60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1905. 6. Adres van L. F. Antonides om in huur te bekomen het bleekveld in liet Bagjjneklooster. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders ten fine van prae-advies. 7. dat het verslag van den toestand der gemeente over 1904 gereed is en eerlang in druk zal verschijnen. Wordt aangenomen voor kennisgeving. 8. dat bij openbare aanbesteding van liet doen van witwerken aan gemeentegebouwen is gegund perceelen 1 en VIII aan J. F. Wempe alhier, resp. voor ƒ55.en 30.-. perc. II en VI aan W. Golstein en J. G. Ilekkinga alhier, resp. voor 53.en 56. perc. III aan M. liinsma en A. M. lilomhoff voor 54. perc. IV en VII aan W. van der Vegte resp. voor 69.en 40.— perc. V aan J. II. Speckmann voor 51.- terwijl de levering van cernentriolen is gegund aan D. Veldhuis te Gouda en C. Jongenburger te Waddings veen tegen prijzen, naar de wijdte veranderende van 2.18 tot 0.60 per Meter; de levering van 28 rioolputton aan Gebrs. v. d. Vegte alhier voor 814. Wordt aangenomen voor kennisgeving. III. Wordt ter tafel gebracht: 1. I'rae-advies van Burgemeester en Wethouders omtrent een verzoek van het bestuur der Maatschappij van Schilder- en Teekenkunst, om gebruik te mogen maken van het bovenlokaal van het Beursgebouw op 22, 23 en 24 April voor het houden eener tentoonstelling. Heeft ter visie gelegen, om nog heden te worden be handeld. (Punt 7 der agenda.) 2. Alsvoren inzake het verzoek van de vereeniging van gemeentewerklieden „Ons Belang" alhier, om den aschkarman E. Boinmerson uit te betalen één dag loon als vergoeding voor den dag hechtenis, dien hij tenge volge van werkzaamheden in dienst der gemeente heeft moeten ondergaan. Wordt aan de orde gesteld voor een volgende verga dering. 3. Alsvoren omtrent het verzoek der Vereeniging van Veldarbeiders om voor de maaiers en hooiers een in het centrum der stad gelegen lokaal beschikbaar te willen stellen voor arbeidsbeurs. Wordt aan de orde gesteld voor een volgende verga dering. 4. Alsvoren omtrent het adres van T. van der Hoek en J. Rietstra, om een strook grond voor hunne woningen aan den Stienserweg nos. 44«, 44b en 44c in erfpacht te bekomen. Wordt aan de orde gesteld voor een volgende vergade ring. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wjjziging van het besluit tot heffing onder den naam van leges (Bijlage no. 11.) Wordt aan de orde gesteld voor een volgende verga dering. 6. Alsvoren om aan de Friesche Sportclub vergunning te verleenen tot het leggen van twee vaste bruggetjes over de sloot tusschen het terrein der gemeente en het Sportterrein aan den Westersingel en tot het dempen van een gedeelte sloot naast den bestaanden dam bij de brugwachters woning aldaar. Wordt aan de orde gesteld voor een volgende verga dering. IV. De heer Beucker Amlreae brengt rapport uit na mens de commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording der Stadsbank van Leening. Dit rapport wordt aan de orde gesteld voor een vol gende vergadering. V. Wordt overgegaan tot behandeling Van de op dell oproepingsbrief' vermelde punten. 1. Benoeming van eene onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de gemeenteschool no. 7, vacature mej. A. Braaksma. Van de op de voordracht geplaatste dames W. M. G. Eggink, tijdelijk onderwijzeres in de handwerken aan ge meentescholen 5 en 6 te Leeuwarden, C. E. M. V esten- dorp, tijdelijk onderwijzeres in de handwerken aan ge meenteschool 4, en L. de Vries, onderwijzeres in de handwerken aan de Openbare Lagere School te Iluizum, verkrijgen mej. Eggink 17 en mej. Westendorp 3 stem men, zoodat benoemd is mej. WM. G. Eggink. 2. Rapport der Commissieheiast geweest met het on derzoek eener af- en overschrijving op de beg rooting van het Stads-Ziekenhuisdienst 19U4. Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen machtiging verleend tot de af- en overschrijving. 3. Rapport der Commissieheiast geniest met het on derzoek eener af- en overschrijving op de hegrooting der Stad s-Armen kamer, dienst 1904. vereenkomstig de conclusie van het rapport wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen besloten, machtiging tot de af- en overschrijving te verleenen. 4. Rapport der Commissie, belast geweest met het onder zoek der rekening van den Prinsentuin, dienst 1904. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fedtlema doet opmerken, dat de rekening, zooals die door de commissie is nagezien en goedgevonden, geen melding maakt van het batig saldo, dat nog zal voortkomen uit het faillissement-Gratama. Spreker meent, dat het voor de volledigheid aanbeveling zou verdienen, dat nog in te voegen. De heer Duparc is van meening, dat de commissie met een dergelijk voorstel niet kon komen, omdat officieel haar niets anders bekend was dan het bestaan van een spaarbankboekje en eenig kasgeld. Wordt echter het voorstel der commissie aangenomen, dan volgt daaruit natuurlijk, dat als er later voor den Prinsentuin nog gelden worden ontvangen, daarmee eveuzoo zal worden gehandeld als met de nu aanwezige gelden, n.l. dat deze bij den Gemeenteontvanger zullen worden gestort. In de aanneming van het voorstel ligt voor Burgemeester en Wethouders voldoende vingerwijzing hoe verder te han delen. De heer Feddema meent toch, dat, waar de commissie het bestaan der pretentie in liet faillissement-Gratama kende, het juister ware geweest, daarvan melding te maken. Waar de commissie nu voorstelt, eeu bepaald bedrag in de gemeentekas te storten, volgt daaruit niet direct, dat dit ook zal gebeuren met hetgeen nog buiten dat bepaalde bedrag inkomt. Maar als de commissie meent, voldoende geadviseerd te hebben, wenscht spreker er geen bijzonder voorstel van te maken. De heer Duparc verklaart nader, dat niet moet worden over het hoofd gezien, dat het rapport alleen de rekening over 1904 betreft. Als er nu gelden worden ontvangen uit het faillissement-Gratama, dan behooren deze tot den dienst 1905. De commissie kon daarom niet adviseeren, wegens to verwachten baten uit dit faillissement. A erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 19^5 61 Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt met algemeene stemmen besloten tot goedkeuring der rekening. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van de vereeniging de, Ambachtsschooltot het maken van twee inritten vóór het gebouw aan de Jo hannes Semsstraat en aan de Vredeman de Vriesstraat. Zonder beraadslaging wordt overeenkomstig het prae- advies met algemeene stemmen besloten Aan de vereeniging „de Ambachtsschool" tot weder- opzeggens toe, vergunning te verleenen tot het hebben van twee inritten in gemeentegrond, gelijk nader is om schreven, onder voorwaarde: a. dat de aanleg van gemeentewege geschiede met kleine klinkers in zand, geheel ten koste van genoemde vereeniging b. dat voor den duur der vergunning de beide inrit ten met toebehooren steeds geheel ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, door en op kosten van de vereeniging moeten worden onderhouden in gelijke ma terialen als de gemeente de aan weerszijden daarvan gelegen trottoirs zal onderhouden; t'. dat de betaling der sub a genoemde kosten volgens door den Directeur der Gemeentewerken op te maken berekening, op eerste aanzegging moet geschieden ten kantore van den Gemeenteontvanger; d. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waar de inritten worden gemaakt en gedurende den tijd dat deze zullen bestaan, door de vereeniging of hare rechtverkrijgenden jaarlijks vóór of op 12 Mei, het eerst op 12 Mei 1905, ten kantore van den Gemeenteontvanger voor elkeu inrit zal moeten wor den betaald eene recognitie van ƒ0.50. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake een verzoek van het bestuur der Maatschappij van Schilder en Teekenkunstom gebruik te mogen maken van het bo venlokaal van het Beursgebouw op 22, 23 en 24 April a.s. voor het houden eener tentoonstelling. Zonder beraadslaging wordt met algemeene stemmen overeenkomstig het voorstel besloten tot inwilliging van het verzoek. 7. Prae-advies van Burgemeester en Weihouders in zake het adres van G. van huizen om een gedeelte van bouwblok XIa a f 3.10 per M'. inkoop temogen erlangen. Zonder beraadslaging wordt overeenkomstig de con clusie van het prae-advies met algemeene stemmen be sloten: afwijzend op het adres te beschikken. 8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek der Kamer van Arbeid voor deze gemeente om haar een jaarlijksch subsidie te verleenen ter bestrij ding der onkosten, gepaard gaande met de verzameling van inlichtingen op het gebied der arbeidsverhoudingen. Overeenkomstig de conclusie van het prae-advies wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen besloten adressante in antwoord te doen weten, dat op haar ver zoek afwijzend moet worden beschikt. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot voor- loopige vaststelling van den (Jen snppletoiren staat der openbare tot den gemeenen dienst van allen bestemde wa terstaatswerken in de gemeente Leeuwarden, tot wijziging van de primitieve staten dier werken, met eene betrekkelijke nota van den heer A. Duparc (Bijlage no. 9). De beraadslaging wordt geopend. De heer Duparc meent in zijn nota alles te hebben vermeld wat volgens hem noodig was. Mochten er echter bedenkingen in het midden worden gebracht dan zal hij trachten, die te weerleggen. De heer van Ketwich Verschuur doet opmerken, dat het aanhangig onderwerp zijn origine vindt in art. 137 der Provinciale Wet, dat zegt, dat Provinciale Staten het toezicht hebben op alle wateren, bruggen, wegen, waterwerken enz. in de provincie, hetgeen weer samenhangt met art. 192 der Grondwet. Dit aan de Provinciale Staten opgedragen toezicht, is in deze provincie gereglementeerd in 1882 (Prov. blad no. 33 van 1882). De geschiedenis van dit reglement is van langen adem geweest en het heeft heel wat moeite gekost, het nog zóó te krijgen, als het is geworden. Het eerste voorstel was uitgegaan van de Statenleden Mrs. van Panlmijs en van Blom; oorspronkelijk was het van veel grooteren omvang, daar ook de zorg voor den onderhoudsplicht in de voorgestelde regeling was opgenomen, maar daartegen bestonden bezwaren, waarover het ver handelde in de winterzittingder Staten van 1877 liet noodige licht verspreidt, liet reglement, zooals het geworden is, schept in een tabel of' staat het middel om te constateeren welke voorwerpen voor publieken dienst zijn bestemd, opdat, zoo lang dit noodig is, blijve wat eenmaal die bestemming heeft; zoo is het door de voorstellers gezegd. De wil van den wetgever is dan ook geweesthet catalogiseereu van bestaande objectendaarom meent spreker, dat de heer Duparc terecht heeft gezegd, dat de in het reglement bedoelde staat van waterstaatswerken een photogralie moet zijn van dat wat bestaat en niets anders of' meer. Het reglement, dat moet voor een ieder duidelijk zijn draagt geen wat men zou kunnen noemen preventief karakter. De aanhef spreekt van het toezicht op den tot den algcmccnen dienst bestemde waterstaatswerken en in art. 4 wordt bepaald, dat een suppletoiro lijst wordt opgemaakt „als de behoefte ontstaat," alzoo als de verandering bestaat; het reglement werkt enkel repressief, kan men zeggen, als alleen geldende voor bestaande zaken. De Raad heeft hier daarentegen te doen met een preventief' werkend voorstel, om n.l. vóór dat een voorwerp bestaat, het op den staat te brengen. Reeds is in de nota van den heer Duparc de geschie denis van de trapjesbrug over de Tuinen in herinnering gebracht. Het noodige daarover kan men lezen in da Handelingen van den Gemeenteraad van 1895 blz. 53. Men zal zich herinneren, dat daarop is gevolgd het Kon. Besluit van 30 Augustus 1895. Het geval zelf, door den heer Duparc in zijn nota reeds aangehaald, behoeft niet verder ontwikkeld te worden. Dat destijds de trap jesbrug werd weggenomen, vóórdat die van den staat was afgevoerd, is door Gedeputeerde Staten als onjuist ge- qualificeerd en spreker meent, dat dit de reden is waarom het Gemeentebestuur nu allereerst den staat in orde wil maken. Maar dat toch werkelijk het reglement alleen repressie en geen preventie bedoelt, daarvoor kan spreker zich ook nog beroepen op dat Kon. Besluit van 1895 inzake diezelfde trapjesbrug. Men kan het in bijzonderheden nalezen in de verzameling besluiten van den Raad van State, Afdeeling geschillen van bestuur, deel 35, pag. 442 en 53032. Daarbij werd verstaan „dat het reglement alleen de „vermelding op den staat bedoelt, van bestaarde werken." Zoo is het door het hoogste administratief gezag in 1895 begrepen. Het reglement en de staat werken dus alleen repressief en waar het hier een preventief voorstel geldt, n.l. iets op den staat te brengen dat nog niet bestaat, is spreker van oordeel, dat de Raad door aanneming er van buiten zijn boekje zou gaan. Noch het reglement, noch eenige wettelijke verordening bepaalt iets, dat het brengen van den nog slechts op het papier ontworpen dam in de l'otmarge op den staat en het in behandeling

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 3