216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1904.
stemmen, die der heeren Koopmans, Beerends, Tromp,
Feddema en Wilhelmij besloten overeenkomstig de conclusie
van het voorstel, luidende
I. in afwachting van de nadere voorstellen van
Burgemeester en Wethouders ten aanzien der begrooting
de op ƒ844.951 geraamde uitgaven'ten laste der gemeente
te brengen
II. de op 126.281 geschatte inkomsten te zijner
tijd te verantwoorden op Hoofdstuk II afd. \l art. 8
(volgn. 15) der begrooting van inkomsten voor 1905,
„opbrengst der begraafplaats."
6. Voorski van burgemeester en II ethonders lol
onbewoonbaar verllaring der woningen brandjesllooster no.s.
I'd tot '27 en do tot 11.
De Voorzitter doet mededeeliug van een ingekomen
schrijven der Gezondheidscommissie, waarin met het oog
op het in haar handen gestelde voorstel van den
gemeentelijken Woninginspecteur om hier nog meer
woningen onbewoonbaar te verklaren, het verzoek wordt
gedaan, de zaak aan te houden, daar de Commissie het
beter acht, ingeval zij met de zienswijze van den Inspecteur
mocht meegaan, al deze onbewoonbaarverklaringen iu één
besluit te vereenigen.
Tot aanhouding wordt besloten.
7. Voorstel vnn Burgemeester en 11 ethonders tot liet
iiani/inin van vene overeenkomst met de Leeuwarder Water-
leiding-Maidschap/iij betreffende levering van water in
gemeente gebouwen enz
Zonder debat wordt met algeiueene stemmen besloten de
aangeboden ontwerp-ovoreenkomst aan te gaan.
8. Voorstel van Burgemeester en II ethonders tot wijziging
der verordeningen op de he/jing en de in vorderimj van hel
vergunningsrecht (bijlatje no.
Zonder debat wordt met algemeene stemmen besloten
tot vaststelling der aangeboden ontwerp-verordeningen.
9. VoorsteI der Commissie voor hel ontwerpen van
strafverordeningen lot gewijzigde vaststelling der veror-
deninttot voorzien in;/ tetjen en bij brand (^bijlage no. il/.j
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark heeft bezwaar tegen de thans
aangebrachte wijziging in art. 64. In de verordening,
zooals die werd aangenomen in de Raadsvergadering van
29 October j.l. was op voorstel van den heer Koopmans
besloten om art. 64 zóó te lezen, dat strafbaar zou zijn
hij, die in eenig toestel petroleum of spiritus braadde
„in het tot woning ingerichte gedeelte van een ver-
eenigingslokaal." Door den heer Koopmans was er n.l.
opmerkzaam op gemaakt, dat het branden van petroleum
of spiritus in het buffet eenig bezwaar mee bracht. Op
dien grond was spreker toen ook meegegaan met den
Voorgestcldcn tekst.
Nu staat er echter: „in een vereenigingslokaal of in
de bij een vereenigingslokaal beboerende woning".
Dat heeft naar spreker's opinie een veel verdere
strekking en nu ziet hij niet liet gevaar in, dat er in
zou schuilen als in de keuken of in de woonkamer van
den houder van het lokaal petroleum ot spiritus werd
gebruikt. Spreker weet wel, dat er een moeilijkheid
ligt in de interpretatie van den term „lokaal", hetgeen
gebleken is bij de Drankwet. Daarom zou dan echter
aehter het woord „vereenigingslokaal" tusschen twee
haakjes geplaatst kunnen worden: „vertrek" of men zou
met een minder gebruikelijke woordcombinatie kunnen
spreken van „tijdelijk vereenigingsvertrek".
Zoo als het nu hier staat, mag geen petroleum of
spiritus gebruikt worden iu het gehcele gebouw. Spreker
meent, dat dit ook niet do bedoeling is geweest van den
heer Koopmans; dat deze ook bedoelde, het verbod alleen
te doen gelden voor het vertrek, waar een vergadering
gehouden wordt.
De Voorzitter, ofschoon niet meegewerkt hebbende tot
de aanneming van het besluit van 29 October, daar hij
toen het voorzitterschap van deze vergadering nog niet
bekleedde, meent aan den thans voorgestelden tekst de
zelfde interpretatie te moeten geven als de heer Schoon
dermark, doch het komt spreker voor, dat ook de tekst
van 29 October dezelfde interpretatie vroeg, dat dus de
bedoeling nu vrij wel dezelfde is als toen. In beide ge
vallen is de beteekenis dezedat iu de woning geen spi
ritus of petroleum gebrand mag worden. En spreker
meent, dat het ook inderdaad de bedoeling is geweest,
dat dit verboden zou zijn in de woning, die aan een
vereenigingslokaal is vastgebouwd.
liet kan wezen, meent de heer Schoondermark, dat de
Raad het zoo bedoeld heeft, maar spreker zelf heeft het
toen niet zoo opgevat. Er was quaestie over lokaal of
lokaliteit. De heer Wolff, toen sprekende "over liet ver
bod van rooken, vatte dit ook zoo op, dat het zich be
paalde tot het vereenigingslokaal, de zaal waar de ver
gadering gehouden werd. En ook bij het vraagstuk van
de interpretatie der begrippen lokaal of lokaliteit in de
Drankwet heeft men immers nooit het oog op het geheele
gebouw, maar altijd slechts op dat gedeelte, waar drank
i wordt toegediend. Spreker meende daarom, dat ook de
heer olff van oordeel was, dat in het buffet geen spi
ritus of petroleum gebrand mocht worden. Het is echter
te streng, dit ook te verbieden in de keuken of in de
huiskamers der houders van een vereenigingslokaal.
De heer Duparc constateert, dat de meerderheid van
van den Raad tegen het advies van de verordeningcom
missie zich destijds vóór het amendement Koopmans heeft
verklaard. Zóó als dit luidde en toegelicht werd, was het
de verordeningscomniissie veel te streng. Maar nu moet
de meerderheid ook de gevolgen aanvaarden van het be
sluit. Spreker wijst er opdat Gedeputeerde Staten alléén
op de redactie van het artikel eenige aanmerking maakten
die echter geenszins het wezen der zaak betrof. Door den
Voorzitter is reeds zoo duidelijk mogelijk uitéén gezet,
dat de eeue of de andere lezing juist dezelfde is.
W nir art. 42bis alle gebouwen of gedeelten van gebou
wen, bestemd tot het houden van Tooneelvoorstellingen
enz. tot vereenigingslokalen stempelt, belmoren woonkamer
of keuken daar ook altijd onder. Of men dus spreekt van
„tot woning ingerichte gedeelten vaneen vereenigingslokaal"
ot van een „bij een vereenigingslokaal beboerende woning"
is in het wezen der zaak precies hetzelfde. Ieder deel
van het gebouw is een stuk van het vereenigingslokaal in
den zin van het gewijzigd artikel. De leden der verorde
ningscomniissie hebben dit wel degelijk ingezien eu daar
om de bepaling veel te streng gevonden, de Raad heeft
i liet eenmaal anders gewild.
De heer KojpmailS wil thans de bedoeling van zijn
vroeger amendement even aandikken. Die bedoeling
was inderdaad om te verkrijgen wat nu wordt voorgesteld,
dat tijdens een vergadering in het geheele gebouw nergens
spiritus of petroleum gebrand zou mogen worden.
Spreker heeft vroeger als dilettant eens in den Stads
schouwburg meegespeeld. Het was iu een tijd, toen het
gebouw nog niet in handen was van zijn tegeuwoordigen
eigenaar. De zaal was stampvol en spreker moest naar
boven. Op de trap, die iu de gang naar boven gaat
kwam hij een dienstbode tegen, die in haar haast stootte
tegen een petroleumlampje, dat op die trap hing. Spreker
schrok geweldig op dat moment, want was het lampje
gevallen, dan luid misschien in eens een brand kunnen
ontstaan, die heel noodlottig zou zijn geweest.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1904. 217
Er zijn meer andere toestanden van dien aard. Daarom
moet in het woongedeelte, hetzij dit naast, boven of
onder het vereenigingslokaal ligt, tijdens de bijeenkomst
het gebruik van petroleum geheel verboden worden. Het
is veel te gevaarlijk. Ook moet men in het oog houden,
dat overal, in elk lokaal, gemakkelijk gas te verkrijgen
is voor verlichting of verwarming. Dat zijn deredenen,
waarom spreker een vorig maal zijn amendement misschien
in de oogen van sommigen wat streng heeft opgesteld.
Het zou den heer Schoondermark aangenaam aandoen
indien één der aanwezige loden die vóór het amendement
van don heer Koopmans stemde, nu ook eens even ver
klaarde of hij niet denzelfden indruk had verkregen als
spreker. Js hij nu de eenige die do bedoeling toen ver
keerd heeft begrepen, of zijn er meer met hem
Zeer moeilijk, zegt de Voorzitter, is het om nu uit
te maken wat op 29 Oct. j.l. door ieder is bedoeld bij
het uitbrengen zijner stem. In elk geval blijkt echter
duidelijk, dat de heer Koopmans het algemeen verbod
gewenscht heeft. Waar hij echter thans daaraan toe
voegt„tijdens de voorstelling", moet spreker er op
wijzen, dat het destijds door den Raad niet zóó is aan
genomen.
Het dunkt den heer Koopmans, dat wanneer een zaak
hier is toegelicht en dan eenmaal het oogenblik der
toepassing is aangebroken, dit gelijk met alle wetten
zal geschieden volgens de bedoeling van het voorstel,
niet waar-' liet staat vast, dat het spreker's bedoeling
was, dat geen petroleum en spiritus zou worden gebrand
tijdens de voorstelling. Hoe men dit wil redigeeren, of
men bepalen wil: ook twee uur vóór en na de voorstel
ling, evenals in de Drankwet, dat is spreker uitstekend.
Zelf kan hij daar echter niet verder op ingaan.
De Voorzitter is van oordeel, dat art. 64 thans de
strekking van het vroegere amendement duidelijk uitdrukt.
Dat wras de wil van den Raad. Nu heeft men eenigs-
zins op uitnoodiging van Gedeputeerde Staten tot ver
duidelijking der redactie eenige wijziging voorgesteld.
De commissie was echter niet bevoegd om te reageeren
tegen het besluit van 29 Oct. Spreker betwijfelt ook of
de Raad dat zou w illen. Deze heeft zeker zjjn gegronde
redenen gehad, die spreker uit den aard der zaak niet
kan beoordeelen. In elk geval heeft de Raad het besluit
gewild.
Met aanteekoning, dat de heer Schoondermark er zich
tcgeii verklaart, wordt art. 64 overigens met alge
meene stemmen aangenomen.
Daarna wordt verder aangenomen liet geheele ontwerp
tot wijziging der verordening.
10. I oorstel van Burgemeester en II elliomlers hd-
wijziging der vastgestelde tj e mee ntebetj root in;/ voor 11)05.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Koopmans meent, dat na al hetgeen over deze
zaak is voorgevallen, hij wel even aan den Raad kennis mag
geven van hetgeen door hem aan Gedeputeerde Staten is
gevraagd. Alle andere stukken hebben de leden bij het
voorstel kunnen vinden.
Aan
hij verzocht, dat door 11. Majesteit ingevolge art. 158
der gemeentewet zou worden vernietigd art. 8 der ver
ordening op het beheer van den Stads- of Prinsentuin,
als zijnde dat art. in strijd met de wet;
dat daarbij aan hem wordt bericht door Zijne Excel
lentie den Minister van Binnenlandsche zaken, dat door
Hare Majesteit geene termen voor de gevraagde vernieti
ging zijn gevonden;
dat tot toelichting op die beschikking door Uw college
o.a werd medegedeeld, dat adressant zich tegen de wijze
van beheer kon verzetten, bij de behandeling der gemeeu-
tebcgrooting, door te vragen dat de ontvangsten en uitgaven
van den Prinsentuin daarop zouden worden gebracht;
dat adressant bij de behandeling der gomeente-begi-oo-
ting over 1905, wegens de nog niet ingekomen beslissing
oj) bovengenoemd verzoek tot vernietiging van art. 8
van bedoelde verordening heeft nagelaten een voorstel
te doen tot plaatsing van de ontvangsten eu uitgaven
van den Stads- of Prinsentuin op die begrooting;
dat iu de betrekkelijke sectie-vergadering wel met een
enkel woord, de onderhavige kwestie, is aangeroerd doch
een definitie! voorstel, met het oog op de toen nog niet
gevallen koninklijke beslissing, is uitgesteld;
dat alzoo over 19U5 door Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden zoude kunnen worden gehandeld omtrent
het beheer, op de wijze, zooals dat college, tot nogtoe,
heeft meeuen te mogen doen;
dat hij vermeent Uw college evenmin als adressant kan
goedkeuren, die wijze van beheer, waardoor, door Burge
meester en Wethouders van Leeuwarden ingevolge het
bewuste art. 8 een zoogenaamde „potje" wordt gemaakt
van gelden, de gemeente rechtstreeks toekomende en dat
geld wordt gedeponeerd op plaatsen waar het niet behoort;
Redenen waarom hij uw college beleefd verzoekt de
ingezonden begroeting der gemeente Leeuwarden over
1905, tengevolge 1 hirer Majesteits beslissing eveugemcld,
vooralsnog niet goed te keuren, maar terug te zenden
aan den Raad der gemeente Leeuwarden, met verzoek
alsnog op die begrooting aan te brengen een post van
ontvang en uitgaaf betreffende het, bjj art. 8 van bedoelde
verordening door Burgemeester en Wethouders gevoerde
beheer over den Stads of Prinsentuin.
't welk doende
(nas gelee/eend) G. W. KOOPMANS.
Leeuwarden, 28 Nov. 1904.
De Voorzitter heeft den heer Koopmans deze voorlezing
niet willen beletten, begrjjpcnde, dat hij er prijs op zou
stellen, mededeeliug te doen van het stuk, waarop de be
schikking van Gedeputeerde Staten is gevallen, ofschoon
spreker niet kan zoggen, dat de heer Koopmans hiermee
geheel in de orde der beraadslaging is gebleven.
Spreker kondigt verder nog een kleine aanvulling aan
en wel om de uitgaven voor de exploitatie van den Prin
sentuin op te nemen onder de omschrijving van hoofd
stuk XI der nu opnieuw vast te stellen begrooting.
Met algemeene stemmen w ordt besloten tot vaststelling
der begrooting iu eindcijfer op 1,126,886.841.
Het adres luidde als volgt:
Heeren Gedeputeerde Stalen
Vriesland.
van
Geeft met verschuldigd respect te kennen:
Gerrit Willem Koopmans, lid van den Raad der
gemeente Leeuwarden, wonende te Leeuwarden, dat door
hem is ontvangen eene beschikking op zijn adres van
den 28 Juli 1904 gericht aan II. M. de Koningin, waarbij
1 1. Happort van de Commissiebelast geweest met Int
onderzoolvan een voorstel van burgemeester en Wethouders
I tot nadere wijziging der gemeenlebegrooting, dienst 1004.
Zonder beraadslaging wordt met algemeene stemmen
I besloten overeenkomstig het rapport, do begrooting in
eindcijfer vast te stellen op ƒ1,584,898.501.
12. llapport van de Commissie voor ree lames omtrent
bezwaarschriften tegen aanslagen in tien hoofdelijleu omslag,
dienst 1004.
ordt besloten tot behandeling van dit punt iu geheime
vergadering over te gaan.
j Hierna sluit de Voorzitter de openbare vergadering.