12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1905.
weer met pCt. is toegenomen en dat dit jaren lang al
zoo gaat, moet liet voor een onbevooroordeelde zeker
schijnen, dat er een stagnatie moet komen in den aan
bouw aan het Kanaal, als niet in den aanwas der bevol
king een groote verandering komt. Aan die gronden
langs het Kanaal zijn reeds schatten gelds ten koste ge
legd in de hoop, dat zij eenmaal hun rente wel zouuen
opbrengen. Nu is er een tijdlang werkelijk een gunstige
strooming geweest. Maar het is te voorzien, dat die niet
blijvend zal zijn.
Men kan nu wel berekenen en in cijfers op papier
zetten, wat de grond bij verkoop zal opbrengen, maar
om bet geld binnen te krijgen, moet de verkoop eerst
plaats bobbenonderwijl vereischen de uitgaven, die
men doen wil, dadelijke betaling. Dat is een waarschu
wing, die nog wel gehoord mocht worden.
Als een voorbeeld hoe men nu ook alle mogelijke
motieven dienstbaar wil maken aan het plan, kan dienen
liet aangevoerde door den Directeur omtrent de lengte
van den tegenwoordigen weg van het Oud Tolhuis aan
den Groninger straatweg naar de Zuivelfabriek en die
van den nieuwen weg. De Groninger straatweg is in die
opgaaf der lengte van den tegenwoordigen weg inbegre
pen. Maar dat is een straatweg, dien het rijk in onder
houd heeft. Van daar wil men het vervoer overbrengen
op een meer onderhoud vragenden grintweg der gemeente,
wat haast eerder een argument er tegen zou kunnen
zijn. Dat is een staaltje, hoe men bij het zoeken naar
allerlei motieven allicht overdrijft.
Een enkel woord wil de Voorzitter antwoorden aan
den heer Komter. Deze noemt spreker een optimist.
Wel, daar beroemt spreker zich op, dat hij dat is op zijn
leeftijd en hoopt het te blijven, zoolang hij leeft. Ilij
heeft fidutie in de stad Leeuwarden en wil niet wanho
pen aan hare toekomst. De aanhechting van Ameland
aan don vasten wal, de drooglegging der Lauwerzee
enz. ofschoon nog toekomstmuziek, zal ook aan Leeu
warden ten goede komen als de stad zich als centrum
weet te handhaven, de bevolking neemt niet van betcekenis
toe, zoo wordt er gezegd, dit is juist, maar het getal wonin
gen dat noodig is, hangt af van het aantal huisgezinnen,
niet direct van het aantal zielen. Men zou hier noodig heb
ben een statistiek over het aantal gezinnen in de achter
eenvolgende jaren om juist te kunnen oordeelen over de
aanvraag van bouwterrein in de toekomst, zeker is bet
dat er nog een zeer groot gebrek aan arbeiderswoningen
bestaat.
De grootste kracht, door den Voorzitter in zjjn beweeg
redenen gelegd, meent de heer Feihlema, schuilt in deze
uitdrukking: „nu of nooit". Als we het nu niet doen,
zullen we het nooit kunnen doen; dat zelfde heeft deze
Voorzitter ook gezegd, toen Leeuwarden een abattoir
moest hebben. Toen was liet ook nu of nooit, terwijl
toch de gemeente later nog een belangrijk voordeel be
dong bij de bepaling van den koopprijs voor de benoo-
digde terreinen, waarvan het eerst heette, dat zij dade
lijk aanvaard moesten worden of niet te krijgen zouden
zijn. Spreker gelooft, dat ook de terreinen waarom het
nu gaat, altijd wel te verkrijgen zullen zijn. Gesteld
al dat mej. Beekhuis ze zou verkoopen, dan zou toch
een andere eigenaar er wel voordeel in zien, ze op der
gelijke wijze af te staan en zoo niet, dan zou de ge
meente ze toch bij publieke veiling altijd kunnen krijgen
als weiland en nog nooit bouwterreinprijs behoeven te
geven. Wat dat „nu of nooit" betreft, spreker gelooft,
dat dit alle kracht mist.
Tusschen hetgeen spreker over de noodzakelijkheid van
een brug gezegd heeft en hetgeen de Voorzitter verstaan
meent te hebben, is eenig verschil: de Poppebrug wil
de commissie wèl tot een rijbrug maken, maar die kan
veel goedkooper worden, misschien tot de helft van den
prijs, die nu is uitgetrokken.
Men zal begrijpen zegt de heer Beekhuis, waarom hij
zich niet gemengd heeft in de besprekingen en men zal
het billijken, dat waar mej. Beekhuis sprekers zuster is,
hij zich van deelneming aan het debat onthield. Toch
wilde spreker nog wijzen op één punt, dat nu door den
heer Feddema in het midden wordt gebracht. Daar
deze zelf erkend heeft, gezegd te hebben, dat hij niet
tegen vernieuwing van de bestaande Poppebrug is, wil
spreker er op attent maken, dat als de brug op dezelfde
plaats vernieuwd wordt, er nooit sprake kan zijn van
een vaste brug, omdat die hoog gelegd moet worden en
hier een oprit niet is te krijgen. Die oprit moet juist
komen te liggen van den bestaanden weg naar de nieuwe
brug over het land van mej. Beekhuis. Daar een vaste
brug goedkooper is dan een beweegbare, zou vernieuwing
van de Poppebrug niet meevallen.
De discussie word gesloten.
De heer Wolff vraagt gelegenheid eene motie van
orde in te dienen, van deze strekking, dat de raad, over
wegende dat in verband met de reorganisatieplannen, die
bestaan bij de Nederlandsche Tramwegmaatschappij, het
wenscheljjk is, dat het door Burgemeester en Wet
houders gedaan voorstel voorloopig wordt aangehouden,
overgaat tot de orde van den dag. Spreker wil de
motie nader op schrift brengen.
De Voorzitter kondigt aan, dat de heer Wolff een
motie voorstelt waarvan de eigenlijke strekking is om
de zaak ad calendas graecus te verschuiven.
Aangezien de motie ondersteund wordt, komt zij in
behandeling.
Zooals de Voorzitter reeds met een enkel woord aan
duidde, zegt de heer Hijlkema, zou dit een verschuiving
worden op zeer lange baan. Wij zijn er aan gewoon,
met zulke reorganisatie-plannen lang geduld te moeten
oefenen. Ook spreker heeft onlangs al van dat plan
gehoord, maar nu deze vraag gesteld, dat de reorganisatie
der Tramwegmaatschappij tot stand kwam, en dat zij
overging tot den aanleg der verbindingslijn naar Quatre Bras,
zou er dan kans op zijn, dat zij nog ooit deze verbinding
verkoos langs het kanaal om van don Groninger straat
weg naar het spoorwegstation te komen
De tram heeft zich altijd bijgemaakt met de hoop op
groot goederenvervoer. Maar dat heeft steeds op zich
laten wachten. Nu dat liet geval is, heeft de tram geen
belang bij aansluiting aan den spoorweg, liet zou alleen
voor het personenvervoer zijn en als men ziet hoe liet
staat met het personenvervoer tusschen het station en de
Vrouwenpoort, kan men gemakkelijk narekenen, dat het
ook van den Groninger straatweg naar het station niets
zou zijn. De maatschappij zou zich dus wel tweemaal
beraden vóór dat zij dezen omweg zou verkiezen.
Mocht dit toch nog eens het geval zijn, dan zou de ge
meente toch nog altijd voor het gebruik van den weg
betaling kunnen eischen van de maatschappij. De aanleg
van den weg behoeft daarvoor geen vertraging -te
ondervinden.
Spreker raadt dus sterk af, de motie aan te nemen,
die de zaak op de zeer lange baan zou schuiven.
De heer Wolff doet opmerkendat waar de heer
Hijlkema zegt, dat de geneente altijd nog de Trammaat
schappij voor het gebruik van den weg kan laten be
talen, toch in elk geval de Tram op bijna de zelfde
plaats nog weer een eigen brug zou moeten leggen, daar
de door de gemeente gebouwde voor die maatschappij
onbruikbaar is, zoodat men haar in de kosten der door
de gemeente gelegde brug niet zou kunnen laten bijdra
gen en er komen dan twee bruggen voor één. Dat is
mede sprekers bezwaar.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1905. 13
De nu door spreker op schrift gebrachte motie strekt
tot uitstel der behandeling met het oog op de reorgani
satie-plannen der Tram wegmaatschappij totdat door Pro
vinciale Staten zal zjjn beslist over de door de maat
schappij ingediende aanvrage om subsidie.
Hier is dus nu geen sprake van uitstel ad calendas
graecus, maar er is een bepaalde termijn gesteld.
In stemming gebracht, werd de motie-Wolff verworpen
met 14 tegen 6 stemmen. Vóór de motie stemden de
lieeren: Koopmans, Wolff, Menalda, Wilhelmij, Ooster-
lioff en Komter.
De heer Komter geeft den Voorzitter in overweging
om nu, na de verwerping der motie, eerst sub 2o van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming
te brengen, waarin de aanleg van weg en brug, de kern
van het voorstel dus, vervat is.
In stemming gebracht, werd sub 2o van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders aangenomen met 12
tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren Koopmans.
Menalda, llaverschinidt, Feddema, Lautenbaeh, Wilhelmij,
Oosterhoft en Komter.
Hierop werd het geheele voorstel zonder hoofdelijke
stemming aangenomen met algemeene stemmen, waarbij
de heer Beekhuis zich van medewerking onthield.
8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake
het adres van den directeur der Slroocartonfabriek betref
fende ierloozing in de Potmarge van de zijde van het
Asehland.
De Voorzitter stelt vóór, dit punt aan te houden tot
de volgende vergadering.
De heer Baart de la Faille, wijst er op, dat het al zoo
lang ter tafel ligt en vraagt of het niet nog in deze
vergadering behandeld kan worden.
De Voorzitter wijst op het vergevorderde uur, kwartier
over vijf, zoodat aanhouding gewenscht schijnt. Of vol
daan kan worden aan het verlangen, dat spreker hoort
uiten, 0111 dit punt dan voor de volgende vergadering
nummer één aan de orde te stellen, is niet zeker. Op
het verlangen zal gelet worden.
Tot aanhouding wordt besloten.
De Voorzitter sluit hierna de vergadering.