10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1905. het Nieuwe Kanaal. De meeste mede-onderteekenaars van dit verzoek zijn geen directe belangstellenden. Molenaar en Landeweer hebben een scheepshelling en dus meer belang bij den waterweg; Pel woont aan het andere eind van het Vliet; Faber cn Zeilinga hebben ook weinig belang bjj het Vliet. Hoofdzaak is dus een betere verbinding voor den heer van der Meij met de stad. De Bouwcommissie is nu nog niet zoo zeer tegen een vernieuwing van de Poppebrug, maar wel tegen den duren weg, die aan het plan vast zit. Zoodra de Poppebrug niet langer kan voortbestaan, gelooft spreker niet, dat de Bouwcommissie tegen haar vernieuwing zou zijn, maar al is die noodig, dan is nog geenszins die nieuwe weg noodzakelijk. Naast de Pop pebrug ligt een oude scheepshelling die wel gemakkelijk in koop verkregen zal kunnen worden en welk stuk grond anders wel zou kunnen worden onteigend. Dan zou er geen bezwaar meer zijn om de verbinding hier te verbeteren. Maar nu komt de aanleg van den ontworpen nieuwen weg voor in het uitbreidingsplan van den Directeur van gemeentewerken'; spreker meent, dat die weg meer voor- deelen voor particulieren oplevert dan dat li ij een algemeen belang vormt. Straks is echter al gezegd, dat die weg een deel is van het uitbreidingsplan. Welnu, spreker zou de leden van den raad al van te voren tegen dit plan willen waarschuwen. Spreker noemt dat het mil- lioenen-plan. De gemeenteschuld, die nu drie millioen beloopt, zou dan misschien wel 30 millioen worden. De Directeur wil een ceintuurbaan om de stad leggen, waarvan deze weg een onderdeel zou vormen. Dat be hoort zeker wel tot de utopiön. En als men nu tot het uitgangspnnt terugkeert, dan valt het in het oog, dat het drukste vervoer, dat de heer van der Meij heeft naar de marktschepen, waarvoor hij midden in het hartje van de stad moet zijn Vrijdags, niet afgewend zou worden van het Vliet en dat de harten op het Noordvliet dus door het plan daarvan niet ontlast zouden worden. De Bouwcommissie heeft de zaak zeer a coeur geno men. Van den Directeur van Gemeentewerken heeft zij echter den indruk verkregen, dat hij zijn plan nu eens a tort et a travers wilde doordrijven en dat Burgemeester en Wethouders zicli daarvoor hebben laten vinden. Het belang der gemeente bij den weg is evenwel nihil. Men wil de kosten verhalen op de bouwterreinen aan het Nieuwe Kanaal. Wat daar al zoo voor en na niet op verhaald moet worden, steekt niet nauw en als men dat allemaal in rekening brengt, zullen zij de gemeente eigenlijk zoo wat niets meer opbrengen. Wat de commissie in haar rapport heeft neergelegd, spreekt voor zich zelf. Jammer is, dat daar in den door Burgemeester en Wethouders aangehaalden zin het woord „deze staat. Men zou dat, om de bedoeling der Com missie weer te geven, moeten vervangen door „een". De Commissie is niet tegen „een" verbindingsweg, maar wel tegen „dezen". Die omweg van het Uude Tolhuis naar de stad zal toch niet gebruikt worden. Spreker heeft al met boeren er over gesproken, die verklaarden, dat zij toch den straatweg zouden blijven nemen, die recht op de stad aan loopt. De heer Wolff wil gaarne even het woord hebben, in de eerste plaats omdat Burgemeester en Wethouders hem de eer aan gedaan hebben, zijn naam te noemen in hun prae-advics, in verband met hetgeen hij in aansluiting aan een betoog van den heer Reeling Brouwer in een raadsvergadering in 1898 zou hebben gezegd, waarmee Burgemeester en Wethouders den indruk willen vestigen die toen ook bestond, dat spreker toen een voorstander was van den verbindingsweg, die nu wordt voorgesteld. Dat is ook het geval geweest. Nu nog stelt spreker die verbinding op zeer groote waarde, maar op voorwaarde, dat het aan de gemeente liefst niets kost. Up de door andere leden dezer vergadering reeds aan gegeven gronden is spreker toch van oordeel, dat de gemeente nu die groote uitgave niet moet dragen. En dan is daartoe nog een tweede reden. In liet prae-advies wordt er ook op gewezen dat er in 1898 over gesproken werd in verband met de concessie, verleend aan de Ne- derlandsche Tramweg-Maatschappij en men toen de kans had, dat hier een tram ba n zou worden aangelegd. Zoo als echter verder in het prae-advies gezegd wordt, is deze concessie een zeer ongelukkige en zal het in elk geval jaren duren vóór die train wordt gelegd. Dat laatste is spreker nij nog niet zoo geheel met Burgemeester en Wethouders eens. Het staat vast, dat de Tramweg-Maatschappij bezig is met een reorganisatie de heer Duparc wenkt met de hand, doch het is ook een feit, dat de Maatschappij bij Provinciale Staten een verzoek heeft ingediend om een subsidie van 3 ton, op welk verzoek waarschijnlijk in de zitting van Juli een beslissing zal worden genomen. Nu wil het spreker toeschijnen, dat van reorganisatie plannen, van de Tramweg-Maatschappij niets kan tot stand komen, als zij niet de verbindingslijn naar Drach ten, waarvoor haar concessie is verleend, in dat plan op neemt. Als dat werkelijk het geval mocht zijn, zouden we tot den toestand komen, dat als het voorstel aange nomen werd en brug en weg aangelegd op kosten der gemeente, de tram nog eens op bijna dezelfde plaats een nieuwe brug zou leggen. Juist in verband met betgeen in de lucht hangt, zou spreker aan Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven, hun voorstel terug te nemen totdat bekend zal zijn wat de Tramweg-Maatschappij van haar reorga nisatieplannen terecht brengt. Dan zal het bezwaar, dat men den goeden tijd laat voorbijgaan, niet zoo groot kunnen zijn, in de eerste plaats omdat de tram dan toch moet onteigenen maar ook omdat al komt er niets van terecht ook de gemeente toch krachtens art. 28 der W oningwet bevoegd is om zich grond voor wegen beschikbaar te doen stellen. Spreker wil dus aan Burgemeester eii Wethouders het verzoek doen, het voorstel terug te nemen en er later mee terug te komen. Van het antwoord, dat spreker van Burgemeester en Wethouders thans op dat verzoek zal ontvangen, zal het afhangen of hij al dan niet tot het indienen eener motie in dezen zin zal overgaan. De lieer Hijlkema heeft van het begin af aan dit reeds oude idee van den Directeur van Gemeentewerken toe gejuicht en er met genoegen thans toe meegewerkt. Als men een wandeling maakt langs het Nieuwe Kanaal, wordt men aangenaam getroffen door dien mooien wa terweg en door de vlucht dien de aanbouw daar geno men heeft. Het is een gansclie voorstad van Leeuwarden geworden. Maar die heeft één gebrek, zjj heeft aan de andere zijde geen uitwegen, geen Hinke longen. Als men de zaak nu eens wat breed opvatten wil, dan ver dient liet onderhavige plan zeker aanbeveling. De aan sluiting aan den Groninger straatweg zal aan het Nieuwe Kanaal een long geven van belang. Vroeger heeft spreker het er al eens over gehad met een kerkvoogd van Iluizum, dat de kerkvoogdij van de zijde van dit dorp een verbinding naar het Nieuwe Ka naal overwoog. Dat is ook al jaren geleden. De nieuwe weg zou nu echter die verbinding kunnen aanvullen. Tusschcn dien weg, die de grens der uitbreiding zal vormen en de tegenwoordige stad, zal de grond langza merhand bouwterrein worden en de Voorzitter wees er reeds op, dat die weg van invloed zal zijn op den prijs der bouwterreinen. Misschien zal dat in den eersten tijd nog niet zoo goed gaan, maar langzamerhand. Doch als deze weg gelegd wordt en men gaat na jaren weer eens zien, dan zal men even voldaan zijn als nu over het Nieuwe Kanaal. Daar had spreker zelf vroeger ook een zware muts in. Maar nu kan men reeds zien, dat het een goede en flinke daad was, dit werk ter hand te ne Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1905. 11 men. Als men nu dien broeden weg zou krijgen, zal men de grens aanwijzen van waar af de stad zicli zal uitstrekken. Met één long naar het nieuwe Kanaal is men zeker niet geholpen en daarom kan spreker ook wel meegaan met de commissie om de Noordvlietstraat een verbinding te geven, maar dan als een secondaire verbinding. Als deze eerste weg tot een groote verbinding wordt gemaakt, dan zal de thans verder naar liet Oosten geprojecteerde weg er nooit meer komen. Wanneer men de plannen voor de latere uitbreiding der stad met een ruimen blik overziet, zal men het plan van Burgemeester en Wet houders nemen. Spreker meent, dat twee longen hier meer dan noodig zijn cn dat het van groote belang is, dat het plan tot stand komt. Het is wel natuurlijk, dat enkele personen van zulk een zaak bijzonder profiteeren, doch moet nu daarom zeggen het zal niet gebeuren Neen, wanneer men zich op een liooger standpunt plaatst, zal men daar over heen stappen. Wat de Directeur en Burgemeester en Wet houders voorstellen, is veel breeder van opvatting dan hetgeen de commissie wil. Als de raad de zaak aldus opvat, geeft men zijn stem aan het voorstel. De Voorzitter, op de opmerking van den heer llaver- Bchmidt terugkomende, dat spreker wel heel warm is gestemd voor het voorstel, zegtja zeker, is dat het geval. Toen spreker het plan voor het eerst zag, zei hij dadelijk dat is een mooi plan en het is volstrekt niet waar, wat de heer Feddema meent, dat de Directeur van gemeentewerken aan Burgemeester en Wethouders het plan zou hebben opgedrongen. Integendeel, spreker is geheel van zelf er warm voor gestemd geworden, omdat liet in de toekomst een gemeentebelang zal blijken. Daarom strijdt spreker voor het plan en hoopt, dat het aangenomen zal worden. De lieer Ilaverschmidt heeft nog enkele opmerkingen gemaakt, die al in het verslag der Commissie staan. Zoo o.a. dat voor den voor het plan aangewezen gemeentegrond niets is berekend. Zie, daarop is reeds gewezen in het prae-advies van Burge meester en Wethouders. Mejuffrouw Beekhuis staat haar grond af en op den gemeentegrond is de weg overal geprojecteerd langs slooten. Dat is dus de voordeeligste afsnijding. De verkoopwaarde en de huur, die voor deze landen te bedingen is, zullen zeker niet kleiner worden dan thans, als zij bij aanneming van het voorstel aan den weg komen te liggen. Daarmee vervallen dus deze kosten. Dan is er ook gesproken over het nadeel dat de be woners van het stadsgedeelte aan de lloeksterpoort mogelijk zouden ondervinden van den nieuwen verbin dingsweg. Spreker begrijpt werkelijk niet hoe de belangen van die menschen hierbij betrokken kunnen zijn. De lloeksterpoort is toch zóó ver af van die terreinen en van de terreinen aan het Cambuursterpad, dat spreker niet begrijpt hoe de bewoners aan de lloeksterpoort daar nadeel van kunnen hebben. Er is nog zoo veel anders in de stad te verbeteren, zoo heet het verder. In het bijzonder wordt gewezen op de Oude Doelesteeg. Ja, als men zóó gaat opsommen, doet men in het laatst niets. Als men gaat zeggen: Ik ben tegen deze uitgaaf, omdat de Doelesteeg verbetering eischt, dan zou men, gesteld dat de 1 kielesteeg aan do orde was, kunnen zeggen neen, ik voteer die uitgaaf niet omdat elders verbeteringen nog noodzakelijker zijn. Dan redeneert men echter in een cirkelgang, draait in het rond en komt niet van zijn plaats, en zoo komt er ten slotte niets tot stand. De heer Feddema, die de zaak van den grond af wilde ophalen, constateert, dat de heer van der Meij er mee begonnen is, die is nummer één der adressanten. Dat die met zijn adres gekomen is, beschouwt de heer Fed dema als de aanleiding voor het plan om daar een brug en een weg te maken. Ja, nog een aanleiding opnieuw. Burgemeester en Wethouders meenden met adressanten, dat de Poppebrug vernieuwd dient te worden en wel met spoed omdat zij in gevaarlijken toestand verkeert; en dat er dan toch een rij brug zal moeten komen, is toch ook wel waar. Als die brug dan op de oude plaats kwam, zou er aan den zuidkant heel wat verandering moeten komen, die ook nog al geld zou kosten. De heer Ilaverschmidt zegt: nu blijft de l'oppebuurt zooals zjj is, men gaat er omheen. Maar wat wil men dan? M il men er ook geld voor geven om die buurt op te knappen? Dat zou niet zoo heel weinig zijn. En dan de vraag: waarom juist nu? Dat blijkt uit de stukken duidelijk genoeg: omdat men haast moet maken, wil men de terreinen op de goedkoopste wijze verkrijgen. Met name de geprojecteerde straat langs het Vliet zou stellig niet zijn te krijgen wanneer het terrein werd verkocht. De heer Wolff verklaart zich er vóór als het de ge meente niets zou kosten. Maar voor niets krijgt men niet veel en dit ook niet. Nog iets. Bij de bespreking der begrooting van kosten is gezegd, dat die toch geen zekerheid geeft, dat het maar cijfertjes zijn. Dat is geen compliment voor den Directeur van Gemeentewerken. Als die toch een be grooting maakt, dan verdient die vertrouwen. Meestal trouwens, vindt men liet te hoog. Nu zou de begrooting weer te laag zijn. De waardevermeerdering van den grond is niet weersproken en die mag toch in billijkheid in rekening worden gebracht, als men spreekt over de kosten. Nu de heer Feddema zegt, dat hij niet tegen de brug is, een brug waar de heer van der Meij over rijden kan, omdat er dan van zelf verbetering komt, wil spreker vragen of men dan niet verstandiger doet voor weinig kosten meer dan voor het leggen van de brug gevorderd worden, den weg ook door te trekken De heer "Wolff heeft den raad verrast met de mede- deeling, dat bij Gedeputeerde Staten een aanvraag om subsidie is ingediend door de Tramwegmaatschappij die men wenseht te rcorganiseeren. Spreker heeft daar niets van gehoord, maar wil de vraag stellen kan men daar eenigszins op rekenen? lil het plan voor den weg is bovendien aan de mogelijkheid van tramaanleg gedacht. Komt de tram er, dan kan die hier even goed nog gelegd worden, dat is juist het mooie van het plan. De nu geprojecteerde brug zou vrij zeker voldoende zijn. Trouwens spreker heeft door trams wel grootere hel lingen zien nemen dan van den voor deze brug gepro- jecteerden oprit. Er wordt niets gepraejudicieerd als nu reeds de weg wordt gelegd. Waar nu verder juist binnen kort de prijzen voor de terreinen aan do noordzijde van het Kanaal opnieuw bepaald moeten worden; waar de heer Feddema toch ook vóór het leggen van een brug is en het geheele plan slechts betrekkelijk weinig meer kost dan wanneer de Poppebrug door een rij brug werd vervangen met de verbeteringen die dan aan de zuidzijde van het Vliet daar ter plaatse noodig zouden zijn; waar de gemeente terreinen met een som van ongeveer 15,000 in waarde zullen stijgen, daar kunnen de kosten geen groot gewicht in de schaal leggen als men de plannen onbe vangen beziet. Doet men dit dan moet het belang in het oog springen, dat er in gelegen is, het plan van Burgemeester en Wethouders tot stand te brengen. De heer Komter verzoekt, nog een enkele opmerking in het midden te mogen brengen. liet blijkt hier wederom, de Voorzitter weet dat zelf nog beter dan spreker, dat de Wethouder van financiën een optimist is en dat dit meer dan ooit nog het geval is, waar om geld gevraagd wordt tot ontwikkeling van de Kauaalpanden. Voor een groot deel is dat zeer prij zenswaardig maar toch is men gerechtigd tot de vraag of dit niet tot ecnige eenzijdigheid voert zoodat anderen eenige overdrijving zien, waar hij zelf die nog niet ziet. Als men in het oog vat hoe juist uit het jaaroverzicht van den Voorzitter gebleken is, dat de bevolking maar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 6