16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Januari 1905.
Cartonfabriek, eenigszins zijn gewijzigd, zoowel door het
onderzoek van de Gezondheidscommissie en de vooraf
gaande besprekingen, als door het uitgebreide politie
rapport. De onaangename indruk, door de klacht dier
Directie bij hem gewekt, is althans door het verloop van
tijd eenigszins verzacht.
Toch kan spreker niet ontkennen, dat de klacht van
zoo ernstigen aard was, dat de emotie, die zij verwekte,
niet geheel is geweken.
Ze j was niet nieuwde klacht. Sedert geruimen tijd
reeds werden van den kant der fabriek bezwaren inge
bracht tegen de stijfhoofdigheid van de stadsreiniging
in het verwaarloozen van de noodige voorzorgen om het
verontreinigen van het aangrenzende water te voorkomen.
Maar dit was erger: hier scheen opzet in 't spel.
Enkele jaren geleden, toen ook klachten kwamen over
de onachtzaamheid van dien tak van dienst, gaven Bur
gemeester en Wethouders een démenti dit was een
geruststelling voor 't publiek. Toch liep in de volgende
jaren onder bet publiek het gerucht, dat de zaak nog
niet in orde was, dat er voortdurend nog verontreiniging
plaats vond.
Dit gerucht mocht nu meer of minder waarheid be
vatten men vertrouwde op bet officieele démenti. Van
te meer waarde was die verklaring, omdat nu de ver
ontreiniging van het stadswater voornamelijk kon worden
toegeschreven aan het afvalwater der cartonfabriek en
aan deze voorwaarden werden gesteld en bepalingen op
gelegd 0111 verdere verontreiniging te voorkomen.
Nu was dus ook de sensatie des te grootcr, toen van
den directeur dier fabriek een klacht inkwam, positief
en met getuigen gestaafd, dat van den kant der stads
reiniging men zich schuldig had gemaakt aan het delict,
waarvan hij zelf steeds werd beschuldigd.
En nu is na een allernauwkeurigst onderzoek van de
zijde van het dagelijksch bestuur gebleken, dat die klacht,
ai was ze overdreven, niet uit de lucht gegrepen, niet
ongegrond was. Door geloofwaardige getuigen is gestaafd,
dat van den kant der stadsreiniging niet met de noodige
zorg is gehandeld, wat niet is te verschoonen. Onmid
dellijk nadat de klacht inkwam, heeft de gezondheids
commissie een onderzoek ingesteld naar den toestand van
het terrein. Die toestand bleek verre van voldoende te
zijn, niettegenstaande men van den kant der stadsreini
ging, bij de eerste aanmerking, de klacht ongerechtvaar
digd noemde en den toestand als zoo goed mogelijk voor
stelde.
Met die verzekering heeft de commissie zich naar den
directeur der cartonfabiek begeven en deze hield even
pertinent zijne beschuldiging vol.
De ier heette af te vloeien in een praam, doch het
was gebleken, dat liet niveau daarin niet rees, terwijl
toch binnen vijf minuten een emmer werd gevuld.
Er bleef der commissie niets anders over dan alles
nauwkeurig te onderzoeken. Ze heelt zich in een bootje
begeven en zoo de plaats kunnen constateeren, waar liet
delict had plaats gevonden. Of het delict plaats had in
den nacht, waarvan de directeur melding heeft gemaakt,
heeft de commissie niet kunnen uitmaken. Maar wat
vaststaat is, dat een zeer onregelmatige toestand werd
aangetroffen.
Het bleek dat er compost op den beganen grond was
geplaatst, tusschen twee loodsen in; wel waren om die
losse hoopen kleine dammetjes aangebracht, doch deze
waren niet voldoende, om de atloopende ier te keeren.
Meerdere dergelijke hoopen compost werden nog aange
troffen. Dit was in strijd met de politie-verordening en
mocht allerminst op het terrein der Gemeente-reiniging
voorkomen. De regelmatige toestand is, dat de ier wordt
verzameld in kelders, daaruit opgepompt en naar elders
wordt vervoerd. Geen ier mag buiten liet terrein op
den boezem of daarmede in verband staande wateren
worden geloosd.
Dit wekte terecht verontwaardiging: de simpele praam
was zeker geheel onvoldoende.
Hier moest dus opzet of onnauwkeurigheid of gebrek
aan zorg worden geconstateerd.
Spreker gelooft graag, dat er verzachtende omstandig
heden kunnen worden aangevoerd voor dezen onregel-
matigen toestand. In den nazomer was men verlegen
met de ier, door den lagen waterstand, welke geene of
slechts onvoldoende verscheping toeliet. Maar die werden
door de directie der stadsreiniging niet aangevoerd; deze
beweerde, dat alles in orde was.
Sprekers indruk is thans, dat aan die misstanden een
einde is gekomen. Bij het. laatste bezoek bleek, dat do
noodzakelijke verbeteringen zijn aangebracht; toen was
men bezig de achterste hoop compost ook op te ruimen;
de toestand is thans normaal. Daarvoor brengt spreker
hulde aan het dagelijksch bestuur en aan 't bestuur dei-
reiniging. Maar dit neemt niet weg, dat door bovenge
noemde feiten opnieuw het wantrouwen is gewekt, en
spreker betreurt in hooge mate, dat dit heeft plaats gehad.
Voor het oogenblik wenscht spreker het hierbij te laten;
mocht het hem noodig- blijken, dan zal lijj opnieuw aan
het debat deelnemen.
Nu deze zaak publiek behandeld wordt, zegt de heer
Koopmans, laat ik gaarne aan den Voorzitter over de
beantwoording der vraag, of nu ook niet het adres van
den directeur der cartonfabriek met het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders had belmoren te worden
voorgelezen.
Wat de zaak zelf betreft, spreker zal, na de uitvoerige
critiek van den vorigen spreker, daaraan niet veel toe
voegen. liet staat thans vast, dat er gedurende 4 uren
ier van het aschland is gevloeid in zulk een hoeveelheid,
dat binnen 6 minuten over 150 centimeter breedte een emmer
werd gevuld.
Als eenmaal te Leeuwarden een verzameling van rari
teiten wordt opgericht, zal zeker daarin ook worden ge
plaatst de misgeboorte oftewel de icrloozing in de
Potmarge. >Spr. w il hierop niet verder ingaan doch het
eerste deel der conclusie van het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders bespreken; hiermee kan spreker
zich niet vereenigen. Waar Burgemeester en Wethouders
beweren, dat van ierloozing uit bijna alle putten niets in
i/chlcken, en dat daartoe noodig zou zijn geweest dat op
alle putten pompen waren gesteld, daar vergissen zij zich.
liet is voldoende uit één put te pompen, omdat alle met
elkander in verbinding staan.
Spreker heeft het terrein opgenomen. Als de putten
vol zijn, wordt de ier gebracht op een overdekte plaats.
Spreker heeft nagegaan, hoe dit in zijn werk gaat en hij
heeft gedachtals nu alles vol is hoe dan
Toen hij die vraag aan den opzichter deed, gaf deze
het zeer verstandige antwoord: dan zeg ik het aan den
directeur. Spreker heeft de zaak niet verder onderzocht,
omdat hij oordeelde, dat dit niet op zijn weg lag. Maar
waar het een feit is, dat de toestand op het terrein zoo
kan zijn, dat alles gevuld is, blijft die vraag: hoe dan?
bestaan. De vorige spreker heeft er reeds op gewezen,
dat men soms met de ier verlegen is.
Met het oog op die omstandigheid zou spreker den
Baad in overweging willen geven, zoo spoedig mogelijk
den bestaanden toestand te wijzigen.
Lag het aschland midden tusschen weilanden, dan zou
men, als 't noodig was, op bet omliggende terrein kunnen
laten afvloeien. Burgemeester en Wethouders zeggen
in het verdere deel van hun advies, dat zij onmiddellijk
instruction aan den directeur hebben gegeven omtrent
den toestand. Daarin ligt toch zeker de erkenning, dat
er w el iets is gebeurd. De opzichter spreekt van drup
pelen". Maar dit is een subjectieve opvatting: dit kan
door een ander misschien met „loepen" worden bestem
peld. Men zegt b.v. ook wel eens als het plasregent
als het zoo dauwt behoeft het niet te regenen. Het is
zeer waarschijnlijk, dat de zaak heeft plaats gehad als
door deü directeur der fabriek in zijn adres is gezegd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Januari 1905.
17
Waren we in Frankrijk, dan zou 't een duel gegeven
hebben tusschen de twee betrokken direction, 't Is er
nu in zijn soort ook een geweest zonder bloedstorting
waarbij Burgemeester en Wethouders de secondanten en de
raadsleden hetpubliek moesten voorstellen. Burgemeesteren
Wethouders als secondanten zeggen nu:aan de eer is voldaan,
het publiek kan gerust zijn. Spreker gaat echter niet
mee, wat het eerste gedeelte der conclusie betreft, en
verzoekt daarom den voorzitter, bij de stemming het
voorstel te splitsen.
De Voorzitter wijst den lieer Koopmans er op, dat het
adres hier is voorgelezen, dat het als punt van behan
deling zeer duidelijk en uitvoerig op de agenda is om
schreven, welke laatste in de couranten is gepubliceerd.
Het verzoek in het adres zelf bevatte niets meer.
De heer Hijlkema meent, dat, nu de quaestie, of aan
de zaak wel de noodige openbaarheid werd gegeven, tor
sprake is gebracht, het misschien niet ondienstig zal zijn
den geheelen loop nog eens na te gaan.
Door den directeur der cartonfabriek is aan den Raad
op 14 Oct. een adres gezonden, bevattende een klacht
over verontreiniging van de l'otmarge door ier van het
aschland. Die directeur schreef daarin Langen tijd heeft
het geduurd, vóór ik voldoende zekerheid had, in welke hoe
veelheid de gemeentereiniging deze vloeistof loosde; heden
nacht (14 October) heb ik doen constateeren, en de waarheid
is door getuigen bij te brengen, dat gedurende minstens 4
uren die ier werd geloosd uit bijna alle puttenmet faecule
stoffen vermengd. Dit was een zeer ernstige be
schuldiging, heeft do heer de la Faille gezegd en dat is waar.
Wanneer men nu weetdat er op het aschland vijf
ierputten of ierkelders zijn, die onderling met elkaar in
verband staan, wanneer men verder weet, dat het loozen
uit deze putten niet anders kan geschieden dan door
uitpompendus opzettelijk wanneer men verder weet, dat
men op deze wijze de enorme hoeveelheid van plm. hon
derd last in vier uren tijd had kunnen pompen, dan betee-
kent de beschuldiging van den directeur der stroocarton-
fabriek niets minder dan dat de directeur der stadsreiniging
in dien bewusten nacht de kolossale hoeveelheid van plm.
1UU last ier opzettelijk in de l'otmarge heeft doen loozen.
Dadelijk hebben Burgemeester en Wethouders dien
directeur en den opzichter der reiniging bij zich ontboden
en beiden hebben pertinent ontkend, althans op hun last
was dat feit niet gepleegd. Daartegenover hield de di
recteur der fabriek vol, dat hij zijn bewering door getui
gen waar kon maken. Zoo stonden deze verklaringen
dus tegenover elkaar. Burgemeester en Wethouders
hebben om het volle licht te verkrijgen, en daar het feit
ook door anderen, kwaadwilligen, kon zijn gepleegd, een
onderzoek opgedragen aan den commissaris van politie
het rapport door dezen uitgebracht is bij de stukken
overgelegd. En wat blijkt daaruit? Dat van de op éclat
berekende beschuldiging van den directeur der Cartonfa
briek het „met opzet in de l'otmarge laten vloeien van
een groote hoeveelheid ier" geen woord waar is. Wat
is het geval De opzichter van de cartonfabriek hoorde
uit een herbergpraatje van twee werklieden der stads
reiniging, dat in den avond van den IJ Oct. weer ier zou
worden gepompt, 's Avonds S uur ging hij met nog
iemand in een bootje aan het terrein van het aschland
liggen. Later is daar nog een persoon bij hen gekomen.
Wat hebben deze waargenomen? Dat er uit of van onder
een aan den walkant van de l'otmarge staanden mestbult,
waarachter een ierloods of ierkuip ligt, ier zou zijn ge
vloeid in de Potmarge en wel over een breedte van
1.50 meter; dat zij door een stuk carton ter breedte van
20 centimeter te houden tegen de walbeschoeiing in 6
minuten tijd een emmervol ier hebben opgevangen en
later in dienzelfden tijd nog een emmervol. De direc
teur en opzichter van de reiniging ontkennen dit.
De opzichter zegt
1. Het ierloopeu uit dien bewusten mestbult is zóó
gering, dat het niet meer is dan druppelen.
2. Er was, behalve de ierloods achter den stal en de
put bij de houtloods, geen ierput vol, uit geen der ver
gaarbakkeu kan ier wegvloeien.
8. liet is eene besliste onmogelijkheid, dat in den
nacht van 18 op 14 October, of in den avond van 18
October ier, die van bet aschland vloeide, in emmers
kon worden opgevangen.
De directeur verklaart
1. liet is onmogelijk, dat er ier kan zijn gevloeid
in de ijnhornsterzijlsloot, want er drupt uit den daar
aan den wal staanden mestbult slechts zeer weinig ier en die
slechts wordt door dammetjes om die bult geleid naar eene
opening van den wal, waaruit die ier loopt in eene al
daar voor alle zekerheid liggende praam.
2. De ierputten zijn lang niet vol.
De verklaringen der partijen staan dus lijnrecht tegen
over elkaar. Spreker wil echter maar eens aannemen,
dat een gedeelte van die wegdruppelende ier niet in de
praam, doch in de Potmarge is gevloeid. Maar dan
vraagt hijin welke verhouding staat dat beetje tot de
enorme kwantiteit, die, volgens de beschuldiging van den
directeur der cartonfabriek, opzettelijk in de Potmarge zou
zijn geloosd? Wat belang zouden de directeur en de
opzichter van de reiniging er toch bij kunnen hebben
om die kleine hoeveelheid te laten wegvloeien? Hoe zou
den ze zoo dom zijn, om bun naam en carrière daarvoor
op het spel te zetten? Doch hij vraagt ook:
Hoe durft de directeur der cartonfabriek zulk eene
onware beschuldiging uitspreken
De groote vraag is hier: was er opzet
Die kleine hoeveelheid tegenover het kwantum van
pl.m. 1UÜ last, wijst zeker niet op opzet. Er was ier
berging genoeg, dus geenerlei aanleiding tot opzettelijk
loozen.
Er stond voor den directeur en opzichter te veel op
bet spel, om met opzet te zondigen. Spreker meent, dat
dus het opzet gerust kan worden ter zijde gesteld.
Dan blijft alleen onachtzaamheid over. Doch ook die
eventueele onachtzaamheid dient men te beschouwen in
het licht der buitengewone omstandigheden. Daarbij denke
men aan den lagen waterstand dezen zomer, die een ge-
regelden afvoer tegenhield; zoo moest er ophooping van
compost ontstaan. Hierdoor werd het bijna onmogelijk
algehecle afvloeiing te beletten. Het terrein zou dan
geheel geïsoleerd moeten worden.
Had de directeur der stroofabriek volstrekt eeu zon
debok willen zoeken, dan had bij zich liever moeten wen
den tot de schippers, die voortdurend onze waters ver
ontreinigen of tot de burgerij, die het menagewater,
ook liet ««c/ii-menagcwater in onze grachten laat loopen,
of nog beter tot zich zelf. Hij toch is een groote
verontreiriiger met zijn 4 urinoirs op het terrein dor fa
briek, die de urine van pl.m. 2ÜÜ arbeiders doen afloo-
pen in de Potmarge. Die directeur klaagt, dat door de
afvloeiende ier zijn ketels bederven: waarom zorgt hij
er dan niet voor, dat van zijn eigen terrein het water
niet door de scherpe urine wordt verontreinigd? Die
directeur zegt verder, dat het algemeen belang minstens
evenveel geschaad wordt als het zijne door de beweerde
verontreiniging der Potmarge. Die zorg voor liet alge
meen belang uit dien mond klinkt al heel zonderling;
te zonderlinger, waar de fabriek elke 24 uur 800 M\
of 8U.UUU liter afvalwater in de Potmarge loost. Spre
ker noemt het kras, dan nog over verontreiniging van
het water door een ander te durven spreken.
De heer de la Faille heeft gewezen op den onvol
doenden toestand van het terrein destijds. Maar deze
was te wijten aan de omstandigheden. Later is deze
verbeterd, volgons dien spreker, die Burgemeester en
M ethouders daarvoor dank brengt. Maar aan dezen is
niet in de eerste plaats die verbetering te danken wel
aan de verscheping der compost ten gevolge van den
meer gunstigen waterstand, waardoor in een paar maan
den tjjds niet minder dan pl.m. 2500 last compost en
plm. 1150 last ier kon worden verzonden en de open