.
De heer Feddema merkt op, dat de laatste spreker
het niet aangenaam vindt, wanneer de zaak weer wordt
uitgesteld. Dit uitstel behoeft echter geene reden te zijn
om het voorstel niet aan te nemenspreker ziet de
noodzakelijkheid daarvan niet in, alleen zou hij wenschen,
dat hot onderzoek niet te lang mocht duren het komt
wel meer voor, dat een voorstel wordt teruggenomen,
dat jaren wordt teruggehouden en dat is hier niet noodig.
Wanneer de heer Troelstra wil weten, wat spreker be
doelt, zal hij het bij gelegenheid wel eens zeggen.
Naar aanleiding van de discussiën en van de opmer
king, dat wanneer het Rijk met de zaak gemoeid wordt,
de kosten veel hooger worden, wil spreker opnieuw
zijne motie indienen. Wanneer het Rijk de zaak in
handen neemt, kost hot wel veel meer, maar dan gebeurt
het ook goed dat is het onderscheid. Spreker is niet
gekomen op de lage kosten, neen, op de hooge kosten
alle kosten, die geen voldoende herstel brengen, zijn te
hoog.
.Spreker wenscht de kwestie in zijne motie gesteld, te
zien uitgemaakt.
De heer Tromp merkt op, dat volgens den heer Fed
dema de fundeering van den toren niet precies bekend
is, en hij als leek meent, dat daarvan juist afhangt, of
grondige restauratie mogelijk is; dit is de reden waarom
hij in het onderzoek van eene deskundige commissie
eenig heil ziet.
De heer Wolff wenscht nog even zijne motie toe te
lichten er ligt in opgesloten, dat burgemeester en wet
houders mogen gaan in de richting, die de heer Fedde
ma wil inslaan hij meent dat bij aanneming de motie
Feddema overbodig is.
De motie van den heer Schoondermark in stemming
gebracht wordt verworpen met 18 tegen 2 stemmen, die
van de hoeren van Messel en Schoondermark.
De motie van den heer Wolff wordt aangenomen met
11 tegen 9 stemmen, die der hoeren Tromp, Beucker
Andi'eae Wil helm jj llaverschinidt, Beekhuis, Baart de
la Faille, Troelstra, Hjjlkcma, van Messel.
De motie van den heer Feddema wordt aangenomen
met 12 tegen 8 stemmen, die der hoeren ITjjlkema, Tromp,
Beucker Andraca, Wilhelmij, Schoondermark, Beekhuis,
Baart de la Faille, Troelstra.
Burgemeester en Wethouders nemen dus het voorstel
terug.
Met het oog op de behandeling van punt
11. Rapport can de reclame-commismover reclames
iet)en het 2e Suppletoir kohier van <len hoofdelijlcen omsla//,
die nvt 1903.
wordt de openbare vergadering gesloten.
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1904. 115
Tegenwoordig de heeren: Tigler Wijbrandi, Koop-
mans, Troelstra, Wilhelmij, Beekhuis, Lautenbach, Feitz,
Komter, Ilijlkema, Wolff, Duparc, Feddema, Baart de la
Faille, en Beucker Andreae.
Afwezig de heeren: Menalda, llaversehmidt, Van Mes
sel, Middelkoop, Oosterhoff, Tromp, van Kctwich Ver
schuur, Schoondermark en Jansen.
Voorzitter: de heer Jhr. Mr. A. Röell, Burgemeester.
I. De notulen van de op Dinsdag 12 Juli j.l. gehouden j
vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat zijn ingekomen berichten van afwezigheid van
de heeren Menalda, llaversehmidt, Van Messel en Middel
koop, die daarbij tevens zijn lidmaatschap van den raad
nederlegt.
De Voorzitter verwacht, dat de Raad de mededeeling van
den heer Middelkoop met leedwezen heelt vernomen;
uitstekend spreker als hij was, deden zijne scherpzin
nigheid en groote belangstelling voor de gemeentezaken
hem eene gewichtige en eervolle plaats innemen in deze
vergadering. Spreker hoopt, dat het hem wel moge gaan
in zijn nieuwe woonplaats.
2. verslag van het eindexamen der burgerdagschool
gehouden op 9 Juli 1904. Ligt voor de leden ter visie.
3. dankbetuiging van de brugwachters bij de cr-
wers- en andere bruggen voor de verhooging hunner
jaarwedden.
4. adres van G. Jellema Jzn., inhoudende om te mogen
worden vrijgesteld van de hem opgelegde boete, wegens
het niet nakomen der bepalingen betreffende de uitgifte
van bouwterreinen aan het nieuwe Kanaal. V ordt ge
steld in handen van Burgemeester en V ethouders ten
fine van prae-advies.
5. bericht van den heer B. ten Cate, dat hij de be
noeming tot lid van de Commissie van Administratie
van de Stads Bank van Leening aanneemt
6. verzoek van den Leeuwarder bestuurd ersbond e.a.om
over te gaan tot de behandeling van het door hen inge
diend adres betreffende de vakvereeniging van de ge
meentewerklieden „Ons Belang' De oorzitter deelt
mede, dat het prae-advies gereed is en in een volgende
vergadering zal worden behandeld.
7. dankbetuiging van 51 ej. F. Posthuma voor hare
benoeming tot onderwijzeres aan gem.school no. 8.
8. proces-verbaal van opname van de kas van den
gemeente-ontvanger op 14 Juli j.l. ligt voor de leden
ter visie.
9. dat de heeren Bijkersma en Edema hebben bericht,
dat zij niet genegen zijn de hun verleende vergunning
tot het maken en hebben van uitgangen aan de Wester
plantage onder de gestelde voorwaarden te aanvaarden.
10. dat door den Minister van Binnenlandsche Za
ken zijn goedgekeurd
bij besluit d.d. 13 Juli 1904 no. 5583 aid. G.
het raadsbeluit d.d. 28 Juni 1904, waarbij Dr. 11. D.
Verdam is benoemd tot leeraar in de oude talen aan het
gymnasium
h. bij besluit d.d. 22 Juli 1904 no. 5835 afd. O.
het raadsbesluit d.d, 12 Juli 1904, waarbij Dr. J. van
der Feen is benoemd tot leeraar aan het gymnasium;
11. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd:
a. bij besluit d.d. 21 Juli 1904, no. 9, 2e afd. de
Raadsbesluiten d.d. 14 Juni 1904 tot het aannemen in
koop van F. Boumsnm e.a. van een gedeelte van den weg
naar Cambuur, en tot overname van 11. Brouwer e.a.
van het andere gedeelte van dien weg.
b. bij besluit d.d. 21 Juli 1904, no. 3 de Raadsbe
sluiten d.d. 28 Juni 1904, waarbij van de vereeniging
„Eigen brood bovenal" buiten het stratencomplex aan
den Groningerstraatweg strooken grond zijn overgenomen -3
en'daarbij aan Jhr. A. J. van Sminnia een strook grond
in opstal is uitgegeven, voor het bouwen van een schip-
luiis.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. Begrooting van inkomsten en uitgaven van het
Stads Ziekenhuis voor 1905.
Wordt om onderzoek en rapport gesteld in handen van
de heeren Baart do la Faille, Wolff en Jansen.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan
K. Dijkstra c.s. vergunning te verleenen tot het dempen
der slooten vóór hunne woningen aan den Stienserweg.
3. Idem om aan den eervol ontslagen politiedienaar
2e klasse A. J. L. Rijnhout een jaarlijksch pensioen toe
te kennen ten bedrage van ƒ350.
4. Lijst van benoembaren tot leden van het zetters-
eollege, teneinde daaruit eene nominatie op te maken,
aan den Commissaris der Koningin in te zenden;
5. Begrooting der d.d. schutterij voor 1905;
Wordt om onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren Tigler Wijbrandi, Feddema en Koopmans.
6. Voorstel van Curatoren van liet gymnasium om
te benoemen tot tijdelijk leeraar in de geschiedenis aan
het gvmnasium alhier den heer 1). van Hoorn, docto
randus in de Ned. letteren te Groningen.
7. Praeadvies van de Commissie voor de strafver
ordening inzake de adressen betreffende 9 uur winkel-
sluiting.
8. Voorstel van de Commissie voor de strafverorde
ning tot wijziging der verordening tot voorziening tegen
en bij brand.
De stukken genoemd onder de nummers 2, 3, 4, 6
7 en 8 zullen in een volgende vergadering worden be
handeld en die genoemd sub 7 eu 8 gedrukt als bijlagen
tot het raadsverslag.
IV. De heer Duparc heeft, vóór met de werkzaam
heden wordt begonnen, namens de aanwezige raadsleden,
en zeker ook namens hen, die afwezig zijn, een woord
tot den Voorzitter van den raad, als burgemeester te
richten. Persoonlijk heeft hij hem reeds geluk gewenscht
met zijne benoeming tot burgemeester van Arnhem; het
zij spreker thans vergund ook van deze plaats den
burgemeester te felieiteereu met deze onderscheiding,
hem te beurt gevallen, die zich aansluit bij de benoeming
tot burgemeester van Leeuwarden, nu bijna zes jaren
geleden.
Doet ons allen, zegt spreker, deze promotie genoegen,
daaraan paart zich echter een gevoel van leedwezen,
omdat de gemeente thans haar vol ij verigen en bekwamen
burgemeester zal moeten missen. Spreker begrijpt
intusschen, dat de Voorzitter op nog betrekkelijk jongen
leeftijd aspiration heeft, waaraan hij moeielijk weerstand
heeft kunnen bieden. Arnhem is zoo veel grooter en
geeft in alle opzichten, nog meer dan Leeuwarden, gele
genheid om te werken.
Spreker zal het voor het oogenblik hierbij laten. We
nemen nog geen afscheid van elkander, zoo eindigt hij,
er zal later nog wel gelegenheid zijn, den burgemeester
nader de verzekering te geven van de gevoelens van
hoogachting en waardeering, die de raadsleden jegens
hem bezielen.
De Voorzitter dankt den heer Duparc hartelijk voor
zijne woorden van gelukwensch en den leden van den
Raad voor de daarmede betoonde instemming. Spreker
wil niet verheden, dat de benoeming tot burgemeester
van Arnhem voor hem eene aangename verrassing was,
omdat hij daar zijne eerste schreden op de ambtelijke
loopbaan heeft gezet, hij daar nog vele vrienden heeft